ECLI:NL:GHSHE:2024:3375

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
200.328.462_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van revindicatio-vordering ter zake een tweedehands auto die is doorverkocht door beschikkingsonbevoegde

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een revindicatie-vordering met betrekking tot een Aston Martin. De appellante, Imex Hulst B.V., had de auto gekocht van een beschikkingsonbevoegde verkoper, Essex Car Engineering B.V. De geïntimeerde, de dochter van de oorspronkelijke eigenaar, vorderde de auto terug op basis van haar eigendom. Het hof oordeelde dat Imex niet te goeder trouw was, omdat zij niet had voldaan aan haar onderzoeksplicht bij de aankoop van de auto. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de eigendom van de auto pas zou overgaan na betaling van de restant koopsom van € 50.000, wat niet was gebeurd. Het hof bevestigde de eerdere vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de vordering van de geïntimeerde was toegewezen en Imex was veroordeeld in de proceskosten. Het hof concludeerde dat er geen rechtsgeldige overdracht van de auto aan Imex had plaatsgevonden en dat zij geen bescherming kon ontlenen aan artikel 3:86 lid 1 BW, omdat zij niet te goeder trouw was. De vordering van Imex om de Bentley terug te vorderen werd afgewezen, omdat deze niet relevant was voor de rechtsverhouding tussen de partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.328.462/01
arrest van 29 oktober 2024
in de zaak van
Imex Hulst B.V.,
gevestigd te Hulst,
appellante,
hierna aan te duiden als Imex,
advocaat: mr. D.L.A. van Voskuilen te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
[woonplaats] , Duitsland,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. M.J.F. van den Berg te Amsterdam.
op het bij exploot van dagvaarding van 12 april 2023 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van 2 februari 2022 en 18 januari 2023, door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, gewezen tussen Imex als gedaagde in conventie en eiseres in voorwaardelijke reconventie en [geïntimeerde] als eiseres in conventie en verweerder in voorwaardelijke reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/376392 / HA ZA 20-520)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord met producties;
  • de mondelinge behandeling, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.2.1.
Tussen [persoon A] en Essex Car Engineering B.V. (verder: Essex) is een
overeenkomst gesloten krachtens welke overeenkomst [persoon A] op 11 april 2015 aan
Essex een auto Aston Martin V8 Volante, voertuigidentificatienummer
SCFCV81C8TL15252, heeft geleverd in ruil waarvoor Essex een auto Bentley heeft
geleverd en een bedrag van € 50.000,00 zou bijbetalen. Het bedrag van
€ 50.000,00 is niet voldaan. [geïntimeerde] is de dochter van de inmiddels overleden [persoon A] en enig erfgenaam en rechtsopvolger.
3.2.2.
De Aston Martin is in juli 2016 door MP Trading in eigendom overgedragen aan
[persoon B] Properties XXXV B.V. (verder: [persoon B] ); de koopprijs ad € 75.000,00 is verrekend met een vordering van [persoon B] op MP Trading.
3.2.3.
Op 29 november 2016 heeft [persoon B] de auto aan Imex verkocht en geleverd tegen
betaling van € 75.000,00. Voor de verkoop heeft [persoon B] een zekere [persoon C]
ingeschakeld. [persoon C] handelt onder meer in klassieke auto's; hij heeft na de verkoop
aan Imex op diens verzoek de tenaamstelling op naam van Imex en het plaatsen op
Nederlands kenteken verzorgd. De tenaamstelling vond plaats op 17 februari 2017.
3.2.4.
Op 19 februari 2018 is Essex ontbonden; op 28 augustus 2019 is het faillissement
van Essex uitgesproken.
3.2.5.
Bij vonnis van 28 maart 2018 van het Landgericht München II is op vordering van
[persoon A] de overeenkomst tussen hem en Essex ontbonden en is Essex veroordeeld tot
teruglevering - met teruggave aan Essex van de Bentley - van de Aston Martin aan [persoon A]
en betaling van een schadevergoeding. Essex heeft zich in die procedure wel gesteld
maar heeft geen verweer gevoerd. De curator in het faillissement van Essex heeft het vonnis
ontvangen en heeft verklaard dat de auto niet is teruggevonden.
3.2.6.
[geïntimeerde] is in het bezit van de bij de Aston Martin behorende Kraftfahrzeugbrief met
de tenaamstelling op naam van [persoon A] , door partijen aangeduid als deel II van het
Duitse kentekenbewijs.
De procedure bij de rechtbank
3.3.1.
In de onderhavige procedure vorderde [geïntimeerde] in eerste aanleg - samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad Imex te veroordelen tot afgifte, op straffe van een dwangsom, van de Aston Martin aan [geïntimeerde] met veroordeling van Imex in de proceskosten.
3.3.2.
Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] ten grondslag gelegd dat zij als rechtsopvolgster van [persoon A] eigenaar is van de Aston Martin. Met Essex was overeengekomen dat de eigendom van de auto pas zou worden overgedragen als de restant koopsom van € 50.000,00 zou zijn betaald en dat is niet gebeurd. Uit het vonnis van het Landgericht München II blijkt ook dat [geïntimeerde] eigenaar is. Volgens [geïntimeerde] heeft Imex niet voldaan aan haar onderzoeksplicht bij aankoop van de Aston Martin. Zo zijn de kentekenpapieren niet door Imex onderzocht en daarnaast is de auto veel meer waard is dan wat Imex er bij aankoop voor heeft betaald, aldus [geïntimeerde] .
3.3.3.
Bij incidentele conclusie heeft Imex verzocht om [persoon B] in vrijwaring op te roepen. In het vonnis in incident van 23 december 2020 heeft de rechtbank de vordering van Imex om [persoon B] in vrijwaring op te roepen toegewezen. Imex heeft vervolgens [persoon B] in vrijwaring opgeroepen en in de vrijwaringszaak gevorderd [persoon B] te veroordelen om aan Imex te betalen datgene waartoe Imex in conventie in de hoofdzaak wordt veroordeeld en subsidiair een zodanige voorziening in lijn met het gevorderde te treffen als de rechtbank zal menen te behoren.
3.3.4.
Imex heeft in de hoofdzaak gemotiveerd verweer gevoerd. Tevens heeft zij een voorwaardelijke eis in reconventie ingesteld voor het geval zij de auto dient af te geven aan [geïntimeerde] . Imex vorderde in dat geval, dat [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot betaling aan Imex van € 121.125,98. Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat zij aan de auto reparaties heeft doen verrichten tot een bedrag van € 36.125,98, dat de auto daardoor in waarde is gestegen en dat door teruggave zonder vergoeding van die kosten [geïntimeerde] ongerechtvaardigd zou worden verrijkt. Daarnaast heeft [persoon A] bij de transactie met Essex de eigendom van de Bentley verworven en het zou in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn als [geïntimeerde] naast de Aston Martin ook eigenaar zou zijn van de Bentley. Imex vorderde de door Essex en [persoon A] overeengekomen waarde van die Bentley van € 85.000,00. Door [geïntimeerde] is gemotiveerd verweer gevoerd tegen de voorwaardelijk reconventionele vordering.
3.3.5.
In het tussenvonnis van 17 februari 2021 heeft de rechtbank een mondelinge behandeling gelast, die op 23 september 2021 heeft plaats gehad.
3.3.6.
In het tussenvonnis van 2 februari 2022 heeft de rechtbank in de hoofdzaak Imex opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen op grond waarvan moet worden aangenomen dat zij bij de aankoop van de Aston Martin aangemerkt kan worden als koper te goeder trouw.
3.3.7.
In het eindvonnis van 18 januari 2023 heeft de rechtbank in de hoofdzaak Imex niet in de bewijslevering geslaagd geacht. Op grond daarvan heeft de rechtbank de conventionele vordering van [geïntimeerde] toegewezen en Imex in de proceskosten veroordeeld. In reconventie heeft de rechtbank [geïntimeerde] veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van betaling aan Imex een bedrag van € 15.000,00 te voldoen. Tevens is daarbij bepaald dat Imex de Aston Martin eerst aan [geïntimeerde] behoeft af te geven na betaling van dit bedrag. De proceskosten in reconventie zijn gecompenseerd. Tot slot heeft de rechtbank in de vrijwaringszaak [persoon B] veroordeeld om aan Imex een bedrag te betalen van € 75.000,00 met veroordeling van [persoon B] in de proceskosten.
De procedure in hoger beroep
3.4.
Imex heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd. Imex heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beroepen vonnissen en primair tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] en subsidiair tot toewijzing van de in hoger beroep gewijzigde eis om, voor zover Imex wordt gehouden de Aston Martin terug te leveren, Eckard te veroordelen tot teruglevering van de aan (het hof begrijpt: ‘in’) de originele overeenkomst aan Essex toebehorende Bentley aan Imex, te vermeerderen met de gemaakte kosten van € 36.125,98 en veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
3.5.
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd, de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van de vonnissen waarvan beroep, afwijzing van de vorderingen van Imex, met veroordeling van Imex in de proceskosten in hoger beroep.
Bevoegdheid en toepasselijke recht
3.6.
[geïntimeerde] was ten tijde van de inleidende dagvaarding woonachtig in Duitsland. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten. Terecht is door partijen noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep ter discussie gesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil en dat Nederlands recht daarbij van toepassing is. Ook het hof gaat daarvan uit.
Eiswijziging
3.7.
Imex heeft in hoger beroep haar eis gewijzigd zoals is weergegeven onder rov. 3.4. [geïntimeerde] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijzing van Imex. Het hof ziet geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Recht zal worden gedaan op de gewijzigde eis.
De beoordeling in hoger beroep
3.8.
Met haar eerste grief betoogt Imex dat de tussen [persoon A] en Essex gesloten overeenkomst niet is ontbonden en dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het vonnis van het Landgericht München II ten uitvoer kan worden gelegd. Imex voert ter toelichting aan dat Essex al op 19 februari 2018 was ontbonden, waardoor de onderneming niet meer bestond op het moment dat de overeenkomst werd ontbonden door het Landsgericht München II bij het verstekvonnis van 28 maart 2018. Daarnaast bestond als gevolg van het latere faillissement van Essex deze rechtspersoon in elk geval niet meer voor wat betreft haar schulden, aldus Imex. [persoon A] had louter een vordering tot voldoening van de restant koopprijs kunnen indienen in het faillissement van Essex, hetgeen niet is gebeurd. Voorts is volgens Imex onjuist dat [geïntimeerde] op grond van het bezit van het Kraftfahrzeugschein eigenaar is gebleven van de Aston Martin, nu door de Duitse RDW een afmeldbewijs was afgegeven, waardoor het eigenaarsbewijs waardeloos is geworden.
3.9.
Grief 1 faalt. Hiervoor is het volgende redengevend. Het is onjuist dat de ontbinding van Essex op 19 februari 2018 in de weg staat aan de door het Landsgericht München II op 28 maart 2018 uitgesproken ontbinding van de overeenkomst tussen [persoon A] en Essex (HR 11 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX9762 (https://www.inview.nl/document/id9c818f20c44f44d58331cdb4b369e44a)). Evenmin is juist dat het nadien op 28 augustus 2019 uitgesproken faillissement van Essex ertoe leidt dat [persoon A] louter de vordering tot voldoening van de restant koopsom in het faillissement had kunnen indienen. Imex heeft niet, althans onvoldoende onderbouwd waarop zij een en ander baseert. Er is geen rechtsregel die [persoon A] , althans zijn dochter en enig erfgenaam, verhindert om in de gegeven omstandigheden mede op basis van het vonnis van het Landsgericht München II een vordering tot revindicatie van de Aston Martin tegen Imex in te stellen.
3.10.
Dat [geïntimeerde] geen eigenaar van de Aston Martin is vanwege de afgifte door de Duitse RDW van een afmeldbewijs heeft Imex niet met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Door [geïntimeerde] is gemotiveerd en met stukken onderbouwd betwist dat de Duitse RDW een afmeldbewijs ter zake het Kraftfahrzeugschein heeft afgegeven, onder meer door verwijzing naar de brief van de Duitse RDW van 16 maart 2020. Dit betekent dat het hof conform het vonnis van het Landgericht München II ervan uit gaat dat de overeenkomst tussen [persoon A] en Essex is ontbonden en dat dit vonnis in beginsel ten uitvoer kan worden gelegd.
3.11.
Met grief 2 voert Imex aan dat geen sprake is van een door [persoon A] gemaakt eigendomsvoorbehoud jegens Essex. Daarnaast betoogt Imex dat zij voldoende onderzoek heeft gedaan naar het kentekenbewijs, dat zij wel is geslaagd in het haar opgedragen bewijs en dat wel aangenomen kan worden dat zij te goeder trouw is. Ter toelichting stelt Imex dat de koopovereenkomst tussen Essex en [persoon A] niet is overeengekomen onder de opschortende voorwaarde van een eigendomsvoorbehoud. Verder wijst Imex op de rol van de door haar ingeschakelde specialist [persoon C] , op de afmelding van deel II van het Duitse kentekenbewijs en de afgifte door de RDW van een Nederlands kentekenbewijs. Gelet op het feit dat door Imex een prijs is betaald aan [persoon B] van € 75.000,- voor de Aston Martin is sprake van een rechtsgeldige overdracht, aldus Imex.
3.12.
Het hof stelt het volgende voorop. Artikel 3:84 lid 1 BW bepaalt dat voor de overdracht van een goed wordt vereist een levering krachtens geldige titel, verricht door een beschikkingsbevoegde. Wanneer sprake is van een beschikkingsonbevoegde vervreemder, kan een koper in bepaalde gevallen bescherming ontlenen aan het bepaalde in artikel 3:86 lid 1 BW. Daarvoor is nodig dat sprake is van een overdracht van het goed anders dan om niet en dat de koper ten tijde van de overdracht te goeder trouw was. Bij de koop van een tweedehands auto is voor een geslaagd beroep op goede trouw in de zin van artikel 3:86 lid 1 jo art. 3:11 BW in beginsel vereist dat degene die een tweedehands auto verkrijgt, de autopapieren heeft onderzocht, waaronder, kentekenbewijs deel II. De tenaamstelling van het kenteken van de auto kan immers uitsluitend worden overgeschreven met dit bewijs, dat speciaal daartoe door de wetgever in het leven is geroepen teneinde de niet rechtmatige vervreemding van motorvoertuigen tegen te gaan (HR 21 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR3057).
3.13.
Tegen de achtergrond van deze maatstaf is het aan Imex om voldoende feiten en omstandigheden te stellen, en zo nodig te bewijzen, waaruit volgt dat de Aston Martin is geleverd door een beschikkingsbevoegde en, voor zover daarvan geen sprake is, dat zij voldoet aan de eisen die artikel 3:86 lid 1 BW stelt. Door Imex is immers een beroep gedaan op de met [persoon B] gesloten koopovereenkomst ter zake de Aston Martin en op de bescherming die art. 3:86 lid 1 BW biedt. Naar het oordeel van het hof is datgene wat Imex aanvoert onvoldoende voor een rechtsgeldige overdracht als bedoeld in art. 3:84 BW en voor een geslaagd beroep op de goede trouw van artikel 3:86 lid 1 en daarmee voor het aannemen van een rechtmatige verkrijging van de eigendom van de Aston Martin door Imex. Het volgende ligt aan dit oordeel ten grondslag.
3.14.
Tussen partijen staat vast dat op 11 april 2015 tussen [persoon A] en Essex een overeenkomst ter zake de Aston Martin is gesloten, waarna MP Trading in juli 2016 de Aston Martin heeft overdragen aan [persoon B] , die op haar beurt op 29 november 2016 de auto aan Imex heeft verkocht (zie rov. 3.2.1 – 3.2.3.). Voor zover Imex betoogt dat zij eigenaar is geworden van de Aston Martin nu geen sprake is van een door [persoon A] gemaakt eigendomsvoorbehoud bij de verkoop van de auto aan Essex, kan Imex in dit verweer niet gevolgd worden. [geïntimeerde] heeft gesteld dat de eigendom van de Aston Martin pas zou overgaan nadat de restant koopsom van € 50.000,- zou zijn voldaan, waarna het Kraftfahrzeugschein (Teil II van de Zulassungsbescheinigung) zou worden verstrekt door [persoon A] aan Essex. Als onweersproken staat vast dat Essex de restant koopsom aan [persoon A] niet heeft voldaan en dat [geïntimeerde] nog steeds in het bezit is van het Kraftfahrzeugschein (vergelijkbaar met deel II van het Nederlandse kentekenbewijs). Dat duidt erop dat [geïntimeerde] eigenaar is van de Aston Martin. Dienovereenkomstig is ook geoordeeld in het vonnis van het Landgericht München II, waarbij de overeenkomst tussen [geïntimeerde] en Essex is ontbonden en Essex is veroordeeld tot onder meer teruglevering van de Aston Martin aan [geïntimeerde] . Aan dit vonnis gaat Imex ten onrechte voorbij. Zoals overwogen in rov. 3.10. neemt het hof dit tot uitgangspunt en dat betekent dat [persoon B] beschikkingsonbevoegd was bij de verkoop van de Aston Martin aan Imex zodat in beginsel geen sprake is van een rechtsgeldige overdracht van het voertuig aan Imex als bedoeld in artikel 3:84 BW.
3.15.
Voor wat betreft het beroep van Imex op derdenbescherming uit hoofde van artikel 3:86 lid 1 BW voert Imex naar het oordeel van het hof onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aan om aan te nemen dat sprake is van de daarvoor vereiste goede trouw als bedoeld in artikel 3:11 BW. Imex heeft niet voldaan aan de op haar rustende onderzoeksplicht bij de aankoop van de Aston Martin. Dat door Imex, althans [bestuurder van Imex] , onderzoek is gedaan naar de kentekenpapieren van de Aston Martin volgt niet uit de door [bestuurder van Imex] in eerste aanleg afgelegde getuigenverklaring. Ook uit de verklaring die in eerste aanleg is afgelegd door de door Imex ingeschakelde [persoon C] blijkt niet dat deze enig onderzoek daarnaar heeft verricht, laat staan dat dit onderzoek is voorafgegaan aan het sluiten van de koopovereenkomst tussen Imex en [persoon B] . Louter de omstandigheid dat [bestuurder van Imex] , na het sluiten van de koopovereenkomst [persoon C] heeft verzocht om de Aston Martin op een Nederlands kenteken te laten plaatsen is in dit kader niet voldoende. Anders dan Imex aanvoert is hierbij evenmin van voldoende belang dat [persoon C] een specialist is die dergelijke transacties vaker beroepsmatig verzorgt. Verder is niet gesteld of gebleken dat Imex (of [persoon C] ) navraag heeft gedaan naar de herkomst van de Aston Martin en / of de voorafgaande koopovereenkomst waarbij [persoon B] de Aston Martin heeft verkregen.
3.16.
Voor zover Imex aanvoert dat onderzoek naar de autopapieren en de herkomst van de auto in dit geval achterwege mocht blijven gelet op de reputatie van de persoon [persoon B] is daarvoor geen grond. Imex had een dergelijk onderzoek niet achterwege mogen laten, ook niet wanneer vast zou komen te staan dat de prijs van € 75.000,- marktconform is, hetgeen [geïntimeerde] gemotiveerd heeft betwist. Dat de RDW uiteindelijk wel een Nederlands kenteken ten behoeve van de Aston Martin heeft afgegeven maakt het voorgaande niet anders. Een betrouwbare, internationale handel in tweedehands voertuigen is - anders dan Imex aanvoert - juist gebaat bij het voldoen aan de op de koper rustende onderzoeksplicht. Het systeem van de autopapieren en met name kentekenbewijs deel II – en het onderzoek daarnaar - is nu juist bedoeld om de niet rechtmatige vervreemding van motorvoertuigen tegen te gaan (HR 21 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR3057). Controle van de
autopapieren zou hebben opgeleverd dat het Kraftfahrzeugschein (Teil II van de
Zulassungsbescheinigung) ontbrak, nu dat nog in het bezit was van [geïntimeerde] . Dat een afmeldbewijs voor het Kraftfahrzeugschein is afgegeven is door Imex wel gesteld, maar dit is – mede gelet op de gemotiveerde betwisting – onvoldoende onderbouwd door Imex zoals hiervoor door het hof reeds is overwogen (rov. 3.10.). De getuigenverklaringen die [bestuurder van Imex] en [persoon C] in eerste aanleg hebben afgelegd bieden hiervoor evenmin steun.
3.17.
Dit betekent dat Imex geen derdenbescherming toekomt uit hoofde van artikel 3:86 lid 1 BW nu de daarvoor vereiste goede trouw ontbreekt. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die rechtvaardigen dat een uitzondering wordt gemaakt op het hiervoor in rov. 3.12. genoemde vereiste voor een geslaagd beroep op de goede trouw. Grief 2 faalt.
3.18.
Grief 3 is gericht tegen de proceskostenveroordeling van Imex in conventie in de procedure in eerste aanleg. Ter toelichting heeft Imex volstaan met een verwijzing naar hetgeen door haar is aangevoerd bij grief 2. Nu grief 2 faalt, kan grief 3 evenmin slagen.
3.19.
Imex voert met grief 4 aan dat [geïntimeerde] door teruggaaf van de Aston Martin ongerechtvaardigd wordt verrijkt, doordat Imex veel reparatiekosten heeft gemaakt waardoor de waarde van de auto is gestegen. Ter toelichting wijst Imex onder overlegging van diverse facturen op het bedrag van in totaal € 36.125,98 dat door haar ter reparatie van de Aston Martin is betaald. De rechtbank heeft terecht tot uitgangspunt voor de beoordeling genomen dat, nu Imex geen bezitter te goeder trouw is, vergoeding van gemaakte kosten slechts in aanmerking komt voor zover [geïntimeerde] bij achterwege blijven daarvan ongerechtvaardigd zou worden verrijkt en voor zover de kosten in redelijkheid zijn gemaakt. De rechtbank heeft het bedrag dat voor toewijzing in aanmerking komt ex aequo et bono vastgesteld op € 15.000,- en er is in hoger beroep geen aanleiding om meer toe te wijzen. De stelling dat de waarde van de auto door de werkzaamheden aanzienlijk is gestegen, is daarvoor niet toereikend. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat Imex deze werkzaamheden (gedeeltelijk) heeft laten verrichten terwijl zij al bekend was met het (gepretendeerde) eigendomsrecht van [geïntimeerde] . Om die reden wordt grief 4 verworpen.
3.20.
Met grief 5 betoogt Imex dat afgifte van de Aston Martin naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is nu zij voldoende heeft aangetoond dat zij te goeder trouw is. Afgifte van de Aston Martin heeft tot gevolg dat [geïntimeerde] ongerechtvaardigd wordt verrijkt, nu [geïntimeerde] ook in het bezit blijft van de Bentley. Daarom moet in het onverhoopte geval dat Imex gehouden is tot teruglevering van de Aston Martin, [geïntimeerde] veroordeeld worden tot teruglevering van de oorspronkelijk aan Essex toebehorende Bentley aan [geïntimeerde] , althans moet zij de waarde daarvan aan Imex vergoeden, aldus Imex.
3.21.
Gelet op falen van overige grieven kan niet worden aangenomen dat afgifte van de Aston Martin aan [geïntimeerde] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Voor zover is gevorderd om de Bentley af te geven aan Imex, althans de waarde daarvan aan Imex te vergoeden wijst het hof deze vordering af nu door haar niet is toegelicht op grond waarvan deze vordering toegewezen kan worden. De Bentley was onderdeel van een contractuele relatie tussen [persoon A] en Essex. Imex staat daar buiten en kan daar in dit opzicht geen rechten aan ontlenen. Kortom, grief 5 faalt.
Slotsom
3.22.
De slotsom is dat het hoger beroep van Imex niet leidt tot vernietiging van de bestreden vonnissen. Bewijslevering is gelet op het voorgaande niet aan de orde. Overigens heeft Imex ook niet een voldoende geconcretiseerd en gespecificeerd bewijsaanbod gedaan, mede gelet op de omstandigheid dat in eerste aanleg reeds bewijslevering heeft plaats gevonden. Dit betekent dat de vonnissen van 2 februari 2022 en 18 januari 2023 dienen te worden bekrachtigd. Het door Imex in hoger beroep meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
3.23.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Imex worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen vastgesteld worden op:
  • Griffierechten € 343,-
  • Salaris advocaat € 2.428,- (2 punten x tarief II)
  • Nakosten € 178,- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.949,-.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep;
veroordeelt Imex in de proceskosten in hoger beroep, en begroot deze kosten aan de zijde van [geïntimeerde] op € 2.949,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Imex niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het arrest daarna wordt betekend, dan moet Imex € 92,- extra betalen vermeerderd met de kosten van betekening.
verklaart bovenstaande proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het door Imex in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. de Haan, A.C. van Campen en M.C. Schepel en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 oktober 2024.
griffier rolraadsheer