Uitspraak
8.De beschikking van 3 februari 2022
9.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
10.De verdere beoordeling
Van belang is met name art. 84 Mud, dat luidt als volgt (volgens uitgave Ars Aequi 2004 met vertaling van M.S. Berger):
.
De genoegdoeningscompensatie is, daarover zijn partijen het eens, in ieder geval oorspronkelijk, bedoeld als smartengeld en schadeloosstelling na verstoting door de man. Dat die oorspronkelijke betekenis in de loop der jaren aan een ontwikkeling onderhevig is geweest waardoor de genoegdoeningscompensatie ‘steeds meer te vergelijken is met een alimentatie aan de vrouw na echtscheiding’ zoals de man heeft aangevoerd, moge zo zijn, maar maakt niet dat de compensatiegedachte daarbij uit beeld is geraakt. Ook volgens de Mudawanna 2004 wordt bij de berekening van de schadeloosstelling (naast de duur van de huwelijksperiode en de financiële situatie van de man) steeds de schuldvraag betrokken. Het feit dat de man of de vrouw een echtscheiding wil bereiken ondanks het ontbreken van iedere aanwijsbare schuld van de andere echtgenoot, heeft invloed op de omvang van de mout’aa (Jordens-Cotran [1] , a.w. p. 737). Art. 84 Mud. bepaalt expliciet dat de reden van de verstoting (lees voor het onderhavige geval: het verzoek tot echtscheiding wegens duurzame ontwrichting) en de mate van willekeur waarmee de man deze heeft doen plaatsvinden in acht worden genomen. Volgens de onweersproken stelling van de vrouw heeft een vrouw die schuld heeft aan de huwelijksontbinding geen recht op schadeloosstelling.
Voor de verdere behandeling zal het hof een nieuwe mondelinge behandeling bepalen, waarbij tevens de kinderalimentatie in de zaak met zaaknummer 200.313.083/01 zal worden besproken.
Partijen worden in de gelegenheid gesteld om hun verhinderdata op te geven en verzocht om uiterlijk vier weken voor de mondelinge behandeling hun inkomens- en vermogensgegevens over de jaren 2020 tot en met 2022 (inclusief belastingaangiften en aanslagen) alsmede overige relevante informatie over de periode daarna, en een draagkrachtberekening over te leggen, waarna zij tot uiterlijk veertien dagen voor de mondelinge behandeling desgewenst nog op elkaars stukken kunnen reageren.
11.De beslissing
betreffende de kinderalimentatie, zoals genoemd in rechtsoverweging 9.2;