ECLI:NL:GHSHE:2024:3273

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
20-002960-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling voor meermalen gepleegd seksueel misbruik van minderjarigen en bezit van kinderpornografisch materiaal

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1957, werd beschuldigd van meerdere ernstige zedendelicten, waaronder het seksueel misbruiken van minderjarigen en het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. De tenlastelegging omvatte onder andere het bezit van een gegevensdrager met afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij minderjarigen betrokken waren, ontuchtige handelingen met minderjarigen, verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan deze misdrijven, waarbij hij zijn positie als pleegvader en leraar heeft misbruikt om de slachtoffers te manipuleren en te dwingen tot seksuele handelingen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 78 maanden, met aftrek van voorarrest, en de in beslag genomen gegevensdragers werden onttrokken aan het verkeer. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de gevolgen van het misbruik ondervinden. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002960-20
Uitspraak : 11 oktober 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 16 december 2020, in de strafzaak met parketnummer 03-661036-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
wonende te [adres 1] (huisnummer volgens opgave van de verdachte).
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezen verklaard, dat gekwalificeerd als:
  • ‘een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt is betrokken, in bezit hebben’ (feit 1),
  • ‘met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd’ (feit 2),
  • ‘met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd’ (feit 3),
  • ‘verkrachting, meermalen gepleegd’ (feit 4),
  • ‘feitelijke aanranding van de eerbaarheid’ (feit 5),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] integraal toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tenslotte heeft de rechtbank een beslissing genomen ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de beslissing ten aanzien van het beslag in die zin dat de inbeslaggenomen gegevensdragers en de bestrijdingsmiddelen dienen te worden onttrokken aan het verkeer en de medicijnen moeten worden teruggegeven aan de verdachte.
Door en namens de verdachte is integrale vrijspraak van het tenlastegelegde betoogd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 28 november 2017 te [pleegplaats], in de gemeente [gemeente], althans in Nederland,
afbeeldingen, te weten foto's en/of films, en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten een laptop en/of een telefoon,
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft verspreid, openlijk tentoongesteld, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis oraal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of (foto 2, blz 835, foto 3, blz 835)
en/of het met de/een mond en/of hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of (foto 1, blz 835)
en/of het masturberen door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarbij de focus op de stijve penis van die persoon ligt, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (film 1, blz 835).
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2008 tot en met 21 oktober 2012 op een of meerdere plaatsen in België en/of te [pleegplaats], in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte (telkens) zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht, terwijl die [slachtoffer 1] aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
3.hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2008 tot en met 21 oktober 2012 op een of meerdere plaatsen in België en/of te [pleegplaats], in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande die ontucht (telkens) hieruit dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 1] heeft gekust en/of
- die [slachtoffer 1] heeft afgetrokken en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gepijpt en/of
- zich heeft laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of
- zich anaal heeft laten penetreren door die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
4.hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2012 tot en met 10 juni 2017 te [pleegplaats], in de gemeente [gemeente] meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of
- zich anaal laten penetreren door die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] afgetrokken en/of
- die [slachtoffer 1] gepijpt
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte,
- misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of van het psychische en/of emotionele overwicht dat hij, verdachte, (als pleegvader) had op die [slachtoffer 1] en/of
- misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat die [slachtoffer 1] in hem, verdachte, als pleegvader had en/of
- die [slachtoffer 1] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en/of - zich dominant en/of dwingend en/of controlerend en/of agressief heeft opgesteld ten opzichte van die [slachtoffer 1] en/of
- een situatie heeft doen ontstaan waaraan die [slachtoffer 1] zich niet kon onttrekken en/of waarin die [slachtoffer 1] zich niet kon verzetten en (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
5.hij in of omstreeks de periode van 1 december 2016 tot en met 10 juni 2017 te [pleegplaats], in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen en/of de penis en/of de ballen en/of de anus van die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 2] (meermalen) thuis heeft uitgenodigd waarbij alcohol en/of verdovende middelen werden gebruikt en/of
- die [slachtoffer 2] (meermalen) heeft gemasseerd en/of
- daarbij op die [slachtoffer 2] is gaan zitten en/of
- daarbij onverhoeds de billen en/of de penis en/of de anus en/of de ballen van die [slachtoffer 2] heeft betast en/of
- (meermalen) seksueel getinte opmerkingen heeft gemaakt tegen die [slachtoffer 2] en/of
- misbruik heeft gemaakt van de vertrouwensband tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 2] en/of misbruik heeft gemaakt van het feit dat hij, verdachte, docent was op de school waar die [slachtoffer 2] leerling was en/of
- misbruik heeft gemaakt van het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 2] en/of het psychische en/of emotionele overwicht dat hij, verdachte, op die [slachtoffer 2] had.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op 28 november 2017 te [pleegplaats], in de gemeente [gemeente],
een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen, te weten een laptop, van seksuele gedragingen,
waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (foto 2, blz 835) en
het met een mond en hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (foto 1, blz 835) en
het masturberen door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarbij de focus op de stijve penis van die persoon ligt, waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (film 1, blz 835);
2.hij in de periode van 22 oktober 2008 tot en met 21 oktober 2012 op een of meerdere plaatsen in België en te [pleegplaats], in de gemeente [gemeente], meermalen met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, telkens buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte (telkens) zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht, terwijl die [slachtoffer 1] aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd;
3.hij in de periode van 22 oktober 2008 tot en met 21 oktober 2012 op een of meerdere plaatsen in België en te [pleegplaats], in de gemeente [gemeente], meermalen met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontucht hieruit dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 1] heeft gekust en
- die [slachtoffer 1] heeft afgetrokken en
- die [slachtoffer 1] heeft gepijpt en
- zich heeft laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en
- zich anaal heeft laten penetreren door die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd;
4.hij in de periode van 22 oktober 2012 tot en met 10 juni 2017 te [pleegplaats], in de gemeente [gemeente], meermalen door andere feitelijkheden en/of bedreiging met andere feitelijkheden
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en
- zich anaal laten penetreren door die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] afgetrokken en
- die [slachtoffer 1] gepijpt en
bestaande die andere feitelijkheden en/of die bedreiging met die andere feitelijkheden hierin dat hij, verdachte,
- misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en van het psychische en/of emotionele overwicht dat hij, verdachte, (als pleegvader) had op die [slachtoffer 1] en
- misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat die [slachtoffer 1] in hem, verdachte, als pleegvader had en
- die [slachtoffer 1] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en
- zich dominant en/of dwingend en/of controlerend en/of agressief heeft opgesteld ten opzichte van die [slachtoffer 1] en
- een situatie heeft doen ontstaan waaraan die [slachtoffer 1] zich niet kon onttrekken en waarin die [slachtoffer 1] zich niet kon verzetten en (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
5.hij in de periode van 1 december 2016 tot en met 10 juni 2017 te [pleegplaats], in de gemeente [gemeente], meermalen, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen en de penis en de ballen en de anus van die [slachtoffer 2] en bestaande die andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 2] (meermalen) thuis heeft uitgenodigd waarbij alcohol en/of verdovende middelen werden gebruikt en
- die [slachtoffer 2] (meermalen) heeft gemasseerd en
- daarbij op die [slachtoffer 2] is gaan zitten en
- daarbij onverhoeds de billen en de penis en de anus en de ballen van die [slachtoffer 2] heeft betast en
- (meermalen) seksueel getinte opmerkingen heeft gemaakt tegen die [slachtoffer 2] en
- misbruik heeft gemaakt van de vertrouwensband tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 2] en/of misbruik heeft gemaakt van het feit dat hij, verdachte, docent was op de school waar die [slachtoffer 2] leerling was en
- misbruik heeft gemaakt van het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 2] en het psychische en/of emotionele overwicht dat hij, verdachte, op die [slachtoffer 2] had.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie team Zeden, dossiernummer LBRBC17025, gesloten d.d. 7 maart 2018 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 840), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Feit 1
1.
De kennisgeving van inbeslagneming (pg. 410 t/m 418), opgemaakt door rapporteur [verbalisant 1] :
(pg. 410)
Inbeslagneming
Plaats : [adres 2] , binnen de gemeente [gemeente]
Beslagene
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
(pg. 417)
Goednummer : PL23002017098901-1012984
Object : Computer (Notebook)
Merk/type : Hp Presario Cq71
Eigenaar : [verdachte]
2.
Het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal (TBKK) d.d. 30 januari 2018 (pg. 833 t/m 836), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
(pg. 833)
In het opsporingsonderzoek contra:
Voornamen: [verdachte]
Achternaam: [verdachte]
is op dinsdag 28 november 2017 op het adres [adres 2] binnengetreden en werd onder andere onderstaande goederen in beslag genomen:
Beslagcode Soort goed
1012984 Laptop van het merk HP Presario
Het bovenstaande goed werd voor nader onderzoek aangeboden op de afdeling Digitale opsporing van de politie, eenheid Limburg.
(pg. 834)
Op het goed met beslagcode 1012984 (Laptop, merk HP Presario) werden 7 kinderpornografische afbeeldingen waarvan 5 foto’s en 2 films/video’s aangetroffen. Deze afbeeldingen zijn afkomstig uit alle bestanden die normaal en zonder speciale software door de gebruiker te benaderen en zichtbaar zijn (accessible).
(pg. 835)
Foto 1
Aangetroffen op de gegevensdrager met beslagcode: 1012984
Op de foto is een jongen met een kennelijke leeftijd tussen de 12 en 15 jaar, in ieder geval jonger dan 18 jaar te zien. De jongen draagt een rood T-shirt dat is opgetrokken tot boven zijn borst, zijn onderlichaam is geheel naakt. De jongen zit onderuit gezakt met gespreide benen op een bank. Tussen de gespreide benen van de jongen zit een volwassen man, hij draagt een wit T-shirt en zit naar alle waarschijnlijkheid op zijn knieën. De man heeft met zijn rechterhand de stijve penis van de jongen vast. De man houdt de stijve penis van de jongen ter hoogte van zijn mond.

Foto 2:

Aangetroffen op de gegevensdrager met beslagcode: 1012984
Op de foto is een naakte jongen met een kennelijke leeftijd tussen de 12 en 15 jaar, in ieder geval jonger dan 18 jaar te zien. De jongen ligt dwars op een bed. Om het linker bovenbeen van de jongen bevindt zich naar alle waarschijnlijkheid een fuchsia opgerolde string voor de rest is de jongen geheel naakt. De benen van de jongen zijn achterwaarts gebogen en zijn voeten worden vastgehouden door een ‘negroïde’ man die achter zijn hoofd staat. De man houdt de voeten van de jongen vast. Hierdoor zijn de benen van de jongen iets gespreid. Een andere ‘negroïde’ man bevindt zich voor de jongen, steunt met zijn handen aan weerszijden van het bovenlichaam en armen van de jongen op het bed en hij penetreert kennelijk de jongen anaal.

Film 1:

Aangetroffen op de gegevensdrager met beslagcode: 1012984
Duur: 5 seconden
Op de film is een naakte jongen met een kennelijke leeftijd tussen de 13 en 16 jaar, in ieder geval jongen dan 18 jaar, te zien. De jongen zit op een stoel. De jongen staat op en gaat in kleermakerszit op een bed zitten. Met zijn rechterhand heeft hij zijn penis vast en maakt hij op- en neergaande bewegingen. Vervolgens gaat hij op het bed liggen, hij heeft nog steeds met zijn rechterhand zijn
(pg. 836)
stijve penis vast en maakt op- en neergaande bewegingen. Zijn benen zijn iets gespreid door stand van de camera ligt de focus op de stijve penis van de jongen.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Limburg van 2 december 2020, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Ik heb de laptop
(het hof begrijpt de laptop van het merk HP Presario)gekocht.
4.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2017 (pg. 516 t/m pg. 526), voor zover inhoudende als weergave van de verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
(pg. 524)
A: Ik heb op een oude computer van hem (
het hof begrijpt: van de verdachte) wel eens video’s en foto’s gezien. Op deze video’s en foto’s zag ik jongens die met elkaar seks hadden en zichzelf aan het aftrekken waren. Deze foto’s en video’s stonden op zijn computer.
Feiten 2, 3, 4 en 5
5.
Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met [slachtoffer 1] d.d. 20 juni 2017 (pg. 510 t/m 513), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
(pg. 511)
Toen ik ongeveer 11 jaar of 12 jaar was heb ik mijn pleegvader leren kennen via chat. Hij nam mij in vertrouwen. We hadden afspraakjes. We praatten ook over seksuele activiteiten
Een jaar verder hadden we nog steeds afspraakjes, dat was ongeveer twee keer per week. Ik had het heel erg moeilijk. Toen kwam [verdachte]
(het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte)op bezoek en heb ik gevraagd of ik bij hem mocht komen wonen. In het begin mocht ik op mijn eigen kamer slapen, en daarna moest ik bij hem in bed slapen. Er gebeurde dan ook seksuele activiteiten.
Het ergste wat er gebeurde was dat hij constant controle over me wilde hebben. Hij wil me volledig in de hand houden. Hij wil een
(het hof begrijpt: eens)per week seks hebben en is nu ook met speeltjes bezig.
V: Wanneer was de eerste keer seksuele activiteit tussen jou en [verdachte] ?
A: De eerste keer was toen ik 12 of 13 jaar was in de auto. De laatste keer was juni 2017.
V: Waar vonden de seksuele handelingen plaats?
A: In het begin in de auto, in een parkje, in de bosjes, in een hotel. Het was altijd hetzelfde parkje omdat daar niemand kwam, dit is in België. En toen ik bij hem in ging wonen, was het in zijn bed, op de bank, buiten, in de jacuzzi, op de diepvries, in de keuken, in de douche, eigenlijk verdeeld over het hele huis.
V: We komen terug op de eerste keer. Wat was toen de seksuele activiteit?
A: Kussen.
(pg. 512)
De eerste keer was kussen, trekken en pijpen. Hij bij mij en ik bij hem.
V: Toen je bij hem ging wonen, waar bestonden die seksuele activiteiten uit?
A: Wat eerst gebeurde, trekken, pijpen maar ook anaal, bij mij en bij hem. Ik bij hem anaal en hij bij mij anaal. Anaal deed bij mij altijd pijn. Het laatste jaar werd hij veel agressiever in de seksualiteit. Als ik niet wilde dan dramde hij door. Hij wachtte dan tot ik sliep en dan deed hij het in mijn slaap. Hij wilde ook controle over mij.
6.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2017 (pg. 516 t/m pg. 526), voor zover inhoudende als weergave van de verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
(pg. 516)
Pleegdatum: Periode tussen het 12e levensjaar van [slachtoffer 1] (ongeveer 2009), en begin juni 2017
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
Geboren: [geboortedatum]
V = Vraag van de verbalisanten
A = Antwoord van aangever
(pg. 517)
V: Waarvan doe je aangifte
A: Ik heb een relatie gehad met een oudere man. Toen ik 12 jaar oud was heb ik contact met hem gekregen. Ik vroeg of ik bij hem kon gaan wonen. Hij werd op een gegeven moment mijn pleegvader en ik kreeg een relatie met hem. Dit betreft [verdachte] .
(pg. 518)
V: Wat is er precies gebeurd?
A: Ik had seksafspraken met [verdachte] . We maakten samen afspraken waarin er seksuele handelingen gebeurden. Later toen ik bij hem kwam wonen had ik een eigen kamer maar daar had ik niets aan. Ik sliep altijd boven bij hem op de slaapkamer en als ik beneden wilde slapen deed hij daar moeilijk over. Dit was toen de kinderen van hem uit huis gingen. De laatste jaren werden zijn handelingen ook heftiger. Soms wilde ik niet maar bleef hij gewoon doorgaan en had ik geen keus.
V: Hoe oud was je toen je hem leerde kennen?
A: Ik was twaalf/dertien jaar.
V: Waar is het gebeurd?
A: In het begin gebeurde het in België. We hebben ook seks gehad. Dit was in de auto. Het gebeurde ook in een hotel en buiten in het bos. Het gebeurde later ook bij hem thuis in [pleegplaats]. Dit was overal in het huis.
V: Wanneer is het gebeurd?
A: Van mijn 12e/13e tot aan mijn 15e gebeurde het in België. Toen ik vanaf mijn 15e bij hem kwam wonen gebeurde het bij hem thuis. Dit heeft tot ongeveer twee maanden geleden geduurd.
V: Hoe vaak is het gebeurd?
A: In België had ik ongeveer drie afspraken per maand met hem. In Nederland gebeurde het bijna elke dag.
V: Welke seksuele handelingen zijn er gebeurd?
A: Alles.
Opmerking verbalisant: aangever is zichtbaar geëmotioneerd.
V: Kun je ons nu vertellen welke seksuele handelingen er zijn gebeurd?
A: Wat er in België en in Nederland is gebeurd waren dezelfde seksuele handelingen. Het werd de laatste jaren in Nederland heftiger en soms gebruikten we ook viagra en hulpmiddelen in bed. We deden ook sowieso aan ‘fieken en blazen’. In het begin in België was het trekken en blazen. Dit was altijd samen. In Nederland gebeurde dit ook maar er gebeurde meer. We deden ook aan fieken. Ook probeerde hij me altijd te kussen.
Met trekken bedoel ik trekken aan een lul. Hij deed dit bij mij. In het begin zat hij gewoon aan mij en toen begon het. Ik liet het over me heen komen. Ik wist niet dat dit niet normaal was. In het begin stapte ik bij hem in de auto. Hij deed dan mijn broek half uit en maakte mijn riemen los. Hij ging me dan aftrekken. Dan zei hij dat ik hetzelfde bij hem moest doen. Ik moest aan zijn lul trekken tot hij klaar kwam. Hij zei tegen mij dat ik er met niemand over mocht praten.
De eerste keer blazen deed hij bij mij. Met blazen bedoel ik dat hij zijn mond vult met mijn lul. Hij ging dan zuigen aan mijn lul. Ik voelde hier niets bij. Ik durfde niets te zeggen.
De eerste keer fieken lukte het niet. Dat deed pijn. Het bleef ook later pijn doen. Later moest ik het bij hem doen. Ik vond het niet chill en deed vaak mijn ogen dicht. Hij wilde het ook altijd bij mij doen. Met fieken bedoel ik neuken. Dus zijn lul in mijn kont. Ik lag dan plat op mijn buik op het bed. Hij ging dan half op mij zitten en probeerde zijn lul in mij te stoppen. Ik zag en voelde dat dit zijn lul was. Als het wel lukte ging hij met zijn lul op en neer. Het deed echt ziekelijk veel pijn en ik had ook vaak bloed.
(pg. 520)
Ik moest het ook vaak bij hem doen. Dit gebeurde overal in huis, op de slaapkamer, in de badkamer, op de bank, in de jacuzzi.
Het begon vaak met trekken en blazen en op een gegeven moment pakte [verdachte] dan glijmiddel of olie en dan moest ik mijn lul bij hem erin stoppen.
Vanaf mijn 18e ging hij ruwer met me om tijdens de seksuele handelingen. Hij probeerde het veel vaker. Als ik het niet wilde probeerde hij het toch. Het werd steeds zieker en ruwer en heftiger.
V: Wanneer zijn de seksuele handelingen gestopt?
A: Ongeveer 8 weken terug. Ik wilde het niet meer en ben gaan vluchten.
(pg. 522)
A: Jeugdzorg heeft er voor gezorgd dat [verdachte] mijn pleegvader werd. Dit wilde [verdachte] ook. [verdachte] zorgde voor mij en regelde alles.
(pg. 524)
V: Hoe heb jij aan hem duidelijk gemaakt dat je dit niet wilde?
A: Dan zei ik tegen hem dat ik het niet wilde. Alleen hij probeerde het toch altijd en bleef drammen. Hij kreeg toch altijd zijn zin en ik deed het toch maar weer. Ik kon ook nergens anders heen.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 april 2019, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] (proces-verbaalnummer PL2300-2017098901-25):
Op verzoek van de officier van justitie heb ik het geluidsfragment beluisterd. Ik herken de inhoud van het geluidsfragment. Ik heb het geluidsfragment uitgewerkt. Op het geluidsfragment herken ik de stem van [slachtoffer 1] en ik herken de stem van [verdachte] .
Aanduiding wie wat zegt
D: [slachtoffer 1]
G: [verdachte]
D: ik vind het gewoon moeilijk man, snap je dat
G: ja, je begint er nu over na te denken, over vroeger
D: Ja, vanaf mijn 12e
D: Maar ik denk echt dat onze relatie gewoon nooit slim is geweest toen, kijk nou wat er van kan komen
G: Ja, waarom
D: Als die uitkomt dan zit je 8 jaar in de gevangenis
G: Ja, jaah, ja
D: Ik snap eigenlijk niet dat je het met kinderen kon. Als je kijkt ben je gewoon pedofiel.
G: Ik heb nooit iets met kinderen gehad
D: Ja, je hebt met mij gehad.
G: Alleen met jou
G: Ja, omdat zich dat toevallig voordeed
D: En ben ik het enigste kind wat je hebt gehad?
G: Ja, ja dat moet je geloven.
G: Je moet sowieso niet praten. [slachtoffer 1] ik heb je dat toen ook altijd gezegd.
G: En ik heb je vanaf begin af aan gezegd dat ik jou, op de een of andere manier heb ik me vrij snel aan jou gehecht.
D: Je bent altijd zo wazig, achterdochtig, opdringerig
G: Ja dat is de laatste tijd
D: Ja ook met seks ben je agressiever enzo, gewelddadig, en ik zeg ook vaak genoeg nee en dan
G: Niet gewelddadig
D: Nee, wel zo van die gewelddadige eu snap je wat ik bedoel?
G: Ja
D: He, en als ik nee zeg dan blijf je toch doorzetten
G: Ja maar dat is over
D: Nee maar dat stoort me echt veel, als ik dat niet wil en dan wil ik dat niet en toch ga je door, snap je wat ik bedoel
G: Ja
8.
Een kennisgeving van inbeslagneming (pg. 514 t/m 516), voor zover opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] :
(pg. 514)
Beslagene
Achternaam : [slachtoffer 1]
Voornamen : [slachtoffer 1]
Goednummer PL2300-2017098091-953988
Object : Telefoon
Merk/type : Huawei
9.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2020, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] (pv17-0353-002):
In november 2019 heb ik op verzoek van het onderzoeksteam een aanvraag in behandeling genomen om de authenticiteit van geluidsbestanden te onderzoeken. Ik heb de bestanden ontvangen van het onderzoeksteam, vervolgens op een USB-stick gezet. De USB-stick dient als transport medium en heeft als SIN nummer AAKY3834NL.
10.
Een geschrift als bedoeld in artikel 339, eerste lid onder 5 Sv, te weten een authenticiteitsonderzoek: onderzoek naar manipulatie in drie opnames d.d. 30 juli 2020 door het NFI (pg. 3 t/m 20):
(pg. 5)
De op USB-stick ontvangen geluidsbestanden (SIN AAKY3834NL) zijn digitaal gekopieerd naar een server van het NFI. Het onderzoeksmateriaal bestaat daarnaast uit een mobiele telefoon van het merk Huawei, type P8 (SIN AANM 8306NL)
(pg. 15)
Er zijn uit de resultaten van analyses van de kloktikken geen indicaties voor manipulatie gevonden. De resultaten stroken ermee dat de opname geen onderbrekingen in tijd bevat.
(pg. 17)
De te onderzoeken opnames zijn aangetroffen op het interne geheugen van de telefoon (SIN AANM8306NL) en zijn identiek aan de eerder overgelegde opnames.
De opnames bevatten twee opname-artefacten die stroken met de bewering dat de opnames zijn gemaakt met een Huawei P8-telefoon. De metadata-velden, de (ongewijzigde) filenaam van B1 en de aanwezigheid van twee opnamekanalen stroken ook hiermee. De hoorbare telefoongeluiden, en het stoppen van de opname als de telefoon wordt opgenomen, stroken met de bewering dat de opnames met de telefoon zijn gemaakt. Alle drie de opnames bevatten op enig moment dezelfde tikkende klokgeluiden, wat de stelling ondersteunt dat alle opnames in dezelfde woning zijn gemaakt.
Het merendeel van de bevindingen vormt steun voor de stelling dat de opnames een integrale weergave zijn van gesprekken die hebben plaatsgevonden.
(pg. 18)
Vraag 1: zijn de drie bestanden die in het vooronderzoek zijn geleverd (SIN AAKY 3834NL) terug te vinden op de mobiele telefoon met SIN AANM8306NL? Indien aangetroffen, zijn de bestanden op de mobiele telefoon identiek aan de bestanden geleverd in het vooronderzoek?
Antwoord: Ja, de bestanden zijn aangetroffen in het geheugen van de telefoon (Met SIN AANM8306NL). Deze zijn identiek aan de bestanden die zijn geleverd op 1 november 2019 op SIN AAKY3834NL.
(pg. 19)
De hypothesen:
Hypothese 1: Het betwiste materiaal is niet gemanipuleerd.
Hypothese 2: Het betwiste materiaal is gemanipuleerd.
Antwoord: De bevindingen van het onderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is, dan wanneer hypothese 2 juist is.
11.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Limburg d.d. 2 december 2020, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
[slachtoffer 1] is bij mij komen wonen toen hij 14,5 jaar oud was. Ik was zijn pleegvader maar ik was meer zijn mentor.
Het gesprek dat door [slachtoffer 1] is opgenomen, gaat over hoe lang ik hem ken.
12.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 november 2023, opgemaakt door de raadsheer-commissaris:
Op 28 november 2023 heeft onder leiding van de raadsheer-commissaris het verhoor plaatsgevonden van de getuige:
[slachtoffer 1] .
Dit verhoor heeft plaatsgevonden in een speciaal daarvoor ingerichte verhoorstudio.
Het verhoor heeft plaatsgevonden aan de hand van voormelde, vooraf bij de verhoorstudio ingediende onderzoeksvragen van de raadsman en de raadsheer-commissaris.
Het verhoor is twee keer tussentijds onderbroken geweest, kort gezegd omdat de getuige te emotioneel werd. De raadsheer-commissaris heeft zich uiteindelijk genoodzaakt gezien om het verhoor voortijdig te beëindigen vanwege de gemoedstoestand van de getuige.
Nadat twee vragen over seks werden gesteld heeft de getuige geëmotioneerd de verhoorkamer verlaten. De getuige stond letterlijk te trillen als een rietje, over zijn hele lichaam.
De getuige heeft rond 15:18 uur weer de verhoorkamer gelaten. De getuige stond toen weer enorm te trillen.
Nadat de getuige vraag 6 had beantwoord over hoe hij zijn relatie met verdachte zou omschrijven, heeft hij wederom de verhoorkamer verlaten. De getuige zat ineengedoken op de grond en huilde. Hij trilde weer hevig over zijn hele lichaam. Het ging duidelijk niet goed met de getuige.
13.
Het proces-verbaal van verhoor getuige van de raadsheer-commissaris d.d. 6 januari 2022, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 1] :
Opmerking raadsheer-commissaris: de getuige wordt zeer emotioneel en zegt dat hij het niet meer trekt en verzoekt om het verhoor te pauzeren. De raadsheer-commissaris neemt waar dat het inderdaad niet goed gaat met de getuige.
14.
Het proces-verbaal van bevindingen van de raadsheer-commissaris d.d. 19 januari 2022:
De raadsheer-commissaris heeft van de advocaat van getuige [slachtoffer 1] informatie ontvangen waaruit samengevat het volgende blijkt. Op 6 januari 2022, de dag van het getuigenverhoor, is ten aanzien van [slachtoffer 1] een crisismaatregel genomen inhoudende een crisisopname. Een psychiater heeft verklaard dat getuige [slachtoffer 1] na zijn verhoor zodanige herbelevingen kreeg dat een crisisopname onvermijdelijk was, en dat [slachtoffer 1] suïcidaal gedrag vertoonde.
Gelet op voorgaande is de raadsheer-commissaris van oordeel dat de gezondheid en het welzijn van de getuige door het afleggen van een (verdere) verklaring bij de raadsheer-commissaris in gevaar wordt gebracht, en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang om getuige ten overstaan van de raadsheer-commissaris (verder) te kunnen ondervragen.
15.
Het proces-verbaal van bevindingen (pg. 657 t/m 659) d.d. 23 juni 2017, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
(pg. 658)
[slachtoffer 1] ging even roken en vroeg of ik zijn whatsapp gesprekken met [verdachte] wilde lezen. Ik las dat [verdachte] steeds wilde weten waar en met wie [slachtoffer 1] was. Ik las dat [slachtoffer 1] zich steeds moest verantwoorden over allerlei zaken. Ik las dat [verdachte] steeds hartjes stuurde en dat hij [slachtoffer 1] miste. Ik las ook dat hij vroeg wanneer [slachtoffer 1] in zijn bed kwam liggen.
16.
Een geschrift als bedoeld in artikel 339 eerste lid onder sub 5 Sv, te weten een verslag verbatim studioverhoor (pg. 1 t/m 32) d.d. 28 november 2023, voor zover inhoudende:
(pg. 2)
Met de letter G wordt in deze verslaglegging bedoeld, de getuige.
Met de letter V wordt in deze verslaglegging bedoeld, de verhoorster.
(pg. 20)
V: Je hebt destijds aan de politie een geluidsfragment laten horen waarop jij en [verdachte] te horen zijn.
(pg. 22)
V: Dus waarmee had je het dan opgenomen
G: Mijn telefoon. Een Huawei P8.
(pg. 22)
G: Ik wou toch wel bewijs hebben. In de slaapkamer is het begonnen. Eerst van de slaapkamer naar de keuken, woonkamer.
(pg. 27)
V: Want je had opgenomen op je telefoon. Hoe heb je dat dan gedaan?
G: Die had ik in mijn binnenzak van een vest.
V: En op welk moment heb je ’t dan aangezet.
G: Ik heb ‘m gewoon aangezet en dan onder het gesprek in mijn zak gestoken eigenlijk.
(pg. 30)
V: Van de opname of met het terugluisteren heb je dan misschien nog het verhoor of het gesprek ingekort?
G: Nee
17.
Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met [slachtoffer 2] d.d. 15 juni 2017 (pg. 537 t/m pg. 541), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 3] :
(pg. 537)
  • Meneer [verdachte] maakte opmerkingen van seksuele aard.
  • Hij was ook handtastelijk en deed aanrakingen die niet gepast waren
  • [slachtoffer 2] bedoelt dat meneer [verdachte] bijvoorbeeld zei: ‘soms vind ik het jammer dat je niet een beetje gay bent’.
(pg. 538)
  • Meneer [verdachte] wel eens zijn benen heeft aangeraakt en zijn kont.
  • Meneer [verdachte] gaf [slachtoffer 2] wel eens een massage en hij dan lager ging met zijn handen.
  • Meneer [verdachte] heeft toen zijn penis aangeraakt en wilde kijken of het niet echt wat deed met [slachtoffer 2] .
  • [slachtoffer 2] op zijn rug lag en meneer [verdachte] zijn penis vast pakte.
  • [slachtoffer 2] toen de handen van meneer [verdachte] heeft weggeduwd.
  • Meneer [verdachte] ook de billen van [slachtoffer 2] heeft aangeraakt.
  • Meneer [verdachte] had een jacuzzi en [slachtoffer 2] heeft daar ook ingezeten.
  • [slachtoffer 2] en meneer [verdachte] vaak met elkaar in de jacuzzi hebben gezeten.
  • Met drinken bedoelt [slachtoffer 2] bier en wijn, wodka cola, apfelkorn.
  • Meneer [verdachte] en [slachtoffer 2] ook wel eens waterpijp rookte met wiet.
  • Het is begonnen in december 2016.
  • Meneer [verdachte] toonde wel interesse voor de penis van [slachtoffer 2] .
  • Meneer [verdachte] heeft toen ook aan de penis van [slachtoffer 2] gezeten.
(pg. 539)
- Meneer [verdachte] heeft zijn macht misbruikt als leraar tegen [slachtoffer 2] .
(pg. 540)
Wanneer is het gebeurd: tussen 2016 en 10 juni 2017.
18.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 augustus 2017 (pg. 548 t/m 545), voor zover inhoudende als weergave van de verklaring van getuige [slachtoffer 2] :
(pg. 548)
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord getuige
(pg. 549)
V: Waar ken je [verdachte] van?
A: [verdachte] was begeleider bij een Italië reis. [verdachte] was de begeleider van mijn groepje.
(pg. 550)
V: Wat deed jij bij [verdachte] thuis?
A: Waterpijp roken, alcohol drinken, muziek luisteren en praten met elkaar.
A: [verdachte] had een jacuzzi gekocht. Daar zaten we vaker in.
(pg. 551)
A: Later merkte ik dat [verdachte] mij aantrekkelijk vond.
A: Hij maakte de opmerking: ‘jammer dat je niet gay bent’.
V: Hoe zit het met aanrakingen tussen jou en [verdachte] ?
A: Die kwamen vooral vanuit de kant van [verdachte] .
V: Wat voor aanrakingen waren het?
A: Als ik op mijn rug lag raakte hij mijn billen aan, en een keer met zijn hand tussen mijn billen. [verdachte] zat dan op mij. [verdachte] kwam langs de penis en ging via de pijp van de onderbroek naar mijn penis en raakte mijn penis aan met zijn hand.
(pg. 552)
Een andere keer had ik geen onderbroek aan en pakte [verdachte] mijn penis vast met zijn hand.
19.
Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 28 december 2017 (pg. 699 t/m 704), voor zover inhoudende als weergave van de verklaring van aangever [slachtoffer 2] :
(pg. 699)
V: vraag verbalisanten
O: opmerking verbalisanten
A: antwoord aangever
(pg. 701)
A: [slachtoffer 1] vond het lastig om er over te praten. Hij vertelde dat hij met [verdachte] in bed moest slapen. Hij vertelde verder dat hij met [verdachte] de afspraak had dat, als een van de twee het zou vertellen, dat zij dan beide zelfmoord zouden plegen. [slachtoffer 1] vertelde dat hij geen vriendin mocht hebben van de heer [verdachte] . Dat deed mij denken aan dat de heer [verdachte] altijd kritiek had als ik met een meisje om ging.
(pg. 703)
V: We begrijpen dat [verdachte] jou heeft aangeraakt en heeft vastgepakt bij je penis en balzak en aan je anus heeft gevoeld.
A: Ja, dat klopt. Ik verwachtte het niet. Het gebeurde plotseling terwijl hij op mij zat.
(pg. 704)
A: Ik was wel geshockeerd. Ik heb geprobeerd om zijn handen weg te duwen.
20.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de getuige [slachtoffer 2] door de raadsheer-commissaris (pg. 1 t/m 5), belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 6 januari 2022, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 2] voornoemd:
(pg. 3)
Ik weet me nog een massage te herinneren waarbij ik naakt op het bed van de heer [verdachte] lag op mijn rug en dat hij toen met zijn handen mijn penis en ballen vastpakte. Ik heb toen zijn handen vastgepakt en weggehaald. Ik heb zijn handen van mijn geslachtsdeel afgehaald. Bij andere massages lag ik op mijn buik en is hij in mijn onderbroek gegaan., Ik weet nog dat hij bij een van de massages toen ik op mijn buik lag met zijn duim over mijn anus is gegaan. Ik denk dat ik op dat moment bevroor van de stress. Omdat het ook zo onverwachts was.
Het klopt dat er verschillende massages hebben plaatsgevonden en dat mijn geslachtsdeel meerdere keren is aangeraakt. Hij heeft één keer met zijn handen mijn geslachtsdeel en ballen omsloten.
21.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 augustus 2017 (pg. 555 t/m 561), voor zover inhoudende als weergave van de verklaring van [getuige]:
(pg. 555)
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord getuige [getuige]
(pg. 556)
V: Waar ken je [verdachte] van?
A: Ik heb bij hem in de tweede klas van de Havo gezeten. Ik had ook langere tijd contact met hem gehad.
(pg. 557)
V: Op welke manier hadden jullie contact met [verdachte] ?
A: [slachtoffer 2]
(het hof begrijpt: aangever [slachtoffer 2] )en ik kwamen wat vaker bij [verdachte] thuis. Ik weet dat [slachtoffer 2] daar vaker kwam. We gingen ook een uur in de jacuzzi.
A: Ik weet dat [slachtoffer 2] en [verdachte] tussen september en de kerst van 2016 wat meer contact hadden samen. In de laatste week van de kerstvakantie had ik ook via whatsapp contact met [verdachte] . Die gesprekken waren wel wat ongemakkelijk, vond ik. [verdachte] stuurde berichten met daarbij rare smiley icoontjes met een kloppend hart.
Een tijd na dit gesprek (februari 2017) ben ik voor de twee keer naar [verdachte] gegaan om wiet te roken en in de jacuzzi te gaan.
O: Wij zien in de telefoon van [getuige] de door hem genoemde berichten. De berichten zijn vanaf februari 2017. [verdachte] schrijft ook over ‘sexy [getuige] ’’.
(pg. 558)
A: Ik zag dat [verdachte] bij [slachtoffer 2] ook wel eens zijn hand op het bovenbeen legde.
(pg. 559)
V: Wat weet je over het contact tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] ?
A: Ik weet dat ze wat closer waren.
V: Wat weet je nog meer?
A: [slachtoffer 2] heeft mij gezegd dat [verdachte] hem ooit een massage heeft gegeven.
A: [verdachte] en zijn pleegzoon [slachtoffer 1] waren ook heel hecht met elkaar. Ik zag dat als [verdachte] hem een knuffel gaf als [slachtoffer 1] kwam of weg ging.
22.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2017 (pg. 650 t/m 656), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 9] :
(pg. 651)
Door ons verbalisanten werden de telefoon bekeken. In de prepaid telefoon van [verdachte] hebben wij whatsappberichtjes tussen [verdachte] en jonge jongens gelezen. Wij zag in deze berichten de namen [getuige]
(het hof begrijpt: getuige [getuige] )en [slachtoffer 2] (
het hof begrijpt: aangever [slachtoffer 2]) staan. In de berichtjes tussen [slachtoffer 2] en [verdachte] lazen wij het volgende: ‘Sjat, emoji met hartjes, kom je vanavond gezellig langs, blijf je vanavond slapen, ik verheug me op vanavond, tot vanavond 19:30 uur’. Wij lazen dat de berichtjes midden in de nacht waren verstuurd.
(pg. 653)
Op 10 juni 2017 zijn wij (verbalisanten) naar het adres van [verdachte] gereden. Wij zagen dat [verdachte] wilde wegrijden met zijn motor. Hem aangesproken. Hem nogmaals gevraagd naar zijn avond en met wie hij had afgesproken. Hij gaf aan dat hij met [getuige] en [slachtoffer 2] had afgesproken. Dat ze bij hem thuis dan naar muziek zouden gaan
(pg. 654)
luisteren en wat wiet zouden roken.
23.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Limburg d.d. 2 december 2020, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb [slachtoffer 2] wel eens gemasseerd. Ik heb zijn billen aangeraakt. Ik heb met olie zijn rug gemasseerd. [slachtoffer 2] had een onderbroek aan. Ik was leraar op de school waar hij zat.
24.
Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 12 oktober 2017 (pg. 528 t/m 536), voor zover inhoudende als weergave van de verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
(pg. 528)
V = Vraag van de verbalisanten
A = Antwoord van aangever
(pg. 535)
A: Hij kon nooit genoeg krijgen van die jacuzzi. Er kwam een jongen langs in die tijd. Hij zat toen ook met die jongen in de jacuzzi. [verdachte] en die jongen zaten naast elkaar op de bank als ik thuis kwam. Die jongen heet [slachtoffer 2]
(het hof begrijpt: aangever [slachtoffer 2] ). Die jongen kwam best vaak bij [verdachte] .
V: Waren er nog andere jongens die over de vloer kwamen?
A: [getuige]
(het hof begrijpt: getuige [getuige] )
Bewijsoverwegingen
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft op gronden zoals verwoord in de pleitnota integrale vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van het feit 2, feit 3 feit 4 tenlastegelegde is kort gezegd aangevoerd dat er geen bewijs in het dossier zit dat de verklaringen van aangever ondersteunt. Van de geluidsopname kan onvoldoende worden vastgesteld dat deze authentiek is. Daarnaast is de inhoud van het gesprek onvoldoende overtuigend om als steunbewijs te dienen. Verder heeft de verdediging geen gelegenheid gehad om aangever [slachtoffer 1] adequaat te kunnen ondervragen. Het eerste verhoor bij de raadsheer-commissaris is kort na aanvang onderbroken en beëindigd. Het tweede verhoor dat is afgenomen in een verhoorstudio is eveneens snel onderbroken en beëindigd. De verdediging heeft geen ‘
adequate and proper opportunity’gehad tot het horen van aangever. De verklaringen van aangever [slachtoffer 1] zijn ‘
sole and decisive’voor het bewijs. Er zijn bovendien geen adequate compenserende maatregelen geboden, waardoor er geen sprake is van een eerlijk proces ex artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) De zaak leunt enkel op de verklaringen van aangever en zonder een effectief en adequaat uitgevoerd ondervragingsrecht dienen deze verklaringen te worden uitgesloten van het bewijs. De verdediging heeft, om het ondervragingsrecht behoorlijk te kunnen uitoefenen, opnieuw verzocht om het horen van aangever [slachtoffer 1] . Subsidiair heeft de verdediging verzocht om een deskundige te horen over de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever. Nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dient er vrijspraak te volgen van het onder feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde, aldus de raadsman.
Ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde is aangevoerd dat niet duidelijk is geworden wie de expliciete gebruiker van de gegevensdragers is. De bestanden op de telefoon waren niet via het besturingssysteem op de telefoon zelf te benaderen en de telefoon was bovendien vrijelijk toegankelijk voor derden om te gebruiken. Er kan niet worden vastgesteld welke gebruiker het kinderpornografisch materiaal heeft benaderd. Daarnaast heeft de verdediging ook ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde geen effectieve en behoorlijke ondervragingsmogelijkheid gehad van aangever [slachtoffer 1] waardoor het recht op een eerlijk proces is geschonden. De verklaring van [slachtoffer 1] dient te worden uitgesloten van het bewijs. Aldus is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. Voorgaande dient te leiden tot vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder feit 5 tenlastegelegde is aangevoerd dat de vereiste dwang niet bewezen kan worden verklaard. Ook overigens bevat het dossier onvoldoende bewijs dat
de verklaring van aangever [slachtoffer 2] ondersteunt. Er is dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen. Het voorgaande dient te leiden tot vrijspraak van het onder feit 5 tenlastegelegde.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft ter terechtzitting in hoger beroep er op gewezen dat het verhoor van aangever bij de raadsheer-commissaris d.d. 28 november 2023 niet direct is beëindigd. De verdediging heeft weliswaar niet alle vragen kunnen stellen die zij schriftelijk had opgesteld, maar de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever is wel getoetst. Derhalve heeft de verdediging op een effectieve en adequate wijze gebruik kunnen maken van het ondervragingsrecht en is er geen strijd met artikel 6 EVRM. Aldus kan de verklaring van aangever [slachtoffer 1] tot het bewijs gebezigd worden en is er in combinatie met de geluidsopname, de waargenomen emoties bij aangever en het schakelbewijs ten aanzien van de verklaringen van aangever [slachtoffer 2] voldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van het onder feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde te komen. Het subsidiaire verzoek tot het horen van aangever [slachtoffer 1] dient te worden afgewezen.
Tevens heeft de advocaat-generaal gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 tenlastegelegde te komen
-voor zover het ziet op de aangetroffen bestanden op de laptop- gelet op de verklaring van aangever [slachtoffer 1] en het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal op pagina 833 e.v. van het procesdossier.
Ten aanzien van het onder feit 5 tenlastegelegde heeft de advocaat-generaal betoogd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen. Daartoe is gewezen op de verklaring van aangever [slachtoffer 2] , de Whatsappberichten en de verklaring van getuige [getuige] alsmede de verklaring van aangever [slachtoffer 1] .
Behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid ex artikel 6 EVRM
Het hof ziet zich eerst voor de vraag gesteld of de verdediging het recht op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid tot het horen van de getuige heeft kunnen uitoefenen.
Uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt het volgende. Op grond van art. 6, derde lid aanhef en onder d, EVRM heeft de verdediging het recht op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuigen in enig stadium van het geding daadwerkelijk te (doen) ondervragen. Of in het concrete geval zo een ondervragingsmogelijkheid bestaat, is mede afhankelijk van de omstandigheden waaronder en de wijze waarop de ondervraging van de getuige plaatsvindt. In het algemeen geldt dat de verdediging een zodanige mogelijkheid tot het (doen) stellen van vragen aan de getuige moet worden geboden dat zij daarmee in staat is de oprechtheid en de geloofwaardigheid van een door de getuige afgelegde verklaring - daaronder begrepen een verklaring die eerder tijdens het vooronderzoek en buiten de aanwezigheid van de verdediging is afgelegd - te toetsen en aan te vechten. De enkele omstandigheid dat een getuige de aan hem gestelde vragen niet (volledig) beantwoordt omdat hij - al dan niet vanwege tijdsverloop - onvoldoende concrete herinneringen heeft aan wat hij met betrekking tot wat aan de verdachte is tenlastegelegd, heeft waargenomen of ondervonden, brengt niet mee dat een effectieve en behoorlijke ondervragingsmogelijkheid heeft ontbroken (vgl. HR 19 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:679, NJ 2016/471).
Het hof stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het procesdossier het volgende vast.
Aangever [slachtoffer 1] is eerst gehoord tijdens het informatief gesprek zeden op 20 juni 2017 en vervolgens heeft hij een verklaring afgelegd tijdens het verhoor op 28 juni 2017 alsmede op 12 oktober 2017. Aangever is vervolgens op 6 januari 2022 gehoord bij de raadsheer-commissaris. Dit verhoor is na enkele vragen afgebroken gelet op de gemoedstoestand van de getuige. Daarna is aangever [slachtoffer 1] nogmaals gehoord, ditmaal in een studio, op 28 november 2023. Voorafgaand aan het studioverhoor dat plaatsvond op 28 november 2023 heeft de verdediging vragen ingediend bij de raadsheer-commissaris. Dit verhoor is na enkele onderbrekingen tevens voortijdig beëindigd gelet op de gemoedstoestand van de getuige. Weliswaar zijn niet alle door de verdediging opgestelde vragen aan de getuige gesteld tijdens het studioverhoor, maar het verhoor is evenmin direct afgebroken. Er zijn meerdere pogingen geweest om de vragen aan de getuige te stellen en de verhoorder heeft uiteindelijk ook een deel van de vragen kunnen stellen. Getuige [slachtoffer 1] heeft daar ook antwoord op gegeven. De getuige is voornamelijk bevraagd over hoe hij de verdachte heeft leren kennen en bij hem is komen wonen, over het tenlastegelegde ten aanzien van [slachtoffer 2] en over de geluidsopname. Voorts zijn de tenlastegelegde handelingen ten aanzien van getuige [slachtoffer 1] zijdelings door de getuige genoemd. Naar het oordeel van het hof waren dit blijkens de door de verdediging ingediende vragen ook een aantal kernpunten waar de verdediging de getuige over wilde bevragen. Het hof is van oordeel dat de verdediging dan ook in voldoende mate in staat is geweest om de betrouwbaarheid van (de verklaringen van) aangever te toetsen. Er is dan ook geen sprake van een situatie waarin een mogelijkheid tot ondervraging volledig heeft ontbroken. Concluderend is er sprake geweest van een effectieve en behoorlijke ondervragingsmogelijkheid.
Vaststelling feiten 2, 3 en 4
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij vanaf zijn 12e levensjaar (22 oktober 2008) tot en met 10 juni 2017 seksueel is misbruikt door de verdachte, zijn pleegvader. De verdachte en aangever kregen contact via het internet toen aangever zich in een moeilijke thuissituatie bevond. Na meerdere keren te hebben afgesproken is overeengekomen dat aangever bij de verdachte zou komen wonen. Daarna is de relatie tussen de verdachte en aangever intenser geworden. De verdachte wilde de controle over aangever en het seksuele misbruik werd heviger. Aangever wilde geen seksuele gedragingen verrichten en zei meerdere keren tegen de verdachte dat hij het niet wilde. De verdachte probeerde het toch altijd en kreeg altijd zijn zin. Aangever kon nergens anders naartoe. De laatste jaren werden de seksuele handelingen ook heftiger. Aangever heeft een geluidsopname van een gesprek tussen hem en de verdachte gemaakt. Blijkens de uitwerking van de geluidsopname heeft er een gesprek plaatsgevonden waarin aangever en de verdachte over hun relatie praten. De verdachte erkent dat hij iets met aangever heeft gehad en aangever houdt hem voor dat hij een pedofiel is en dat als het uitkomt hij acht jaar naar de gevangenis moet. De verdachte reageert daarop met ‘ja, jaah, ja’. Daarnaast houdt aangever hem voor dat hij de laatste tijd agressiever is met seks. Verdachte reageert daarop met ‘ja maar dat is over’. Deze geluidsopname is door het NFI onderzocht en geconcludeerd dat de bevindingen van het onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1 (het betwiste materiaal is niet gemanipuleerd) juist is, dan wanneer hypothese 2 (het betwiste materiaal is gemanipuleerd) juist is. Daarnaast zijn bij aangever op verschillende momenten en door verschillende personen heftige emoties waargenomen wanneer hij vertelt over de tenlastegelegde gedragingen.
Overwegingen van het hof
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval (vgl. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452 en HR 5 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1152).
Wat betreft het bewijs in zedenzaken is niet vereist dat de gedraging zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal, mits de verklaring van de aangever maar op specifieke punten bevestiging vindt in het overige bewijsmateriaal en tussen de verklaring van de aangever en het overige bewijsmateriaal niet een te ver verwijderd verband bestaat. Afweging en beoordeling daaromtrent dienen plaats te vinden op basis van de concrete feiten en omstandigheden van het voorliggende geval.
Anders dan de verdediging acht het hof de verklaringen van aangever betrouwbaar, nu zij consistent en gedetailleerd zijn en bovendien niet op zichzelf staan maar afdoende ondersteund worden door ander bewijs, te weten de geluidsopname, de door diverse personen waargenomen emoties bij aangever en de verklaring van de verdachte zelf (voor zover bruikbaar voor het bewijs), zoals die hiervoor bij de bewijsmiddelen zijn weergegeven.
De stelling van de verdediging dat de conclusie uit het NFI-rapport een onvoldoende hoge bewijswaarde bevat om vast te kunnen stellen dat het fragment authentiek is, volgt het hof niet. Naar het oordeel van het hof zijn de conclusies uit het rapport in combinatie met de verklaringen van aangever voldoende om te concluderen dat het geluidsfragment betrouwbaar en authentiek is. Het hof zal de uitwerking van het geluidsfragment dan ook tot het bewijs te bezigen. Het hof is van oordeel dat de geluidsopname bevestigt dat er sprake is geweest van een seksuele relatie tussen de verdachte en aangever.
Daarnaast ligt de vraag voor of de verklaringen van aangever [slachtoffer 2] kunnen worden gebezigd als schakelbewijs.
Uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat schakelbewijs als dergelijk steunbewijs kan dienen. Voor het bewijs van het tenlastegelegde strafbare feit mag de rechter de bewezenverklaring mede doen steunen op één of meer bewijsmiddelen waaruit blijkt van redengevende feiten en omstandigheden van een ander, soortgelijk strafbaar feit dat door de verdachte is begaan; dit wordt ‘schakelbewijs’ genoemd. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt of kenmerkende gelijkenissen vertoont en dat het duidelijk is dat de verdachte bij beide feiten betrokken is geweest.
Voor wat betreft het overeenkomen van essentiële punten tussen beide ‘geschakelde’ feiten wordt in de regel in het bijzonder gekeken naar de (werk)wijze waarop de onderscheidene feiten zijn gepleegd, de modus operandi. Daarbij kan ook de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de tenlastegelegde feiten meewegen, waaronder de context waarbinnen die feiten zich hebben afgespeeld, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven, het desbetreffende handelen van de verdachte, alsmede de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd. Hieruit zou een herkenbaar en gelijksoortig patroon in het handelen van de verdachte kunnen worden opgemaakt.
Het hof stelt vast dat het handelen van de verdachte in de zaak van aangever [slachtoffer 1] op essentiële punten overeenkomt en kenmerkende gelijkenissen vertoont met het handelen in de zaak van aangever [slachtoffer 2] . Weliswaar zijn niet alle gedragingen vergelijkbaar, evenmin de periode en de ernst van het misbruik, wel betreft het een gelijksoortige manier waarop de verdachte met deze jonge jongens een vertrouwensband opbouwde en die vervolgens misbruikte. Het waren jongens die van een leeftijd waren waarop zij zich gemakkelijker lieten beïnvloeden door een volwassen persoon en waarbij door onder andere jacuzzigebruik, muziek en gesprekken een amicale sfeer werd gecreëerd en aan die jongeren alcohol en drugs werden verstrekt. Dit schakelbewijs levert naar het oordeel van het hof steunbewijs op voor het bewijs dat de verdachte de door aangever [slachtoffer 1] beschreven handelingen heeft verricht. Het verweer van de raadsman dat er geen sprake is van overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen wordt dan ook verworpen.
Concluderend is het hof van oordeel dat, naast dat er sprake is geweest van een -weliswaar beperkte- mogelijkheid tot ondervraging, de verklaring van aangever bovendien, gelet op het hiervoor overwogene, voldoende steun vindt in de andere bewijsmiddelen en ook overigens als geloofwaardig en betrouwbaar kan worden aangemerkt. Aldus is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces. De verklaring is bruikbaar voor het bewijs. Het subsidiaire verzoek van de verdediging tot het laten opmaken van een deskundigenrapportage aangaande de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever wordt afgewezen nu het hof zich voldoende geïnformeerd acht en geen noodzaak ziet tot toewijzing van het verzoek.
Het hof is verder ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van het overwicht dat hij op aangever had. Er zat een groot leeftijdsverschil tussen de verdachte en aangever. Verder was aangever afhankelijk van de verdachte en woonde hij vanaf zijn veertiende bij hem als pleegkind. Aangever heeft bovendien verklaard dat hij geen keus had om aan de seksuele handelingen te ontkomen, omdat hij nergens anders naartoe kon. Deze omstandigheden maken dat er sprake is geweest van dwang, dat voortvloeide uit het misbruik dat verdachte heeft gemaakt van het psychische overwicht dat hij had op aangever en het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht, zodat de aangever zich er niet aan heeft kunnen onttrekken.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in alle onderdelen.
Voorwaardelijk verzoek
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om het horen van aangever [slachtoffer 1] . Het hof overweegt dat het verzoek van de verdediging tot het horen van aangever tweemaal eerder is toegewezen en dat het hof reeds hiervoor heeft vastgesteld dat de verdediging een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad tot het ondervragen van aangever [slachtoffer 1] . Het hof wijst het verzoek dan ook af.
Vaststelling feit 1
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het procesdossier stelt het hof het volgende vast. Tijdens het binnentreden van de woning van de verdachte op 28 november 2017 is een laptop van de verdachte inbeslaggenomen waarop kinderpornografisch materiaal is aangetroffen. De verdachte was de eigenaar van de laptop. De kinderpornografische bestanden op de laptop waren normaal te benaderen door de gebruiker en ook zichtbaar. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op een computer van verdachte wel eens video’s en foto’s heeft gezien van jongens die seks hadden en zichzelf aan het aftrekken waren.
Overwegingen van het hof
De verdachte heeft ontkend dat hij welbewust kinderporno heeft gedownload of dat hij opzet heeft gehad op het bezit daarvan.
Het hof is ten eerste met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte het aangetroffen kinderpornografisch materiaal op de telefoon in zijn bezit heeft gehad, nu het niet via normale het besturingssysteem op de telefoon te benaderen was. Het hof zal de verdachte in zoverre dan ook vrijspreken.
De bestanden op de laptop waren wel openlijk zichtbaar en te openen. Het hof is van oordeel dat het scenario dat een ander dan de verdachte de kinderpornografische bestanden op de computer van de verdachte heeft geplaatst niet aannemelijk is geworden op grond van het dossier. De verdachte was de eigenaar van de computer en maakte daar ook gebruik van, gelet op de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] . Aldus is het de verdachte geweest die de kinderpornografische bestanden op de laptop in bezit heeft gehad. De verdediging heeft gesteld dat ook ten aanzien van dit feit een inbreuk op het ondervragingsrecht ten aanzien van aangever [slachtoffer 1] is geweest nu de verdediging aangever had willen ondervragen over het gebruik van de laptop. Het hof overweegt dat de aangever weliswaar dient te worden beschouwd als belastende getuige, maar dat het aantreffen van de laptop in de woning van de verdachte en het proces-verbaal van de beschrijvingen van het kinderpornografisch materiaal de voornaamste belastende bewijsmiddelen betreffen. De verklaringen daarover van aangever zijn in dit licht bezien niet
‘sole and decisive’. Het hof is dan ook van oordeel dat de verdediging geen belang heeft bij het horen van de getuige en het horen ook niet relevant is voor de beantwoording van de vragen ex artikel 348 en 350 Sv. De verdachte is daardoor niet in zijn belangen geschaad.
Het hof is van oordeel dat de beelden op de foto’s en video, zoals in de bewezenverklaring aangeduid, zijn aan te merken als seksuele gedragingen in de zin van artikel 240b Sr en dat de verdachte deze beelden in zijn bezit heeft gehad.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde.
Vaststelling feit 5
Het hof stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het procesdossier het volgende vast. Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte een leraar was op zijn school en aangever in de periode van 1 december 2016 tot en met 10 juni 2017 regelmatig bij de verdachte thuis kwam. Ze gingen dan in de jacuzzi en dronken alcohol en gebruikten verdovende middelen samen. De verdachte maakte dan regelmatig opmerkingen van seksuele aard richting aangever. Tijdens een massage heeft de verdachte de penis en de ballen van aangever aangeraakt. Ook raakte hij met zijn hand wel eens de billen van aangever aan en ging hij ook een keer met zijn hand tussen de billen. Aangever verwachtte het niet en probeerde zijn handen weg te duwen. Verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 9] zagen in de telefoon van de verdachte appgesprekken tussen de verdachte en aangever [slachtoffer 2] , waarin verdachte onder meer het volgende naar aangever [slachtoffer 2] stuurde: ‘Sjat, emoji met hartjes, kom je vanavond gezellig langs, blijf je vanavond slapen, ik verheug me op vanavond’. Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij samen met aangever [slachtoffer 2] wel eens bij de verdachte thuis kwam. Aangever [slachtoffer 2] kwam daar vaker en ze gingen ook samen in de jacuzzi. Getuige [getuige] heeft gezien dat de verdachte wel eens zijn hand op het bovenbeen van aangever [slachtoffer 2] legde. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij aangever [slachtoffer 2] wel eens masseerde en zijn billen heeft aangeraakt. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat aangever [slachtoffer 2] en getuige [getuige] een periode regelmatig zijn langsgekomen in de woning van de verdachte en dat verdachte samen met aangever [slachtoffer 2] wel eens in de jacuzzi zat.
Overwegingen van het hof
Het hof is van oordeel dat uit de aangifte volgt dat de verdachte de eerbaarheid van aangever [slachtoffer 2] feitelijk heeft aangerand. Aangever heeft daarover consistent en gedetailleerd verklaard. Dat aangever niet direct na de pleegperiode aangifte heeft gedaan, doet naar het oordeel van het hof niet af aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen. Zijn verklaringen staan bovendien niet op zichzelf maar worden afdoende ondersteund door de appgesprekken tussen de verdachte en aangever waaruit een seksuele sfeer vanuit de verdachte blijkt, alsmede de verklaring van de verdachte dat hij de billen van aangever heeft aangeraakt en de verklaringen van getuige [getuige] en aangever [slachtoffer 1] .
Daarnaast is het hof zoals hiervoor overwogen van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] elkaar over en weer ondersteunen. Dit schakelbewijs levert naar het oordeel van het hof steunbewijs op voor het bewijs dat de verdachte de door aangever [slachtoffer 2] beschreven handelingen heeft verricht.
Het hof stelt verder vast dat er sprake is geweest van ‘andere feitelijkheden’, die gelegen waren in het misbruik dat de verdachte heeft gemaakt van het overwicht dat hij op aangever had. Er was een groot leeftijdsverschil en daarnaast was de verdachte een leraar op de school waar aangever leerling was. Aldus is er sprake van misbruik van autoriteit in samenhang met leeftijdsverschil. Bovendien heeft de verdachte telkens onverhoeds gehandeld met de aanrakingen waardoor aangever zich niet heeft kunnen verzetten daartegen. Gelet op voorgaande is het hof van oordeel dat er sprake is van dwang dat voortvloeit uit andere feitelijkheden, waaraan de verdachte zich niet kon onttrekken.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Conclusie
Resumerend acht het hof, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen -in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot het bewijs van die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige,
meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige,
meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:

verkrachting, meermalen gepleegd.

Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van meerdere jaren schuldig gemaakt aan het seksueel misbruiken van het (minderjarige) slachtoffer [slachtoffer 1] . De verdachte heeft als pleegvader het slachtoffer in zijn huis genomen omdat het slachtoffer een moeilijke thuissituatie had. Reeds vanaf het begin van de relatie tussen het slachtoffer en de verdachte was er sprake van seksueel misbruik en dit misbruik werd steeds ernstiger en frequenter. Het slachtoffer was volkomen afhankelijk van de verdachte, zowel materieel als emotioneel. Juist op een plek waar het slachtoffer zich bij uitstek veilig had moeten voelen heeft de verdachte deze afhankelijkheid misbruikt enkel ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Als pleegvader wist de verdachte hoe kwetsbaar het slachtoffer was en heeft hij een vertrouwensband met hem opgebouwd. De verdachte heeft daar welbewust op vergaande wijze misbruik van gemaakt. Het hof rekent het de verdachte dan ook zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezenverklaard. Het slachtoffer heeft blijkens de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring tot op heden slaapproblemen, nachtmerries, herbelevingen en angsten. Tevens heeft hij een diep wantrouwen jegens andere mensen, voornamelijk mannen. Hij heeft zware psychische klachten en verschillende opnames gehad waaronder een crisisopname in januari 2022.
Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer [slachtoffer 2] meermalen aangerand. Verdachte was een leraar op de school waar het slachtoffer leerling was en er was sprake van een groot leeftijdsverschil. Ook met dit slachtoffer heeft de verdachte een vertrouwensband opgebouwd en daar vervolgens misbruik van gemaakt. Blijkens de slachtofferverklaring die is voorgehouden ter terechtzitting in eerste aanleg kampt het slachtoffer met PTSS en heeft hij last van de omstandigheid dat er zo grof misbruik is gemaakt van zijn vertrouwen.
Het is algemeen bekend dat de ervaring van dergelijke gebeurtenissen nog gedurende langere tijd ernstige psychische gevolgen kan hebben voor de betrokken slachtoffers.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezitten van kinderpornografische bestanden op zijn computer op 28 november 2017. Het bezit van kinderporno is buitengewoon verwerpelijk, met name omdat bij de vervaardiging van deze afbeeldingen kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno bezitten, omdat zij bevorderen dat dit materiaal wordt vervaardigd met alle schadelijke gevolgen van dien.
Het hof heeft als strafverzwarende omstandigheid meegewogen dat de verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedragingen en ook op geen enkele manier blijk heeft gegeven van inzicht in het verwerpelijke van zijn handelen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 augustus 2024 waaruit volgt dat de verdachte geen relevante recidive heeft. Verder stelt het hof vast dat het taakstrafverbod ex artikel 22b eerste lid sub a Sr van toepassing is nu er sprake is van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij in Frankrijk woont. De verdachte kampt met gezondheidsproblemen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof heeft bij het bepalen van de duur van de vrijheidsbenemende straf acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten die met het onderhavige geval grosso modo vergelijkbaar zijn en op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Ter vergelijking gaan de oriëntatiepunten bij een eenmalige verkrachting met geweld of een daarmee vergelijkbare dwang uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaren. Ten aanzien van het bezitten van kinderporno gaan de oriëntatiepunten uit van een taakstraf voor de duur van 240 uren met een gevangenisstraf van 6 maanden waarvan een gedeelte onvoorwaardelijk.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de duur van de berechting.
Het hof neemt in aanmerking dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is, onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In dat kader heeft het hof het volgende geconstateerd:
  • de verdachte is op 28 november 2017 in verzekering gesteld;
  • op 16 december 2020 heeft de rechtbank vonnis gewezen;
  • op 23 december 2020 is door de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis;
  • op 11 oktober 2024 wordt het arrest in hoger beroep gewezen.
Tussen de inverzekeringstelling van de verdachte en de uitspraak van het vonnis in eerste aanleg is een periode van meer dan drie jaar verstreken. Dit is een overschrijding van de redelijke termijn met iets meer dan een jaar. Tussen het instellen van het hoger beroep en het wijzen van het arrest zijn drie jaren en negen maanden verstreken. Dit is een overschrijding van de redelijke termijn met een jaar en negen maanden.
Zoals hiervoor overwogen acht het hof in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren passend en geboden. Echter, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof de in beginsel passende gevangenisstraf matigen tot 6,5 jaar (78 maanden).
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Bevel gevangenneming
Het hof is ambtshalve van oordeel, dat uit het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid de onverwijlde vrijheidsbeneming van de verdachte vorderen. In de onderhavige zaak komt het hof tot een veroordeling zoals hierboven is opgenomen onder de strafbaarheid van het bewezenverklaarde. Het onder feit 2 en 4 bewezenverklaarde betreffen strafbare feiten waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Dat de rechtsorde ernstig is geschokt blijkt uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is gepleegd. Aan die geschoktheid van de rechtsorde is geen einde gekomen door het tijdsverloop. In het vorenstaande ziet het hof gronden om thans de gevangenneming te bevelen met ingang van heden. Het bevel gevangenneming zal afzonderlijk worden geminuteerd.
Beslag
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (gegevensdragers) met betrekking tot welke het onder feit 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan dan wel die tot het begaan van dat feit zijn bestemd, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Daarnaast is bij gelegenheid van onderzoek naar het door de verdachte begane misdrijf een voorwerp aangetroffen (bestrijdingsmiddel), volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend. Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp dient te worden onttrokken aan het verkeer nu dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten, aangezien het middel kan dienen als ‘rape’ drug. Nu het ongecontroleerde bezit van dit middel in strijd is met het algemeen belang, zal het hof dit voorwerp ingevolge artikel 36c jo. 36d van het Wetboek van Strafrecht onttrekken aan het verkeer.
Het bij gelegenheid van onderzoek in beslag genomen voorwerp dat nog niet is teruggegeven (medicijnen) behoort aan de verdachte toe. Nu er geen strafvorderlijk belang meer is bij de handhaving van het beslag, zal het hof de teruggave daarvan aan de verdachte gelasten, zijnde redelijkerwijs als rechthebbende van het goed aan te merken.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 59.394,42, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering bestaat uit de volgende posten:
Materieel
Medische kosten € 1.392,56
Verwijderen tatoeages € 3.320,00
Verlies aan verdienvermogen € 1.521,86
Reiskosten € 250,00
a. Reiskosten medisch € 130,73
b. Gesprek officier
c. Behandeling rechtbank
_____________________________________

Subtotaal€ 6.394,42

Immaterieel € 53.000,00

Totaal€ 59.394,42

Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep integraal toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2017.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering dient te worden afgewezen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
Het hof is van oordeel dat kostenposten I en IVa voldoende onderbouwd zijn en voorts in voldoende rechtstreeks verband staan met het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde. Toewijzing van deze kostenposten komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor. Het hof zal de vordering in zoverre dan ook toewijzen (kostenpost I en IVa).
Met betrekking tot kostenposten II en III is het hof van oordeel dat de gevorderde schade in een te ver verwijderd verband staat van het bewezenverklaarde. Het hof zal de vordering in zoverre dan ook afwijzen (kostenposten II en III).
Het hof is van oordeel dat kostenposten IV b en IV c geen rechtstreekse materiële schade betreffen nu zij niet bestemd zijn ter voorkoming of beperking van de schade ingevolge artikel 6:96, tweede lid, onder a, BW, noch kosten zijn ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade zoals bedoeld in artikel 6:96, tweede lid, onder b, BW. Ten overvloede merkt het hof op dat deze kostenposten evenmin voor toewijzing in aanmerking komen als proceskosten, nu de benadeelde partij in het strafproces is bijgestaan door een gemachtigde advocaat. Op grond van het bepaalde in artikel 238, tweede lid, Rv is er in dit geval dan ook geen ruimte om de reiskosten van de benadeelde als proceskosten toe te wijzen. Het hof zal benadeelde partij in dit deel van de vordering (kostenposten IV b en IV c) dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Verdachte is tot vergoeding van de schade ad € 1.523,29 gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het toe te wijzen bedrag aan materiële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2017, zijnde de laatste dag van de bewezenverklaarde periode, tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade ad
€ 50.000,- overweegt het hof als volgt.
Als een slachtoffer als gevolg van een strafbaar feit naar objectieve maatstaven vast te stellen geestelijk letsel oploopt, dan is er sprake van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ zoals bedoeld in de wet. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Het hof is van oordeel dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Uit de toelichting van de advocaat van benadeelde d.d. 18 april 2019 volgt dat er sprake is van ernstige PTSS en aan het misbruik te relateren verslavingsproblematiek bij de benadeelde. De benadeelde heeft sinds het bewezenverklaarde minstens drie serieuze suïcidepogingen gedaan en meerdere malen een overdosis drugs ingenomen. Uit de namens de benadeelde voorgedragen slachtofferverklaring volgt dat hij nog een enorme impact ervaart van het bewezenverklaarde en nauwelijks kan slapen, nachtmerries heeft, herbelevingen, angsten en een diep wantrouwen jegens mensen. De benadeelde heeft professionele hulp nodig om te overleven.
Naar het oordeel van het hof is daarmee voldoende onderbouwd dat het bewezenverklaarde dermate ingrijpende gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer dat de in artikel 6:106, aanhef en onder B, BW bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Het hof acht het gelet op voorgaande billijk om een bedrag ad € 20.000,- aan immateriële schade toe te wijzen. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige deel van de vordering is het hof van oordeel dat de behandeling van de gevorderde immateriële schade een nadere bewijslevering zou vergen, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet in de vordering worden ontvangen en kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het toe te wijzen bedrag ad € 20.000,- zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2008, zijnde de eerste dag van de bewezenverklaarde periode, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer 1] is toegebracht tot een bedrag van € 21.523,29. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals hiervoor aangegeven tot de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 8.100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering bestaat uit de volgende posten:
Materieel
Medische kosten € 500,-
Reiskosten € 100,-
a. Psycholoog € 23,61
b. Advocaat € 15,70
c. Rechtbank € 17,99
d.
Toekomstig € 42,70

Subtotaal€ 600,-

Immateriële schade € 7.500,-

Totaal€ 8.100,-

Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2017.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering dient te worden afgewezen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van verdachtes onder 5 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
Het hof is van oordeel dat kostenpost I voldoende onderbouwd is en in voldoende rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde. Toewijzing van de kostenpost komt het hof voorts niet onrechtmatig of ongegrond voor. Het hof zal de vordering in zoverre dan ook toewijzen.
Ten aanzien van kostenpost II b, c is het hof van oordeel dat deze kosten geen rechtstreekse materiële schade betreffen nu zij niet bestemd zijn ter voorkoming of beperking van de schade ingevolge artikel 6:96, tweede lid, onder a, BW, noch kosten zijn ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade zoals bedoeld in artikel 6:96, tweede lid, onder b, BW. Ten overvloede merkt het hof op dat deze kostenposten evenmin voor toewijzing in aanmerking komen als proceskosten, nu de benadeelde partij in het strafproces is bijgestaan door een gemachtigde advocaat. Op grond van het bepaalde in artikel 238, tweede lid, Rv is er in dit geval dan ook geen ruimte om de reiskosten van de benadeelde als proceskosten toe te wijzen. Het hof zal benadeelde partij in dit deel van de vordering (kostenpost II b, c en d) dan ook niet-ontvankelijk verklaren. Kostenpost II d daarentegen is naar het oordeel van het hof wel toewijsbaar, nu deze voldoende onderbouwd is, rechtstreekse schade betreft en in voldoende rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde. Toewijzing daarvan komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor. Het hof zal de vordering in zoverre (kostenpost II c) dan ook toewijzen.
Het toe te wijzen bedrag aan materiële schade (€ 523,61) zal vermeerderd worden met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2017, zijnde de laatste dag van de bewezenverklaarde periode, tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade ad € 5.000,- overweegt het hof als volgt.
Als een slachtoffer als gevolg van een strafbaar feit naar objectieve maatstaven vast te stellen geestelijk letsel oploopt, dan is er sprake van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ zoals bedoeld in de wet. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Het hof is van oordeel dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het onder 5 bewezenverklaarde feit. Uit het voegingsformulier d.d. 17 april 2019 volgt dat de benadeelde is gediagnosticeerd met PTSS. Daarnaast heeft hij nachtmerries gehad, slaapproblemen en concentratieproblemen.
Naar het oordeel van het hof is daarmee voldoende onderbouwd dat het bewezenverklaarde dermate ingrijpende gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer dat de in artikel 6:106, aanhef en onder B, BW bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Het hof acht het gelet op voorgaande billijk om een bedrag ad € 4.000,- aan immateriële schade toe te wijzen. Voor het overige deel van de vordering is het hof van oordeel dat de behandeling van de gevorderde immateriële schade een nadere bewijslevering zou vergen, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet in de vordering worden ontvangen en kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2016, zijnde de eerste dag van de bewezenverklaarde periode, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer 2] is toegebracht tot een bedrag van € 4.523,61. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke zoals hiervoor aangegeven tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 240b, 242, 245, 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
78 (achtenzeventig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Laptop HP Presario (PL2300-2017098901-1012984)
- Samsung (PL2300-2017098901-1012968)
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Bestrijdingsmiddel (PL2300-2017098901-1012975)
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Medicijnen (PL2300-2017098901-1012981)

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 21.523,29 (eenentwintigduizend vijfhonderddrieëntwintig euro en negenentwintig cent) bestaande uit € 1.523,29 (duizend vijfhonderddrieëntwintig euro en negenentwintig cent) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 4.751,86 (vierduizend zevenhonderdeenenvijftig euro en zesentachtig cent) aan materiële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 21.523,29 (eenentwintigduizend vijfhonderddrieëntwintig euro en negenentwintig cent) bestaande uit € 1.523,29 (duizend vijfhonderddrieëntwintig euro en negenentwintig cent) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 142 (honderdtweeënveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
10 juni 2017 en van de immateriële schade op 22 oktober 2008.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.523,61 (vierduizend vijfhonderddrieëntwintig euro en eenenzestig cent) bestaande uit € 523,61 (vijfhonderddrieëntwintig euro en eenenzestig cent) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.523,61 (vierduizend vijfhonderddrieëntwintig euro en eenenzestig cent) bestaande uit € 523,61 (vijfhonderddrieëntwintig euro en eenenzestig cent) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 55 (vijfenvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
10 juni 2017 en van de immateriële schade op 1 december 2016.
Aldus gewezen door:
mr. S.C. van Duijn , voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. A.M.G. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 11 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.