In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een revindicatie-vordering met betrekking tot een Aston Martin. De appellante, Imex Hulst B.V., had de auto gekocht van een beschikkingsonbevoegde verkoper, Essex Car Engineering B.V. De geïntimeerde, de dochter van de oorspronkelijke eigenaar, vorderde de auto terug op basis van haar eigendom. Het hof oordeelde dat Imex niet te goeder trouw was, omdat zij niet had voldaan aan haar onderzoeksplicht bij de aankoop van de auto. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de eigendom van de auto pas zou overgaan na betaling van de restant koopsom van € 50.000, wat niet was gebeurd. Het hof bevestigde de eerdere vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de vordering van de geïntimeerde was toegewezen en Imex was veroordeeld in de proceskosten. Het hof concludeerde dat er geen rechtsgeldige overdracht van de auto aan Imex had plaatsgevonden en dat zij geen bescherming kon ontlenen aan artikel 3:86 lid 1 BW, omdat zij niet te goeder trouw was. De vordering van Imex om de Bentley terug te vorderen werd afgewezen, omdat deze niet relevant was voor de rechtsverhouding tussen de partijen.