Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[erflaatster],
1.Het verloop van de procedure
- [verzoeker] , bijgestaan door mr. Molkenboer en
- [verweerster] , bijgestaan door mr. Gerritse.
- het V6-formulier met daarbij de brief van 11 april 2024 met producties 26 en 27 van mr. Molkenboer, ingekomen ter griffie van dit hof op 11 april 2024;
- het V6-formulier met daarbij de brief van 15 april 2024 met bijlage (testament) van mr. Gerritse, ingekomen ter griffie van dit hof op 15 april 2024;
- het V6-formulier met daarbij de brief van 19 april 2024 met producties 28 tot en met 31 van mr. Molkenboer, ingekomen ter griffie van dit hof op 19 april 2024;
- het bezwaar van [verweerster] tegen de ingediende brief van 19 april 2024 met producties door mr. Molkenboer namens [verzoeker] , omdat indiening (ruim) binnen 10 dagen voor de zittingsdatum van 24 april 2024 geschied is (artikel 1.1.4.5 Procesreglement);
- de op de mondelinge behandeling in hoger beroep door mr. Molkenboer overgelegde en voorgelezen spreekaantekeningen en
- het door mr. Molkenboer ter zitting overgelegde “Fiscaal rapport Erfbelasting 2020 van erven van mevrouw [erflaatster] ingediend op 18 maart 2022”.
2.De beoordeling
voor de aangifte van successie”. De totale waarde daarvan is volgens de door [taxateur] uitgebrachte rapporten - na optelling - een bedrag van € 4.162.500,=.
[verweerster] had – en heeft als enig erfgename – belang bij een zo laag mogelijke waarde van het onroerend goed per sterfdatum om zo weinig mogelijk belasting te moeten betalen, maar daarbij uiteindelijk gekozen voor de nog lagere WOZ-waardes.
[verzoeker] heeft juist belang bij een taxatie van de waarde van de onroerend zaken op basis van daadwerkelijke economische waarde per sterfdatum, omdat de omvang van het legaat dan (mogelijk) toeneemt. Hierbij dient ook aandacht te worden besteed aan dicht(er) bij die sterfdatum vastgestelde WOZ-waardes van 2021 en ook 2022 (peildatum respectievelijk 1 januari 2020 en 1 januari 2021)
Daarbij komt dat – door [verweerster] overigens zelf aangevoerd – het rapport dat in opdracht van [verzoeker] is opgesteld niet voldoet aan de vereisten. [verzoeker] heeft dan ook belang bij zijn verzoek dat onafhankelijke taxaties plaatsvinden door een onafhankelijke taxateur met betrekking tot de onroerende zaken nu partijen twisten over de waarde op de datum van overlijden van erflaatster. Bovendien zal de uitkomst van het voorlopig deskundigenbericht volgens [verzoeker] eraan bijdragen om zijn positie nader te kunnen bepalen in het kader van het aanhangig gemaakte hoger beroep.
Hetzelfde geldt voor de stelling van [verweerster] dat het verzoek van [verzoeker] als zijnde in strijd met de goede procesorde moet worden afgewezen, omdat het verzoek tot het benoemen van een deskundige die opnieuw onderzoek gaat doen een onderzoek betreft dat vergelijkbaar is met hetgeen in het kader van het eerdere onderzoek als door de deskundige [taxateur] al is verricht. Zoals hiervoor al is aangegeven, mag niet vooruit worden gelopen op de (mogelijke) uitkomst van het deskundigenonderzoek (het bewijsprognoseverbod). Bovendien is [taxateur] ingeschakeld door [verweerster] en heeft [verzoeker] recht op taxatie door een onafhankelijke taxateur.