[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [adres] .
Bij het vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank vrijgesproken van het tenlastegelegde, te weten van het in de periode van 24 mei 2019 tot en met 4 mei 2020 te [pleegplaats] ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige. Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij [benadeelde] is daarbij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de verdachte, begroot op nihil.
Door de officier van justitie in het arrondissementsparket Oost-Brabant is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de advocaat-generaal geconcludeerd dat de vordering integraal dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak van de tenlastegelegde ontucht bepleit. Subsidiair heeft de raadsvrouw partiële vrijspraak van de tenlastegelegde periode bepleit. Ten aanzien van een bewezenverklaring van het vervaardigen en/of in bezit hebben van kinderporno heeft de raadsvrouw zich aan het oordeel van het hof gerefereerd. Voorts heeft zij bepleit dat de verdachte van het vervaardigen en/of in bezit hebben van kinderporno dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daarnaast heeft zij een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de raadsvrouw primair bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk is en subsidiair heeft de raadsvrouw het hof verzocht de vordering te matigen.
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissingen en mede omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 mei 2019 tot en met 4 mei 2020 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn opleiding en/of zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [benadeelde] , geboren op [geboortedag benadeelde] , immers heeft hij, verdachte, in zijn functie als docent/leraar van school [middelbare school] , waar [benadeelde] toen leerling was in voornoemde periode, meermalen, althans eenmaal,
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd en/of gebracht en/of gehouden (welke handeling door verdachte is gefilmd) en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of
- zijn penis in de mond van die [benadeelde] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of zich (aldus) laten pijpen door die [benadeelde] (welke handelingen door verdachte zijn gefilmd) en/of
- zich laten aftrekken door die [benadeelde] (welke handeling door verdachte is gefilmd) en/of
- die [benadeelde] ge(tong)zoend en/of
- die [benadeelde] naaktfoto(’s)/film(s) van zichzelf laten maken en/of (vervolgens) die [benadeelde] die naaktfoto(’s)/film(s) aan hem laten sturen,
dat hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 mei 2019 tot en met 4 mei 2020 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, een aantal afbeeldingen en/of gegevensdragers, te weten (een harde schijf bevattende) een aantal foto(’s) en/of
film(s), te weten drie, namelijk [bestandsnaam 1] , [bestandsnaam 2] en [bestandsnaam 3] , althans een aantal foto’s en/of films van telkens seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
- het duwen en/of brengen en/of houden van zijn penis in de vagina van [benadeelde] , geboren op [geboortedag benadeelde] , welke handeling door verdachte is gefilmd;
- en/of het duwen en/of brengen en/of houden van zijn penis in de mond van [benadeelde] , geboren op [geboortedag benadeelde] , en/of het zich (aldus) laten pijpen door die [benadeelde] , welke handeling door verdachte is gefilmd;
- en/of het zich laten aftrekken door [benadeelde] , geboren op [geboortedag benadeelde] , welke handeling door verdachte is gefilmd;
- en/of (een) naaktfoto(’s) en/of (een) naaktfilm(s) van [benadeelde] . geboren op [geboortedag benadeelde] , gemaakt door die [benadeelde] van zichzelf (toonmap bij proces-verbaal, proces-verbaal nummer: 2021076179, p. 171-174).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 24 mei 2019 tot en met 4 mei 2020 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn opleiding en zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [benadeelde] , geboren op [geboortedag benadeelde] , immers heeft hij, verdachte, in zijn functie als docent van school [middelbare school] , waar [benadeelde] toen leerling was in voornoemde periode, meermalen
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd en gebracht en gehouden (welke handeling door verdachte is gefilmd) en
- zijn vingers in de vagina van die [benadeelde] geduwd en gebracht en gehouden en
- zijn penis in de mond van die [benadeelde] geduwd en gebracht en gehouden en zich (aldus) laten pijpen door die [benadeelde] (welke handelingen door verdachte zijn gefilmd) en
- zich laten aftrekken door die [benadeelde] (welke handeling door verdachte is gefilmd) en
- die [benadeelde] ge(tong)zoend en
- die [benadeelde] naaktfoto’s en een naaktfilm van zichzelf laten maken en vervolgens die [benadeelde] die naaktfoto’s aan hem laten sturen,
dat hij in de periode van 24 mei 2019 tot en met 4 mei 2020 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, een gegevensdrager, te weten een harde schijf bevattende een aantal
films, te weten drie, namelijk [bestandsnaam 1] , [bestandsnaam 2] en [bestandsnaam 3] , van telkens seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
- het duwen en brengen en houden van zijn penis in de vagina van [benadeelde] , geboren op [geboortedag benadeelde] , welke handeling door verdachte is gefilmd
- en het duwen en brengen en houden van zijn penis in de mond van [benadeelde] , geboren op [geboortedag benadeelde] , en het zich (aldus) laten pijpen door die [benadeelde] , welke handeling door verdachte is gefilmd;
- en het zich laten aftrekken door [benadeelde] , geboren op [geboortedag benadeelde] , welke handeling door verdachte is gefilmd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Omwille van de leesbaarheid worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij in de periode van 24 mei 2019 tot en met 4 mei 2020 ontucht heeft gepleegd met de aan zijn opleiding en/of zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [benadeelde] (geboren op [geboortedag benadeelde] ) en dat hij in die periode kinderpornografisch materiaal van deze [benadeelde] heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde bewezen dient te worden verklaard. Aangeefster was een leerling op een school met speciaal onderwijs, op welke school de verdachte als docent en begeleider werkzaam was. De leerlingen op deze school zijn aan zijn zorg toevertrouwd. Daarmee is er sprake van een gezagsverhouding tussen de verdachte en aangeefster. De advocaat-generaal gaat voor wat betreft de periode uit van de verklaring van aangeefster, nu deze steun vindt in de overige bewijsmiddelen in het dossier. Ten slotte volgt volgens de advocaat-generaal uit het dossier dat de verdachte kinderpornografisch materiaal van aangeefster heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak van de tenlastegelegde ontucht bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat er geen sprake was van een gezagsverhouding. De afhankelijkheid waaraan verdachte een zeker overwicht tegenover aangeefster kon ontlenen (HR 11 juli 2002, NJB 2002/106) ontbreekt. De verdachte was geen docent van aangeefster, was niet haar mentor of vertrouwenspersoon, heeft geen (boks)lessen aan haar gegeven en had ook anderszins geen overwicht over aangeefster. Subsidiair heeft de raadsvrouw partiële vrijspraak van de tenlastegelegde periode bepleit, omdat de seksuele relatie slechts anderhalve maand heeft geduurd. Ten aanzien van een bewezenverklaring van het vervaardigen en/of in bezit hebben van kinderporno heeft de raadsvrouw zich aan het oordeel van het hof gerefereerd.
Het oordeel van het hof
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte als gymdocent werkzaam was op de middelbare school ‘ [middelbare school] ’ in [pleegplaats] . ‘ [middelbare school] ’ is een zeer kleinschalige en bijzondere middelbare school die zich specifiek richt op leerlingen met een vorm van autisme, ADHD en/of een andere ondersteuningsbehoefte. In de periode van 2017-2018 liep de verdachte in het kader van zijn opleiding tot gymdocent stage op deze school en vanaf het schooljaar 2018-2019 is hij er als gymdocent gaan werken. [benadeelde] (hierna [benadeelde] ), geboren op [geboortedag benadeelde] , was in deze periode leerling op ‘ [middelbare school] ’. De verdachte en [benadeelde] hebben – zo verklaarden zij beiden – een (seksuele) relatie gekregen welke is begonnen tijdens een schoolactiviteit, de zogenoemde 24-uurs marathon (een dag waarin je 24 uur lang op school bent) op 24 mei 2019. De verdachte was destijds bijna 26 jaar en [benadeelde] was 16 jaar oud. Tijdens de 24-uurs marathon hebben zij elkaar toegevoegd op Snapchat en vond het eerste fysieke contact plaats. In de periode daaropvolgend is er meermalen seksueel contact tussen beiden geweest dat bestond uit vaginale penetratie, pijpen en aftrekken. Het seksueel contact vond onder andere plaats bij de verdachte thuis, op school, in het bos en in de auto. Beiden hebben verklaard dat ze verliefd op elkaar waren en dat de seks met wederzijdse instemming plaats vond.
In de woning van de verdachte is een harde schijf aangetroffen met drie filmpjes van het seksueel contact tussen de verdachte en [benadeelde] . De filmbeelden zijn door de verdachte opgenomen op 21 juni 2019. Op het eerste filmpje is te zien dat [benadeelde] de penis van de verdachte in haar hand heeft, op en neergaande bewegingen maakt en de penis in haar mond neemt. Op het tweede filmpje is te zien dat de verdachte zijn penis in de vagina van [benadeelde] duwt. Daarnaast is er nog een derde filmpje gemaakt waarop is te zien dat de penis van de verdachte over de vagina van [benadeelde] wrijft. De verdachte heeft bekend dat hij deze beelden tijdens de seks met [benadeelde] heeft gemaakt met een camcorder camera.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of [benadeelde] op grond van artikel 249, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht als minderjarige aan de zorg, opleiding of waakzaamheid van de verdachte was toevertrouwd. De in artikel 249, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen opsomming van door hun hoedanigheid ten opzichte van de dader aangeduide minderjarigen, met wie het plegen van ontucht in deze bepaling strafbaar wordt gesteld, wordt hierdoor gekenmerkt dat die hoedanigheid telkens een min of meer grote mate van afhankelijkheid van de dader meebrengt en dat de dader daaraan een zeker overwicht tegenover die minderjarigen kan ontlenen. De strekking van artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht is dan ook minderjarigen, die als gevolg van die afhankelijkheid en dat overwicht minder weerstand aan de dader kunnen bieden dan anderen, te beschermen tegen ontuchtige initiatieven van hen die misbruik maken van een uit feitelijke verhouding voortvloeiend overwicht, waardoor de minderjarige aan die dader minder weerstand kan bieden dan aan anderen (vgl. HR 26 juni 1990, NJ 1991, 95).
Van ontucht is sprake als de verdachte handelt in strijd met de sociaal-ethische norm. De ontucht is op grond van dit artikel slechts strafbaar voor zover het slachtoffer aan de zorg, opleiding of waakzaamheid van de verdachte is toevertrouwd. Of daarvan sprake is en de verdachte misbruik heeft gemaakt van het overwicht is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. Onder ‘aan de zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwd’ kan niet alleen juridisch, maar ook feitelijk toevertrouwen vallen (vgl. HR 28 april 1992, NJ 1992/629). Daarbij wordt gewicht toegekend aan leeftijdsverschil en uit andere omstandigheden blijkend overwicht (vgl. HR 13 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1071, NJ 2017/413). Of sprake is van ‘toevertrouwen’ in het kader vaneen opleiding, dient te worden afgeleid uit de omstandigheden van het geval (vgl. HR 11 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2033). In HR 8 maart 1977, NJ 1977/377 werd beslist dat niet aan toepasselijkheid van art. 249, eerste lid, Sr in de weg staat de enkele omstandigheid dat de ontucht buiten verband van de lesuren en buiten het schoolgebouw had plaatsgevonden omdat het gezag niet noodzakelijkerwijs daartoe is beperkt. Het (eventueel) onbezoldigde karakter van de (dienst)betrekking doet daarbij niet ter zake (vgl. Hof ’s Hertogenbosch 15 oktober 2004, ECLI:NL:GHSHE:2004:AR3975). Het hof overweegt daartoe dat de school waar [benadeelde] onderwijs volgde een kleinschalige middelbare school is voor leerlingen met een vorm van autisme, AD(H)D of een vergelijkbare ondersteuningsbehoefte. De kinderen die op een dergelijke school worden aangenomen, zijn extra kwetsbaar en hebben extra zorg nodig. Ouders die hun kinderen naar zo’n school brengen, vertrouwen de school met de zorg over hun kinderen. De verdachte was zich daarvan bewust en heeft verklaard dat hij tijdens zijn studie zich heeft toegelegd op het geven van sportonderwijs en lichamelijke opvoeding aan leerlingen behept met dergelijke stoornissen en kwetsbaarheid. Bovendien was de verdachte ervan op de hoogte dat [benadeelde] eerder een incident had meegemaakt met haar zwemleraar. [benadeelde] had aangifte van seksuele intimidatie gedaan, waarna haar zwemleraar suïcide had gepleegd. De verdachte heeft dan ook geweten dat [benadeelde] , een kwetsbaar meisje, belast was met deze voorgeschiedenis. Het heeft de verdachte er niet van weerhouden zijn contact met [benadeelde] , ontstaan in een leerkracht-leerling-verhouding, tijdens schoolse activiteiten en binnen de setting van de school om te zetten in een (seksuele) relatie. Tevens acht het hof het leeftijdsverschil tussen [benadeelde] , een pubermeisje van 16 jaar, en de verdachte, een volwassen man van 26 jaar, aanzienlijk groot voor het onderhouden van een min of meer gelijkwaardige seksuele relatie. Ten slotte acht het hof de omstandigheid dat de verdachte nimmer als docent feitelijk les aan [benadeelde] heeft gegeven maar eerder slechts als stagiair bij het onderwijs aan [benadeelde] betrokken was, niet een omstandigheid die maakt dat er in casu geen sprake was van een aan de zorg, opleiding of waakzaamheid van de verdachte toevertrouwd zijn. Een docent heeft uit hoofde van zijn functie een bepaald overwicht op alle leerlingen en er is aldus sprake van een zekere gezagsverhouding. Dat de verdachte niet dé leraar van [benadeelde] was, doet daar naar het oordeel van het hof niet aan af.
Gelet op het vorenoverwogene is het hof dan ook van oordeel dat er sprake is geweest van een gezagsverhouding tussen de verdachte en [benadeelde] , waarvan de verdachte misbruik heeft gemaakt, waardoor de seksuele handelingen kunnen worden aangemerkt als ontucht met een aan zijn zorg, opleiding en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de seksuele relatie tussen de verdachte en [benadeelde] de gehele tenlastegelegde periode van 24 mei 2019 tot en met 4 mei 2020 heeft geduurd. Het hof ziet immers in het dossier geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaring van [benadeelde] daarover te twijfelen.
Het verweer van de verdediging wordt dan ook in al zijn onderdelen verworpen.
Resumerend acht het hof, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Verweren ten aanzien van de strafbaarheid
De raadsvrouw van de verdachte heeft met betrekking tot het tenlastegelegde vervaardigen dan wel bezitten van kinderporno bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De betreffende filmpjes zijn gemaakt in één en dezelfde intieme sessie – en aldus in een zeer kort tijdsbestek – en met beider instemming. Daarnaast heeft de verdachte de filmpjes niet verder verspreid en was hij er zelfs van overtuigd dat deze inmiddels al verwijderd waren. Aangeefster is dan ook niet in enig belang geschaad en er is geen sprake van strijd met het belang van de minderjarige dat de strafbaarheidstelling beoogt te beschermen.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
De strekking van artikel 240b (oud) van het Wetboek van Strafrecht is gelegen in het tegengaan van seksueel misbruik van jeugdigen en de exploitatie daarvan, waaronder te begrijpen het verleiden van minderjarigen om hieraan deel te nemen. Dat het materiaal afkomstig is van de minderjarige zelf of door de minderjarige is vervaardigd, is daarbij irrelevant. In de kamerstukken merkt de wetgever dienaangaande op: ‘Bij de strafbaarstelling van kinderporno gaat het anders dan bij ontucht niet alleen om het voorkomen van schade aan het kind dat bij de vervaardiging van kinderporno betrokken is geweest als gevolg van de vervaardiging, maar ook om het voorkomen van schade aan dat kind en kinderen in het algemeen door het in omloop brengen van dat beeldmateriaal. De instemming van een 16- of 17-jarige met de vervaardiging en verspreiding van kinderporno neemt de schadelijke effecten ervan niet weg’ (Kamerstukken I2001/02, 27 745, nr. 299b, p. 5). Naar het oordeel van het hof geldt hetzelfde voor het geval dat door de minderjarige toestemming is gegeven voor het filmen van seksuele handelingen. De bescherming van de minderjarige weegt immers het zwaarst. Enkel indien de minderjarige op geen enkele wijze in haar of zijn belangen is geschaad, waarbij sprake kan zijn bij bijvoorbeeld het vervaardigen in de privésfeer tussen oudere minderjarige leeftijdsgenoten, kan mogelijk justitieel ingrijpen achterwege blijven (zieKamerstukken II2000/01, 27 745, nr. 3, p. 5-6;Kamerstukken II2001/02, 27 745, nr. 6, p. 15-16 en HR 9 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:213, rov. 2.4.1.-2.4.2. en 2.6.1.-2.6.2.). Echter, zoals eerder reeds aangegeven acht het hof het leeftijdsverschil tussen [benadeelde] , een pubermeisje van 16 jaar, en de verdachte, een volwassen man van 26 jaar, mede gelet op de persoonlijkheid van aangeefster, aanzienlijk groot voor het onderhouden van een min of meer gelijkwaardige seksuele relatie. Daarnaast is in het onderhavige dossier geen sprake van het ontbreken van enige aanwijzing voor een risico van verspreiding van de filmpjes onder anderen dan de betrokkenen. Het tot ontslag van alle rechtsvervolging strekkende verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het tenlastegelegde uitsluiten, hetgeen betekent dat het feit strafbaar is.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
de eendaadse samenloop van ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige,
meermalen gepleegd,