Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.De zaak in het kort
3.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven;
- de memorie van antwoord in het incident;
- de memorie van antwoord;
- het arrest in het incident van 18 juni 2024;
- de akte uitlating van de zijde van de man van 16 juli 2024;
- de akte na incidenteel arrest van de zijde van de vrouw van 16 juli 2024;
- de antwoordakte van de zijde van de man van 30 juli 2024;
- de antwoordakte van de zijde van de vrouw van 30 juli 2024.
4.De feiten
5.De procedure in kort geding
6.De voortzetting van de procedure in hoger beroep in de hoofdzaak
7.De beoordeling in de hoofdzaak
manstelt in zijn dagvaarding in hoger beroep, onder meer, dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de man gehouden is om mee te werken aan de verkoop en levering van de woning en dat
in dat kader(onderstreping hof) ten onrechte is overwogen dat:
€ 579.000,--;
vrouwstelt onder meer dat in het dictum van het bestreden vonnis is bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de benodigde handtekeningen van de man bij de koopovereenkomst en de leveringsakte van de woning. Alle grieven van de man zijn gericht op deze beslissing. De man heeft verzuimd het hoger beroep in te schrijven in het rechtsmiddelenregister. Daarom kan hij niet worden ontvangen in de hoofdzaak. De niet-ontvankelijkheid strekt zich niet alleen uit tot de grieven of klachten die betrekking hebben op het gedeelte van het vonnis dat in de plaats treedt van (een deel van) de tot levering bestemde akte, maar ook tot de daarmee onlosmakelijk verbonden oordelen. De koopovereenkomst is onlosmakelijk met de akte van levering verbonden. Zonder de opdracht aan de makelaar en zonder vaststelling van de verkoopprijs kon de levering van de woning niet plaatsvinden. De belangen van de man waren onvoldoende om de overeengekomen verkoop en levering van de woning te verhinderen. De financiële mogelijkheden van de man om de woning zelf te kunnen kopen, kunnen niet tot andere gevolgen leiden. Geen van de grieven/vorderingen van de man zien op onrechtmatig handelen van de vrouw of schadevergoeding van de man. Zij zien enkel op levering van de woning. Een eventuele vordering tot schadevergoeding kan in deze procedure niet aan de orde zijn maar slechts in een aparte bodemprocedure.
hofin het arrest in het schorsingsincident heeft overwogen, dient de rechter ambtshalve na te gaan of aan het voorschrift van art. 3:301 lid 2 BW is voldaan. Het voorschrift van art. 3:301 lid 2 BW strekt ertoe dat bij de inschrijving in de openbare registers van een uitspraak die in de plaats treedt van (een deel van) een tot levering bestemde akte als bedoeld in art. 3:89 BW, zoveel mogelijk buiten twijfel wordt gesteld dat op het tijdstip waarop de beroepstermijn verstreek, geen rechtsmiddel is ingesteld. Dit is van belang voor de rechtszekerheid die is vereist bij de verkrijging van registergoederen. De bepaling bewerkstelligt dat de griffier van het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, bij de afgifte van de in art. 25 Kadasterwet bedoelde verklaring dat hem niet van het instellen van een gewoon rechtsmiddel is gebleken, kan afgaan op het rechtsmiddelenregister. Dit is niet alleen van belang in de gevallen die in art. 25 lid 1, onder a en b, Kadasterwet zijn genoemd, maar ook in het geval waarin de in te schrijven uitspraak uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
dit vonnis in de plaats treedt van de benodigde handtekening(en) en/of para(a)f(en)van de man op de genoemde koopovereenkomst en
notariële akte van levering” – onderstreping hof).