ECLI:NL:HR:2002:AE2033
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- B.C. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Ontucht met aan opleiding toevertrouwde minderjarige
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1950, was beschuldigd van ontucht met een minderjarige, die in het kader van haar opleiding stage liep op verschillende afdelingen van een ziekenhuis, waaronder de afdeling waar de verdachte werkzaam was. De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met het slachtoffer, dat in een afhankelijke positie verkeerde ten opzichte van hem, gezien haar stage en de begeleiding die zij van hem ontving.
Het Gerechtshof had de verdachte veroordeeld tot drie maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en onbetaalde arbeid ten algemenen nutte. De verdediging voerde aan dat het slachtoffer niet aan de zorg van de verdachte was toevertrouwd, maar het Hof oordeelde dat de begeleiding van een stagiaire onder de term 'opleiding' valt, zoals bedoeld in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof geen onjuiste rechtsopvatting had toegepast door te concluderen dat het slachtoffer aan de opleiding van de verdachte was toevertrouwd.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat het middel niet tot cassatie kon leiden. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen andere gronden waren om de bestreden uitspraak te vernietigen. Dit arrest benadrukt de bescherming van minderjarigen in situaties waarin zij zich in een afhankelijke positie bevinden ten opzichte van volwassenen, en de noodzaak om dergelijke situaties serieus te nemen in het kader van strafrechtelijke vervolging.