ECLI:NL:HR:2011:BR3057

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01947
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • J.C. van Oven
  • W.D.H. Asser
  • C.E. Drion
  • G. Snijders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van arrest inzake bezitloos pandrecht op tweedehands auto

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen DFM N.V. en Mobiel Lease B.V. De zaak betreft de vraag of DFM een bezitloos pandrecht heeft op een tweedehands auto die door Mobiel Lease is aangeschaft van [B] B.V., die in staat van faillissement was verklaard. DFM, die zich bezighoudt met het verstrekken van financieringen in de autobranche, had een raamovereenkomst met [A] B.V. en [B] B.V. waarin een bezitloos pandrecht op de auto was bedongen. Mobiel Lease had de auto gekocht van [B] zonder te controleren of [B] in het bezit was van het kentekenbewijs deel II, wat essentieel is voor de overdracht van eigendom.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van DFM tot afgifte van de auto toegewezen, maar Mobiel Lease heeft in plaats van de auto af te geven, € 18.000,-- aan DFM betaald onder voorbehoud van de uitkomst van de procedure. Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft de vordering van DFM echter afgewezen, met de redenering dat Mobiel Lease geen reden had om te twijfelen aan de beschikkingsbevoegdheid van [B].

De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en geoordeeld dat voor een geslaagd beroep op goede trouw, zoals bedoeld in artikel 3:86 BW, vereist is dat de koper de autopapieren, waaronder het kentekenbewijs deel II, heeft onderzocht. De Hoge Raad oordeelde dat Mobiel Lease niet te goeder trouw kon zijn, omdat zij niet had gecontroleerd of [B] het kentekenbewijs deel II bezat. De zaak is verwezen naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling en beslissing.

Uitspraak

21 oktober 2011
Eerste Kamer
10/01947
DV/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DFM N.V.,
gevestigd te Amersfoort,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff,
t e g e n
MOBIEL LEASE B.V.,
gevestigd te Breda,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als DFM en Mobiel Lease.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 202512/KG ZA 09-199 van de voorzieningenrechter te Breda van 3 juni 2009;
b. het arrest in de zaak 200.036.688 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 23 februari 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft DFM beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Mobiel Lease heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot afdoening als in de conclusie in alinea 31 aanbevolen.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:
(i) Tussen DFM - die zich bedrijfsmatig bezighoudt met het verstrekken van financieringen in de autobranche -, [A] B.V. (hierna [A]) en [B] BV te [plaats] (hierna [B]) is een raamovereenkomst gesloten die ertoe strekt dat [A] onder het voorbehoud van een bezitloos pandrecht auto's aan [B] levert voor demonstraties en proefritten en dat die leveringen worden gefinancierd door DFM.
De financiering houdt in dat DFM de prijs van de desbetreffende auto ineens aan [A] betaalt en dat [B] de met rente en/of kosten vermeerderde prijs in twaalf maandelijkse termijnen aan DFM aflost, aan welke vennootschap de aan [A] toekomende vorderings- en pandrechten worden overgedragen.
(ii) De overeenkomst bepaalt dat, tot meerdere zekerheid van al hetgeen [B] uit hoofde van enige met [A] te sluiten "Demo Leen Overeenkomst" (hierna DLO) aan [A] verschuldigd is en/of in de toekomst verschuldigd mocht worden, [A] zich bij voorbaat een bezitloos pandrecht voorbehoudt op de door haar in het kader van de desbetreffende DLO aan [B] te leveren auto.
Dat pandrecht komt volgens de overeenkomst eerst te vervallen op het moment waarop [B] met betrekking tot een auto jegens [A] respectievelijk DFM volledig aan haar verplichtingen heeft voldaan uit hoofde van de ter zake van die auto gesloten DLO.
(iii) De overeenkomst houdt voorts in dat het [B] onder andere niet is toegestaan een auto te vervreemden, zolang daarop een bezitloos pandrecht rust.
(iv) [B] heeft in augustus 2008 een door [A] geleverde auto verkocht en geleverd aan Mobiel Lease. Mobiel Lease heeft de auto ingevolge een leaseovereenkomst ter beschikking gesteld aan een klant.
(v) Kentekenbewijs deel I B van de auto stond op naam van [B]. De auto stond ook, naar Mobiel Lease voorafgaand aan de levering is nagegaan, op naam van [B] geregistreerd bij de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW). Het kentekenbewijs deel II, het zogenaamde overschrijvingsbewijs, was evenwel in bezit van DFM en is door [B] dan ook niet aan Mobiel Lease getoond of afgegeven.
(vi) [B] is op 30 januari 2009 in staat van faillissement verklaard.
3.2 Volgens DFM heeft zij een bezitloos pandrecht op de auto nu [B] de met betrekking tot de auto aan haar verschuldigde termijnen niet heeft voldaan. Nu Mobiel Lease bij de koop en levering niet heeft gecontroleerd of [B] in het bezit was van kentekenbewijs deel II, was zij niet te goeder trouw in de zin van art. 3:86 lid 2 BW en is het bezitloos pandrecht van DFM niet vervallen door de overdracht aan Mobiel Lease. DFM vordert op grond hiervan in dit kort geding afgifte van de auto.
De voorzieningenrechter heeft deze vordering toegewezen. Naar aanleiding hiervan heeft Mobiel Lease, in plaats van de auto af te geven, € 18.000,-- aan DFM betaald, onder voorbehoud van de uitkomst van deze procedure.
3.3 Het hof heeft de vordering van DFM alsnog afgewezen. Volgens het hof bestond er voor Mobiel Lease geen reden te twijfelen aan de beschikkingsbevoegdheid van [B], nu deze een erkend merkdealer was, het ging om een nagenoeg nieuwe demonstratieauto en de tenaamstelling bij de RDW bevestigde dat [B] eigenaar van de auto was. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat het bij transacties als de onderhavige tussen een merkdealer en een leasemaatschappij gebruikelijk is dat het kentekenbewijs eerst na aflevering van de auto wordt toegezonden.
3.4 Het middel keert zich terecht tegen dit oordeel. Zoals is beslist in HR 4 april 1986, LJN AB9446, NJ 1986/810 en HR 7 oktober 2005, LJN AU2555, NJ 2006/351, is voor een geslaagd beroep op goede trouw in de zin van (thans) art. 3:86 leden 1 en 2 BW vereist dat degene die een tweedehands auto verkrijgt, de autopapieren heeft onderzocht, waaronder, thans, kentekenbewijs deel II. De tenaamstelling van het kenteken van de auto kan immers uitsluitend worden overgeschreven met dit bewijs, dat speciaal daartoe door de wetgever in het leven is geroepen, zulks teneinde de niet rechtmatige vervreemding van motorvoertuigen tegen te gaan. De tenaamstelling van kentekenbewijs deel I B en de registratie bij de RDW betekenen niet zonder meer dat sprake is van eigendom of onbezwaarde eigendom. De door het hof in aanmerking genomen omstandigheden brengen (dan ook) geen verandering in het bestaan van genoemde onderzoeksplicht van de verkrijger. Er is in dit geval dan ook geen andere slotsom mogelijk dan dat Mobiel Lease niet heeft mogen aannemen dat [B] beschikkingsbevoegd was.
3.5 Het arrest van het hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen, nu nog dient te worden beslist over de verweren van Mobiel Lease die het hof in rov. 4.6 en 4.11 van zijn arrest noemt.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 23 februari 2010;
verwijst de zaak ter verdere behandeling en beslissing naar het gerechtshof te Arnhem;
veroordeelt Mobiel Lease in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de DFM begroot op € 621,18 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven, W.D.H. Asser, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 21 oktober 2011.