In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Logistic Force c.s. en [geïntimeerde], handelend onder de naam [x] Transport en Expeditie. De zaak betreft de vraag of er een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen tussen partijen. Het hof heeft eerder tussenarresten gewezen op 3 maart 2020 en 9 augustus 2022, waarin het Logistic Force c.s. heeft toegestaan bewijs te leveren dat aan [geïntimeerde] kenbaar is gemaakt dat enkel met de eenmanszaak gecontracteerd zou worden.
Tijdens een getuigenverhoor op 2 maart 2023 zijn getuigen gehoord, waaronder [persoon A], strategisch salesmanager van Logistic Force c.s., en [geïntimeerde]. De verklaringen van de getuigen stonden lijnrecht tegenover elkaar. Het hof heeft de getuigenverklaringen en schriftelijke bewijsmiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat Logistic Force c.s. het bewijs heeft geleverd dat met de eenmanszaak van [geïntimeerde] is gecontracteerd. Het hof heeft het verweer van [geïntimeerde] dat LF Payroll onbevoegd zou zijn om de procedure te voeren, verworpen.
De slotsom van het hof is dat het bestreden vonnis van de rechtbank wordt vernietigd en de vordering van Logistic Force c.s. wordt toegewezen. [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag aan LF Payroll en LF Transport, vermeerderd met wettelijke handelsrente. Tevens wordt [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.