Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
21 mei 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 21 augustus 2017 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij D.R. Kops, advocaat te Breukelen, een middel van cassatie heeft voorgesteld. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 21 mei 2019 geoordeeld dat het middel niet kan leiden tot cassatie. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), waarbij de Hoge Raad oordeelt dat het middel geen nadere motivering behoeft, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.