ECLI:NL:GHSHE:2024:2452

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
20-000905-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte op 21 november 2022 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 weken voor het opzettelijk handelen in strijd met het verbod van artikel 2 onder A van de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1997, zonder bekende woon- of verblijfplaats, had op 5 januari 2022 in Zevenbergschen Hoek ongeveer 102 gram cocaïne buiten het grondgebied van Nederland gebracht. De politierechter had de inbeslaggenomen verdovende middelen onttrokken aan het verkeer. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep vernietiging van het vonnis en een nieuwe veroordeling tot dezelfde straf. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het ten laste gelegde, maar het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het bewezenverklaarde strafbaar. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 weken. Het hof overwoog dat het handelen van de verdachte bijdraagt aan ernstige criminaliteit en maatschappelijke onrust, en dat de opgelegde straf passend was gezien de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000905-23
Uitspraak : 24 juli 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 21 november 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-004166-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 weken met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de politierechter de onder de verdachte inbeslaggenomen verdovende middelen onttrokken aan het verkeer.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen ten laste is gelegd en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 weken. Voorts heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de onder de verdachte inbeslaggenomen verdovende middelen aan het verkeer onttrokken dienen te worden.
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit van het aan hem tenlastegelegde opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 januari 2022 te Zevenbergschen Hoek, gemeente Moerdijk, in elk geval in Nederland, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, in elk geval aanwezig heeft gehad, ongeveer 102 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 januari 2022 te Zevenbergschen Hoek, gemeente Moerdijk, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 102 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de landelijke eenheid van de politie, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2000-2022005179, gesloten d.d. 21 januari 2022, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 001A-23.

1.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2022, pag. 2-4, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :

Op woensdag 5 januari 2022 waren wij belast met algemene surveillance op en rond autosnelweg A16.
AanleidingDie dag om 23.11 uur kregen wij een melding van de ANPR (Automatic Number Plate Recognition) op onze diensttelefoons. Wij zagen dat het een Belgisch voertuig betrof voorzien van kenteken [kenteken] . Dit was een Volkswagen Polo, grijs van kleur. Het voertuig was in de ANPR-lijst gezet in verband met het aantreffen van een kleine hoeveelheid verdovende middelen en een cash geldbedrag van 8.500,- euro eerder die dag.
Controle WegenverkeerswetNadat het voertuig tot stilstand was gebracht bij tankstation Den Hoek, gelegen aan de rijksweg A16 ter hoogte van hectometerpaal 51.5, toonde de bestuurder mij, [verbalisant 3] , desgevraagd zijn rijbewijs. Uit het aan mij verstrekte rijbewijs bleek mij dat de houder van het rijbewijs was genaamd:
[verdachte] geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] .
Aantreffen verdovende middelenIk, [verbalisant 2] , onderzocht het voertuig vanaf de bestuurderszijde. Ik kon met mijn zaklamp achter het gedeelte van de stuurkolom schijnen, waar verschillende plastic kappen zitten en een deel van de middenconsole. Ik zag hierachter een blok van wit poeder liggen omwikkeld met folie. Ik zag dat de inhoud van het blok qua samenstelling en uiterlijke kenmerken sterk overeenkwam met de kenmerken van cocaïne. Ik heb dit vervolgens in beslag genomen. Hierna heb ik aan collega [verbalisant 3] en [verbalisant 4] aangegeven dat [verdachte] kon worden aangehouden als verdachte voor het overtreden van de Opiumwet.
Voorgeleiding [verdachte]
Ik, [verbalisant 3] , hoorde verdachte [verdachte] verklaren, nadat hij de cautie had medegedeeld gekregen, dat hij honderd (100) gram voor eigen gebruik had gekocht. Ik hoorde [verdachte] verder verklaren dat hij wat meer had gekocht om niet steeds heen en weer te rijden.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] in België
Goed(eren):
PL2000-2022005179-2415912, medicamenten/hulpmiddelen, verdovende mid, 1 stuks, totaal 102 g, Nederland, inhoud/specificatie: wit poeder omwikkeld met doorzichtig folie, vermoedelijk cocaïne.
PL2000-2022005179-2415913, medicamenten/hulpmiddelen, verdovende mid (Hennep),
1. stuks, totaal 2 g, Nederland.
PL2000-2022005179-2415914, medicamenten/hulpmiddelen, verdovende mid (Hashish),
1. stuks, totaal 5 g.

2.

De kennisgeving van inbeslagneming, pag. 17, voor zover inhoudende:

Inbeslagneming
Plaats : Al6 ter hoogte van hectometerpaal 51.0 linker rijbaan,
Zevenbergschen Hoek, binnen de gemeente Moerdijk
Datum en tijd : 5 januari 2022 te 23:30 uur
Reden : artikel 2/A Opiumwet, artikel 10/1/A Opiumwet
(Middel lijst I binnen of buiten grondgebied van
Nederland gebracht
Omstandigheden : Aangetroffen bij de doorzoeking van het voertuig,
achter het dashboard
Beslagene
Achternaam : [verdachte]
Voornaam : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1997
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in België
Goednummer : PL2000-2022005179-2415912
Object : Verdovende mid
Aantal : 1 stuks
Totale hoeveelheid : 102 g
Inhoud/specificatie : Wit poeder omwikkeld met doorzichtig folie,
vermoedelijk cocaïne
Bijzonderheden : Positief op cocaïne netto 101,21 gram

3.

De kennisgeving van inbeslagneming, pag. 19, voor zover inhoudende:

Inbeslagneming
Datum : 6 januari 2022
Omstandigheden : monstername t.b.v. NFI
Beslagene
Achternaam : [verdachte]
Voornaam : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1997
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in België
Goednummer : PL2000-2022005179-2416082
Object : Verdovende mid (Cocaine Crack)
Aantal : 1 stuks
Totale hoeveelheid : 3,16 g
Spoor identificatienr. : AAJP8130NL
Bijzonderheden : Monster van bronpartij 2415912

4.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2022, pag. 5, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :

Ik, verbalisant [verbalisant 5] , verklaar het volgende;
Deze partij was in beslag genomen bij de verdachte:
* [verdachte] geboren [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]
OMSCHRIJVING:
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
- 2415912: 101,21 gram netto wit poeder verpakt in een doorzichtig boterhamzakje
Uit de aangeboden hoeveelheid materiaal werd door mij een representatief monster genomen dat werd gewaarmerkt zoals in de onderstaande sporenlijst is vermeld. Dit monster werd getest waarbij gebruik werd gemaakt van de MMC NARCOTEST Cocaïne. De test gaf een POSITIEVE reactie op, zijnde een stof die is vermeld op Lijst I van de Opiumwet.
SPORENLIJST:
SIN: AAJP8130NL
Monster: Monster uit 101,21 gram
Gewicht monster: 3,16 gram

5.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2022, pag. 001A en 001B, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :

ONDERZOEK
Op dinsdag 18 januari 2022 onderzocht ik het navolgende monster met vermoedelijk verdovende middelen:
Monster 1
Goednummer: PL2000-2022005179-2416082
Object: Verdovende mid (Cocaine Crack)
Aantal: 1 stuks
Totale hoeveelheid: 3,16 g
Spoor identificatienr.: AAJP8130NL
Inhoud/specificatie: indicatief getest op cocaïne
Bijzonderheden: Monster van bronpartij 2415912
IDENTIFICEREND ONDERZOEK MET GC/MS (NFiDENT)
Ik, verbalisant, heb volgens het voorgeschreven protocol een hoeveelheid materiaal van het monster geprepareerd en geanalyseerd met behulp van de GC/MS. De verkregen data van de meting van elk monster is ter beschikking gesteld aan de deskundige van het NFI.
RAPPORTAGE NFI
Volgens bijgevoegd rapport van het NFI is het volgende aangetoond:
Monster 1: SIN AAJP8130NL => bevat cocaïne.

6.

Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag NFiDENT d.d. 18 januari 2022, pag. 001C, voor zover inhoudende als relaas van rapporteur ing. F. Wallace:

Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAJP8130N1 poeder en brokjes, wit, uit 101,21 gram; bevat cocaïne
aantal bemonsteringen in onderzoek: een
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven genoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het hof de verdachte vrijspreekt van het aan hem tenlastegelegde opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman betoogd dat de verklaring van de verdachte “dat hij wat meer (drugs) had gekocht om niet steeds heen en weer te rijden” (hierboven opgenomen onder bewijsmiddel 1) moet worden uitgesloten van de bewijsvoering.
De raadsman wijst erop dat volgens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2022, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , de verdachte zijn verklaring zou hebben afgelegd tijdens de voorgeleiding, maar dat in het proces-verbaal van voorgeleiding die verklaring niet is opgenomen. Dat maakt naar de mening van de raadsman dat betwijfeld moet worden of de verdachte deze verklaring heeft afgelegd en, zo dat al het geval is, of dat in de vermelde bewoordingen is gebeurd. Nu de verklaring is opgenomen in een overzichtsproces-verbaal, lijkt het erop dat sprake is van een geparafraseerde weergave van de verklaring, aldus de raadsman.
Indien de verdachte bovengenoemde verklaring al in de vermelde bewoordingen zou hebben afgelegd, dan geldt, zo stelt de raadsman, dat de verdachte dat heeft gedaan buiten de aanwezigheid van een raadsman- of vrouw, terwijl de verdachte volgens het proces-verbaal van voorgeleiding heeft aangegeven een advocaat te willen raadplegen. In de visie van de verdediging is daarmee sprake van een schending van artikel 6 EVRM.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof heeft geen redenen te twijfelen aan het feit dat de verdachte bovengenoemde verklaring heeft afgelegd in de vermelde bewoordingen, nu deze verklaring door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] in een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen is vastgelegd. Naar het oordeel van het hof is voorts geen sprake van een schending van artikel 6 EVRM. De verdachte heeft zijn verklaring kennelijk spontaan afgelegd tijdens de voorgeleiding. Er was toen (nog) geen sprake van een verhoorsituatie, immers er werden door de opsporingsambtenaar op dat moment geen vragen gesteld aan de verdachte betreffende diens betrokkenheid bij het geconstateerde strafbare feit (vgl. HR 15 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU8773, rov. 3.5.-3.6. en HR 21 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:764), zodat de verdachte geen recht had op consultatie- en verhoorbijstand. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] heeft de verdachte zijn verklaring afgelegd nadat hem de cautie was medegedeeld. Volgens dit proces-verbaal heeft verbalisant [verbalisant 3] bij de aanhouding van de verdachte door middel van de vertaal applicatie Google translate aan de verdachte duidelijk gemaakt dat hij niet tot antwoorden verplicht was en heeft de verdachte op de vraag van verbalisant [verbalisant 3] of hij dit begreep aangegeven dat dit het geval was.
Het hof verwerpt dan ook het verweer van de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan de verlengde uitvoer van harddrugs. Het uitvoeren van harddrugs is naar het oordeel van het hof een ernstig feit. Dit feit draagt immers bij aan allerlei vormen van ernstige criminaliteit en veroorzaakt hierdoor veel maatschappelijke onrust. Harddrugs als cocaïne leveren bovendien, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren op voor de gezondheid van die gebruikers, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 6 mei 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Daarnaast heeft hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof, met de politierechter en de advocaat-generaal, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 7 weken passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals die luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) weken.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. A.R. Hartmann en mr. M.M. Koevoets, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.J.G. Streutjes, griffier,
en op 24 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.