Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een brief van de zijde van de man van 27 november 2023 met bijlagen, ingekomen op 28 november 2023;
- een brief van de zijde van de vrouw van 4 juni 2024 met bijlagen, ingekomen op 4 juni 2024;
- een brief van de zijde van de man van 12 juni 2024 met bijlagen, ingekomen op 12 juni 2024.
3.De feiten
- aan de vrouw een vergoeding toegekend van 45.000 Dirham aan genoegdoeningscompensatie (Mout‘aa) en 3.500 Dirham woonkosten gedurende wachtperiode (Idda);
- aan de vrouw de volgende rechten van het kind toegekend: 900 Dirham per maand kinderalimentatie met ingang van de datum van de echtscheiding en 100 Dirham per maand zorg- en opvoedingskosten met ingang van de datum van de echtscheiding en 1000 Dirham per maand woonkosten met ingang van de dag waarop de wachtperiode is verstreken;
- een zorgregeling bepaald, waarbij het kind wekelijks op zaterdag en zondag en gedurende schoolvakanties van 9.00 uur tot 18.00 uur bij de vader verblijft;
- bepaald dat de man een eed dient af te leggen dat hij in de periode 1 februari 2021 tot en met 7 juli 2022 in het levensonderhoud van de vrouw en het kind heeft voorzien. Indien hij de eed aflegt hoeft hij niets te betalen; anders legt de vrouw de eed af en ontvangt zij van hem 800 Dirham per maand aan partneralimentatie en 700 Dirham per maand aan kinderalimentatie per maand, alsmede een supplement voor de feestdagen van 1500 Dirham per Islamitisch feest over de periode 15 juni 2021 tot 4 juli 2022.
4.De omvang van het geschil
- bepaald dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw;
- bepaald dat de man, onder wijziging van de voornoemde beslissing van de rechtbank van Eerste Aanleg te Laâyoune ,
Primair:te bepalen dat de beslissing van de rechtbank van Eerste Aanleg te Laâyoune ten behoeve van de aan de minderjarige [minderjarige] te betalen onderhoudsbijdrage zal blijven gelden;
Meer subsidiair:te bepalen dat de man een bedrag ad € 997,- per maand dient te betalen aan de vrouw als uitkering tot levensonderhoud met ingang van de datum van 25 augustus 2023;
vaststellingvan kinderalimentatie kennis te nemen, nu de rechter de Marokkaanse beslissing met betrekking tot de kinderalimentatie in Nederland heeft erkend en er dus al een beslissing over de alimentatieverplichting van de man ten opzichte van [minderjarige] is genomen door een vreemde rechter. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte aangenomen dat de vrouw haar verzoek in eerste aanleg als een verzoek tot
wijzigingvan de bestaande onderhoudsverplichtingen van de man heeft bedoeld. Duidelijk was dat de vrouw om
vaststellingvan kinder- en partneralimentatie heeft verzocht. Door tijdens de mondelinge behandeling aan te geven dat het verzoek van de vrouw (ook) gebaseerd lijkt te zijn op artikel 1:401 lid 4 BW, hetgeen de vrouw heeft bevestigd, heeft de rechtbank de vrouw de woorden in de mond gelegd. De vrouw heeft namelijk in eerste aanleg juist steeds het standpunt ingenomen dat de rechtbank in Marokko zich niet-ontvankelijk zou moeten verklaren. Bovendien is er geen sprake van dat de Marokkaanse beslissing is gebaseerd op onjuiste en onvolledige gegevens.
vaststellingvan kinderalimentatie. Op dat moment was immers nog niet eerder kinderalimentatie vastgesteld. De Marokkaanse procedure was op dat moment al wel enige tijd aanhangig maar de Marokkaanse rechter had nog geen uitspraak gedaan. Pas op 4 juli 2022 heeft de Marokkaanse rechter de echtscheiding uitgesproken en nevenvoorzieningen getroffen ter zake de onderhoudsverplichtingen van de man. De mondelinge behandeling van het verzoek van de vrouw in eerste aanleg vond plaats op 26 mei 2023, derhalve nadat de Marokkaanse rechter de kinderalimentatie had vastgesteld. De vrouw heeft na de Marokkaanse uitspraak in het kader van haar verweer in eerste aanleg nog nadere stellingen naar voren gebracht inhoudende dat in haar ogen de beslissing van de Marokkaanse rechter over de onderhoudsverplichtingen van de man op een onjuiste wijze tot stand zijn gekomen omdat deze zich enkel heeft gebaseerd op de huwelijksakte en de financiële informatie van de man en er geen berekening heeft plaatsgevonden aan de hand van daadwerkelijke financiële bescheiden uit Marokko en Nederland, terwijl ook de door de vrouw verstrekte informatie over het inkomen van de man in Nederland niet is meegenomen (zie de brief van de advocaat van de vrouw van 15 mei 2023 aan de rechtbank, pagina 5 en 6). De rechtbank heeft kennelijk daaruit opgemaakt dat de vrouw in eerste aanleg (subsidiair) het standpunt heeft ingenomen dat de beslissing van de Marokkaanse rechter van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan in de zin van artikel 1:401 lid 4 BW.
Het staat de rechter vrij om nadere vragen te stellen over de (bedoeling en de grondslag van de) stellingen van de vrouw en om daarbij ambtshalve de rechtsgronden aan te vullen, althans om in het licht van de Marokkaanse uitspraak na te vragen of de vrouw gezien haar nadere stellingen (subsidiair) een wijzigingsverzoek heeft gedaan. De rechter is hiermee niet buiten de rechtsstrijd van partijen getreden, want er is voldaan aan art. 24 en 25 Rv.
Nu de vrouw ter mondelinge behandeling van de rechtbank heeft bevestigd dat zij bedoelt wijziging te vragen op de voet van art. 1:401 lid 4 BW, heeft zij haar verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie gewijzigd in een verzoek tot wijziging van de Marokkaanse beslissing op dit punt. Daar komt nog bij dat dit ook om redenen van proceseconomie gerechtvaardigd is, omdat een partij immers in geval van gewijzigde omstandigheden of onjuiste of onvolledige gegevens immers altijd een wijzigingsprocedure op grond van art. 1:401 BW kan starten. De vrouw is derhalve ontvankelijk in haar verzoek tot wijziging van de door de Marokkaanse rechter vastgestelde kinderalimentatie.
Gelet op het feit dat rechtbank rekening houdend met de duur van het huwelijk, de oorzaak van de duurzame ontwrichting, de financiële draagkracht van de echtgenoten welke gebleken is uit de nota’s van partijen en uit de aangifte van verzoeker tijdens de verzoeningszitting alsmede de positie van het kind en behoefte gelet op het prijsniveau, opdracht beeft gegeven voor het storten van de uit de echtsscheiding voortvloeiende rechten bij de kassa van de rechtbank en hier uitvoering aan is gegeven.”De Marokkaanse rechter heeft op verzoek van de vrouw nader onderzoek gedaan naar de vermogenspositie van de man.
“de positie van het kind en behoefte gelet op het prijsniveau”maar niet hoe de behoefte van [minderjarige] is berekend, welke financiële gegevens daartoe zijn meegenomen en of er gerekend is met de kosten van een kind dat in Nederland woont. Gelet hierop berust de beschikking naar de wettelijke maatstaven van Nederlands recht op onvolledige gegevens.
Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat de beslissing van de Marokkaanse rechter over de kinderalimentatie niet aan de wettelijke maatstaven beantwoordt en dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek tot wijziging van die beslissing.
- (€ 342,- minus € 17,- = ) € 325,- per maand in de periode van 26 mei 2023 tot 25 augustus 2023;
- (€ 342,- minus € 51,- = ) € 291,- per maand in de periode vanaf 25 augustus 2023.
Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.. Het hof rekent derhalve, zoals bij de berekening van de kinderalimentatie, met een netto besteedbaar inkomen van € 4.057,- per maand aan de zijde van de man.
6.De slotsom
7.De beslissing
- in de periode van 26 mei 2023 tot 25 augustus 2023 € 325,- per maand zal betalen;
- in de periode vanaf 25 augustus 2023 € 291,- per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen.