6.4.Op grond van artikel 220 Rv kan in zaken die al eerder bij een andere gewone rechter van gelijke rang aanhangig zijn gemaakt tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp (litispendentie), of in geval de zaak verknocht is aan een zaak die al bij een andere gewone rechter van gelijke rang aanhangig is (verknochtheid of connexiteit), de verwijzing naar die andere rechter worden gevorderd. Volgens de parlementaire geschiedenis bij dit artikel is de ratio daarvan de bevordering van de doelmatigheid en het voorkomen van tegenstrijdige beslissingen (zie MvT, 27 824, nr. 3, p. 40).
6.5.1.Van litispendentie is sprake als tussen dezelfde partijen en hetzelfde onderwerp al eerder een procedure bij een rechter van gelijke rang aanhangig is gemaakt. Daarmee wordt gedoeld op de situatie waarin procedures zien op dezelfde rechtsbetrekking in de zin van artikel 236 Rv. Of in een concreet geval sprake is van dezelfde rechtsbetrekking, is afhankelijk van de grondslag van de vordering en het verweer en het processuele debat in de zaken.
6.5.2.Hoewel beide zaken door VGDES zijn aangespannen tegen Volkswagen AG, zien de zaken naar het oordeel van het hof niet op dezelfde rechtsbetrekking. Het gaat in de zaken om verschillende koopovereenkomsten met betrekking tot verschillende auto’s die voor verschillende prijzen en onder verschillende omstandigheden door verschillende partijen zijn gesloten. De beide zaken staan niet tot elkaar in een verhouding waarvoor geldt dat als in één van de zaken een onherroepelijke beslissing is gegeven, die ook voor de andere zaak bindende kracht heeft, zoals bedoeld in artikel 236 Rv.
6.5.3.Voor verwijzing van de zaak op grond van litispendentie bestaat dus geen grond.
6.6.1.Verknochtheid of connexiteit is aan de orde wanneer de feitelijke of juridische geschilpunten in de ene zaak identiek zijn aan die in de andere, dan wel daarmee zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken wenselijk is. Het komt er, in andere woorden, op aan of tussen de zaken een zodanige band bestaat dat een goede rechtsbedeling om een gelijktijdige behandeling en beslissing van de zaken door dezelfde rechter vraagt. Hierbij is een belangenafweging op haar plaats, waarbij het enerzijds gaat om de eisen van een goede rechtspleging en de daarmee gemoeide belangen, waaronder die van partijen, en anderzijds om de bezwaren die verbonden kunnen zijn aan een verwijzing en/of aan (de daaruit voortvloeiende) voeging van zaken.
6.6.2.Naar het oordeel van het hof bestaat er samenhang tussen deze zaak (met [persoon A] als cedent) en de zaak die tussen VGDES en Volkswagen AG aanhangig is bij het gerechtshof Amsterdam (met [persoon B] als cedent). Deze samenhang is er overigens ook met de andere door VGDES aanhangig gemaakte zaken (met [persoon C] en [persoon D] als cedenten). Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het in de zaken van [persoon A] en [persoon B] (en de andere zaken) gaat om door Volkswagen AG gemanipuleerde software in dieselvoertuigen met motortype EA 189 en om een – in essentie – soortgelijk feitencomplex. Ook moeten in beide zaken (en in de andere zaken) dezelfde rechtsvragen worden beantwoord. Immers, in alle zaken legt VGDES ter beantwoording de vraag voor of Volkswagen AG als autofabrikant tegenover de betreffende eigenaar van een auto die door Volkswagen AG was voorzien van manipulatiesoftware een onrechtmatige daad heeft gepleegd die Volkswagen AG verplicht tot betaling van schadevergoeding. En in alle zaken voert zij ter onderbouwing hiervan aan dat Volkswagen AG met de installatie van de manipulatiesoftware zich enerzijds schuldig heeft gemaakt aan bedrog en/of oneerlijke handelspraktijken en anderzijds de Emissieverordening heeft geschonden. Daarnaast is ook de inhoud van de processtukken in de zaken (grotendeels) hetzelfde. Dat de zaken op onderdelen van elkaar verschillen (andere modellen en aankoopprijzen van (nieuwe of tweedehandse) auto’s en geen identieke vorderingen) doet aan het voorgaande niet af. In principe moet steeds op (nagenoeg) dezelfde geschilpunten worden beslist.
6.6.3.Gelet op het door Volkswagen AG gevoerde verweer in alle zaken en het in eerste aanleg gevoerde procesdebat speelt in dit stadium vooral de vraag of de betreffende cedenten door de koop van een auto die voorzien bleek te zijn van gemanipuleerde software daadwerkelijk schade hebben geleden, en zo ja, op welke wijze deze schade moet worden begroot. VGDES en Volkswagen AG zijn erbij gebaat dat hierover in rechte consistent wordt geoordeeld, zodat rechtsongelijkheid en rechtsonzekerheid worden vermeden. Buiten kijf staat dat met gelijktijdige behandeling van de zaken [persoon A] en [persoon B] de doelmatigheid wordt gediend. Daarbij acht het hof van belang dat de vier individuele procedures, die verspreid over het land zijn aangespannen, als voorbeeld (‘testcases’) dienen voor de zaken van de (duizenden) andere auto-eigenaren die zich achter VGDES hebben geschaard. In zoverre hebben de individuele procedures karaktertrekken van een collectieve actie.
Om tegenstrijdige beslissingen te voorkomen, vragen de eisen van een goede rechtspleging en de daarmee gemoeide belangen naar het oordeel van het hof dan ook om een (zoveel mogelijk) gelijktijdige behandeling en beslissing van de zaken door dezelfde rechter(s).
6.6.4.VGDES stelt hier voornamelijk tegenover dat verschillende uitspraken van rechters in de individuele zaken kunnen bijdragen aan een basis voor overleg tussen Volkswagen AG en VGDES over een schikking. Dit is weliswaar een belang van VGDES, maar naar het oordeel van het hof geen rechtens te respecteren belang als bedoeld in artikel 220 Rv, althans in ieder geval is het van onvoldoende gewicht. Ook een verdieping van het schadedebat bij verschillende rechters ten behoeve van een eventueel in te stellen cassatieberoep bij de Hoge Raad legt in dit verband onvoldoende gewicht in de schaal.
VGDES wijst nog op het individuele belang van [persoon A] . Dit belang is, zo heeft [persoon A] ter zitting toegelicht, gelegen in een voortvarend verloop van de behandeling in de hoofdzaak, het niet ver hoeven reizen voor de mondelinge behandeling in de hoofdzaak en het stadium waarin de hoofdprocedure zich bij dit hof inmiddels bevindt. Het individuele belang van [persoon A] wordt echter in zoverre gerelativeerd, aangezien [persoon A] zijn schadevordering op Volkswagen AG heeft gecedeerd aan VGDES en in verband daarmee in feite al een schadebedrag van € 5000,00 uitbetaald heeft gekregen. Het belang van [persoon A] weegt niet op tegen het belang van een goede rechtspleging.
6.6.5.Het bezwaar van VGDES dat met verwijzing van deze zaak naar het gerechtshof Amsterdam wordt tegemoetgekomen aan de wens van Volkswagen AG om een beslissing in deze procedure en daarmee compensatie van [persoon A] zoveel mogelijk te vertragen, is evenmin van voldoende gewicht. Volkswagen AG heeft in de zaak die ten aanzien van [persoon B] aanhangig is bij het gerechtshof Amsterdam inderdaad om aanhouding van de beslissing in die zaak gevraagd totdat het gerechtshof Amsterdam in de SCC-procedure een eindarrest heeft gewezen. Inmiddels, zo is het hof ambtshalve en partijen bekend, heeft het gerechtshof Amsterdam het aanhoudingsverzoek van Volkswagen AG in de zaak [persoon B] op 18 juni 2024 afgewezen.
6.6.6.Voor zover VGDES stelt dat verwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam en de voeging van beide zaken die deze verwijzing van rechtswege tot gevolg heeft, meebrengen dat geen recht zal worden gedaan aan de specifieke omstandigheden van de zaak van [persoon A] , gaat het hof ook hieraan voorbij. De gevoegde behandeling van beide zaken zal er immers niet aan in de weg staan dat ook de individuele omstandigheden van de cedenten, voor zover aangevoerd en van belang, zullen worden meegewogen bij het nemen van de uiteindelijke beslissing in elk van de zaken.
6.6.7.Gelet op wat hierboven is overwogen, komt het hof tot de conclusie dat de zaken zodanig met elkaar verknocht zijn dat consistentie van uitspraken gewenst is. Het hof acht daarom verwijzing van deze zaak in de huidige stand naar het gerechtshof Amsterdam aangewezen. Omdat de procedure bij het gerechtshof Amsterdam eerder aanhangig is gemaakt dan de procedure bij dit hof, wordt ook aan de overige vereisten van artikel 220 Rv voldaan. De vordering tot verwijzing zal dan ook worden toegewezen.