In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 november 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Best. De heffingsambtenaar had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin het beroep van belanghebbende gegrond was verklaard. De rechtbank had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 182.000 en de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van proceskosten. De heffingsambtenaar stelde dat zijn hoger beroepschrift te laat was ingediend vanwege een fout in het postbusnummer, waardoor het beroepschrift retour was gekomen. Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar verantwoordelijk was voor de onjuiste adressering en dat er geen sprake was van verschoonbaarheid. Hierdoor werd het principaal hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Aangezien het principaal hoger beroep niet-ontvankelijk was, werd ook het incidenteel hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. Het hof besloot dat er geen griffierecht verschuldigd was, omdat in een samenhangende zaak griffierecht was geheven. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in cassatie te gaan.