ECLI:NL:GHSHE:2024:2319

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
20-001229-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van voorbereiding van moord en veroordeling voor wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor de voorbereiding van moord en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde voorbereiding van moord, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte het misdrijf had voorbereid. De verdachte had verklaard dat hij een vuurwapen had aangeschaft ter bescherming van zijn gezin na een gewelddadig incident op een camping. Het hof oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan het voorhanden hebben van een geladen pistool en bijbehorende munitie, en legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen beval. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wet wapens en munitie, waarbij het hof de ernst van het bezit van een vuurwapen in een woning, vooral met kinderen in de nabijheid, zwaar heeft meegewogen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001229-21
Uitspraak : 4 juli 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 25 maart 2021, in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken onder parketnummers 01-216559-20 en 01-146982-20, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘voorbereiding van moord’ (
parketnummer 01-216559-20) en ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie’ (
parketnummer 01-146982-20) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Voorts heeft de rechtbank de onttrekking aan het verkeer bevolen van de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis tijdig hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft – zo begrijpt het hof – gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder parketnummers 01-216559-20 en 01-146982-20 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte ter zake daarvan zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
De verdediging heeft ter zake van het onder parketnummer 01-216559-20 tenlastegelegde primair bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken (en in dat verband mede een verweer gevoerd strekkende tot bewijsuitsluiting) en subsidiair dat het hof de verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging.
De verdediging heeft zich ter zake van het onder parketnummer 01-146982-20 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof dienaangaande.
Vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen omdat het tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – onder parketnummer 01-216559-20 – tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 31 mei 2020 tot en met 3 juni 2020 te Eindhoven ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord (als bedoeld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht) (op [beoogd slachtoffer 1] en/of [beoogd slachtoffer 2] en/of [beoogd slachtoffer 3] en/of een of meer andere personen), opzettelijk een vuurwapen (pistool) en bijbehorende munitie en/of een (of meer) encrypted telefoon(s), bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
Aan de verdachte is – onder parketnummer 01-146982-20 (gevoegd) – tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 juni 2020 te Eindhoven een wapen van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, merk Manurhin, model PP, kaliber 7,65 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of munitie van categorie III, te weten negen, in elk geval een aantal, kogelpatronen kaliber .32 auto, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlasteleggingen voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak (parketnummer 01-216559-20 [1] )
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 01-216559-20 tenlastegelegde heeft begaan, zodat het hof hem daarvan zal vrijspreken. Meer in het bijzonder overweegt het hof daartoe als volgt.
A.
Inleiding
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] met nummer 2020246951-12 blijkt dat op zondag 31 mei 2020 een gewelddadig incident plaatsvond op camping [camping] . Naar aanleiding daarvan heeft de verdachte aangifte gedaan.
De verdachte heeft verklaard dat hij de avond ervoor een conflict had met [betrokkene 1] en dat dit ging over het gedrag van [betrokkene 1] als hij gedronken had. Die zondagmiddag kwamen er opeens vier voertuigen hard de camping op rijden. Uit deze voertuigen stapten meerdere personen waarvan er twee een bivakmuts op hadden en een vuurwapen droegen. Met dit vuurwapen is gedreigd om de verdachte kapot te maken. De verdachte heeft verklaard dat hij vreesde voor zijn leven en dat hij naar de caravan van zijn nicht rende om daar een kogelvrij vest te pakken. De verdachte heeft in zijn aangifte verklaard dat onder andere [beoogd slachtoffer 3] , [beoogd slachtoffer 2] en [beoogd slachtoffer 1] bij het incident betrokken waren. Laatstgenoemde is aan de hand van zijn telefoonnummer geïdentificeerd als [beoogd slachtoffer 1] .
Op 2 juni 2020 heeft het onderzoeksteam van de Dienst Regionale Recherche van de politie Oost-Brabant twee processen-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen ontvangen. De verkregen inlichtingen hielden – kort gezegd – in:
  • dat [verdachte] represailles aan het voorbereiden was naar aanleiding van een geweldsincident op 31 mei 2020;
  • dat [verdachte] in zijn verblijfplaats zou beschikken over een of twee automatische vuurwapens.
Uit de politiesystemen volgde dat [verdachte] , de verdachte, vermoedelijk verbleef bij zijn vriendin aan het [adres 2] . Een uit de politiesystemen bekend telefoonnummer van de verdachte is getapt waarbij de verdachte als gebruiker van dat nummer is geïdentificeerd. Daarbij maakte de verdachte gebruik van de zendmast die dekking bood aan de locatie [adres 2] .
Op 3 juni 2020, kort na middernacht, is de politie in die woning binnengetreden op basis van verdenking van overtreding van de Wet wapens en munitie (Wwm).
Tijdens de doorzoeking zijn een geladen pistool en een patroonhouder met drie patronen gevonden en in beslag genomen. Tevens zijn drie GSM-telefoons en een geldbedrag van € 21.710,-- in beslag genomen. De verdachte is aangehouden.
Een van de in beslag genomen telefoons bleek een zogenaamd PGP-toestel te zijn waarmee versleutelde ofwel ‘encrypted’ berichten kunnen worden verstuurd. Het betreft een toestel van het merk V-Smart.
Juridisch kader
Bij de beantwoording van de vraag of het onder parketnummer 01-216559-20 tenlastegelegde feit is bewezen, moet komen vaststaan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen (hierna: de middelen) bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm, ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had.
Bij de beantwoording van de vraag of de in artikel 46, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering vermelde voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen (hierna gezamenlijk ook als 'voorwerpen' aan te duiden), afzonderlijk of gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ‘zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf’ in de zin van deze bepaling, kan niet worden geabstraheerd van het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen had (HR 20 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0213 en HR 9 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1503).
In artikel 46, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt met ‘dat misdrijf’ in de zinsnede ‘bestemd tot het begaan van dat misdrijf’ gedoeld op het misdrijf dat is voorbereid, en dus niet op de voorbereiding zelf. Dat betekent dat het object waarop een in voormeld artikel genoemde gedraging betrekking heeft, moet zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf dat is voorbereid (HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1956 en HR 7 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1198/1199).
Artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht onderscheidt zich mede hierin van de strafbaarstelling van poging om een ander te bewegen een misdrijf te begaan in artikel 46a van het Wetboek van Strafrecht, in die zin dat het in laatstgenoemd artikel bedoelde middel, waaronder het verschaffen van inlichtingen wordt aangewend om de ander te bewegen een misdrijf te begaan en niet van betekenis hoeft te zijn voor de uitvoering van dat misdrijf (HR 7 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1198/1199).
Dit laat onverlet dat voor een bewezenverklaring van voorbereiding van moord als bedoeld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht niet is vereist dat uit de bewijsvoering blijkt wie het beoogde slachtoffer is van dat misdrijf. Die opvatting is te beperkt en daarom onjuist. Vereist is slechts dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk misdrijf de in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht omschreven voorbereidingshandelingen en voorbereidingsmiddelen waren gericht en dat het opzet van de verdachte op het begaan daarvan was gericht (HR 21 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1258).
Beoordeling
C.1. Vooropstelling
Bij de beoordeling stelt het hof voorop dat naar het oordeel van het hof vaststaat dat de verdachte op 3 juni 2020 een geladen pistool en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad, zoals is tenlastegelegd onder parketnummer 01-146982-20. Daarvan heeft de verdachte ook zelf verklaard dat deze aan hem toebehoren. [2]
Ook staat naar het oordeel van het hof vast dat de verdachte de eigenaar en gebruiker is van de aangetroffen V-Smart telefoon. Weliswaar heeft de verdachte zich ten aanzien van deze telefoon op zijn zwijgrecht beroepen maar het hof leidt – evenals de rechtbank – uit de navolgende feiten en omstandigheden af dat deze telefoon aan de verdachte toebehoorde:
  • de telefoon is aangetroffen op het adres waar de verdachte op dat moment verbleef;
  • verschillende tekstberichten op de telefoon vanuit de gebruiker daarvan gaan over het incident op de camping (‘toen kwamen ze teeug met 11 man bevak op en wapens allemaal’) en het gesprek op 2 juni 2020 bij het tankstation (de gebruiker bevestigt dat bij het tankstation op 2 juni 2020 ‘staat een wit busje met 2 man’ en ‘ [betrokkene 2] en een rode’) waarbij de verdachte was betrokken;
  • op de telefoon staat een foto van heuptasjes van hetzelfde merk en gelijkend op het heuptasje waarin het vuurwapen van de verdachte is aangetroffen;
  • op de telefoon staat een foto van een appje afkomstig van het telefoonnummer van de iPhone die de verdachte gebruikt.
Dit leidt het hof tot de tussenconclusie dat de verdachte opzettelijk een pistool met bijbehorende munitie en ten minste één cryptotelefoon voorhanden heeft gehad en – specifiek ten aanzien van de cryptotelefoon – daarvan ook de gebruiker was.
C.2. Voorbereiding van een of meer moorden (berichten V-Smart telefoon)
Het hof ziet zich vervolgens – indachtig het hiervoor overwogene – voor de vraag gesteld of de tenlastegelegde middelen (een pistool met bijbehorende munitie en een of meer cryptotelefoon(s), afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm waren bestemd tot het plegen van een of meerdere moorden en overweegt als volgt.
Zoals in voormeld juridisch kader is uiteengezet dient te worden beoordeeld of de tenlastegelegde voorwerpen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had. Van dat misdadige doel kan niet worden geabstraheerd.
Uit de berichten die op de V-Smart telefoon van de verdachte zijn aangetroffen blijkt van een tweetal berichten – elk verstuurd naar het account ‘ [EncroChat-account 1] ’ op 2 juni 2020 – waarin de gebruiker van het toestel aangeeft dat er ‘een gaat slapen’. [4] Voor het hof bestaat er geen twijfel over de betekenis van het woord ‘slapen’ in deze context.
Uit deze berichten (of uit andere op de V-Smart telefoon aangetroffen berichten) blijkt echter niet wie er zou gaan ‘slapen’. Hoewel – zoals eerder overwogen – niet is vereist dat blijkt van een concreet beoogd slachtoffer, blijkt uit de berichten evenmin wanneer die persoon gaat slapen, op welke wijze die persoon gaat slapen, en of de verdachte daarin een uitvoerende rol zal vervullen. Ook blijkt uit deze berichten niet of hiervoor reeds voorbereidingen zijn getroffen. Ten slotte blijkt niet van enige relatie tot het onder de verdachte aangetroffen geladen pistool en de bijbehorende munitie.
Op grond hiervan is het hof dan ook van oordeel dat niet met voldoende bepaaldheid blijkt op welk misdrijf de in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht omschreven voorbereidingshandelingen en voorbereidingsmiddelen – in casu het geladen pistool, de bijbehorende munitie, en de cryptotelefoon – waren gericht en evenmin dat het opzet van de verdachte op het begaan daarvan was gericht, terwijl zulks is vereist om tot een bewezenverklaring te komen.
Concluderend is het hof dan ook van oordeel dat op grond van voormelde feiten en omstandigheden niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de tenlastegelegde voorbereidingsmiddelen (een geladen pistool met bijbehorende munitie en een cryptotelefoon), afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm waren bestemd tot het plegen van een of meerdere moorden.
C.3. Voorbereiding van een of meer moorden (andere EncroChat-berichten uit 26Lemont)
Het hof stelt vervolgens vast dat zich in het dossier, naast de op de V-Smart telefoon van de verdachte aangetroffen berichten, ook andere EncroChat-berichten bevinden welke zijn overgedragen uit het onderzoek 26Lemont. De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat deze berichten dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Zelfs indien het hof er
veronderstellenderwijsvan zou uitgaan dat:
  • deze berichten rechtmatig zijn verkregen;
  • deze berichten rechtmatig zijn overgedragen ten behoeve van het onderhavige onderzoek Ellemeet;
  • deze berichten betrouwbaar – in de zin van juist en volledig – zijn;
  • de verdachte de gebruiker is van het EncroChat-account ‘ [EncroChat-account 5] ’ en de door dat account verstuurde berichten derhalve aan de verdachte kunnen worden toegeschreven,
zou dit het hof niet tot een ander oordeel hebben gebracht gelet op het navolgende.
Onder voormelde aannamen concludeert het hof op grond van deze berichten namelijk dat door de verdachte verschillende gesprekken zijn gevoerd over het ‘laten slapen’ van een of meerdere personen. Uit die gesprekken blijkt echter niet dat de verdachte zelf bij de feitelijke uitvoering van dit ‘laten slapen’ betrokken zal zijn. Op enig moment stelt de verdachte ook dat hij samen met zijn maat heeft besloten dat er twee gaan slapen, hetgeen een meer organiserende/sturende rol suggereert. [5]
Daarnaast blijkt uit andere gesprekken (soms meermalen per gesprek) met de EncroChat-accounts ‘ [EncroChat-account 2] ’ [6] , ‘ [EncroChat-account 3] ’ [7] en ‘ [EncroChat-account 4] ’ [8] dat de verdachte informeert naar de kosten die ermee gemoeid zijn om iemand te ‘laten slapen’. Hieruit leidt het hof dan ook af dat de verdachte op zoek was naar een of meer anderen om de door hem uitgekozen personen te ‘laten slapen’ en niet blijkt dat hij zelf van plan was een wapen ter hand te nemen.
C.4. Voorbereidingsmiddelen
Nu in de onderhavige strafzaak als voorbereidingsmiddelen slechts zijn tenlastegelegd een pistool met bijbehorende munitie en een cryptotelefoon, valt naar het oordeel van het hof op grond van de inhoud van het dossier niet zonder meer in te zien hoe deze, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm, ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had.
C.4.1. Cryptotelefoon (afzonderlijk)
Het hof is – evenals de rechtbank – van oordeel dat van de onder de verdachte aangetroffen cryptotelefoon (V-Smart) vooral in de rede ligt dat deze bij de voorbereiding zelf gebruikt wordt. Hoewel niet ondenkbaar is dat een dergelijke telefoon kan worden gebruikt bij de uitvoering van een moord, biedt het dossier daarvoor geen steun, terwijl voor een bewezenverklaring is vereist dat de voorbereidingsmiddelen zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf dat wordt voorbereid; in casu een of meerdere moorden. Het hof merkt de cryptotelefoon dan ook niet aan als strafbaar voorbereidingsmiddel.
C.4.2. Geladen pistool en bijbehorende munitie (afzonderlijk)
Het hof komt tot dezelfde conclusie voor wat betreft het onder de verdachte aangetroffen (geladen) pistool en de bijbehorende munitie.
De verdachte heeft reeds op 5 juni 2020 (twee dagen nadat hij in verzekering is gesteld) bij gelegenheid van zijn verhoor door de rechter-commissaris, verklaard dat het aangetroffen vuurwapen van hem is en dat hij dit heeft gekocht naar aanleiding van bedreigingen en dat zijn vrouw en kinderen bij die bedreigingen ook aanwezig waren. Op de terechtzitting bij de rechtbank van 3 en 11 maart 2021 heeft de verdachte desgevraagd bevestigd dat hij dit vuurwapen heeft aangeschaft naar aanleiding van het incident op de [camping] en verwezen naar zijn verklaring bij de rechter-commissaris. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte nogmaals verklaard dat hij dit wapen heeft gekocht ter bescherming van onder meer verdachtes vrouw en kinderen naar aanleiding van de bedreigingen. Dit komt het hof – gelet op dat incident – niet voorshands onaannemelijk voor en vindt bovendien steun in de verklaring die [betrokkene 3] (bewoner en moeder van verdachtes kinderen) hierover aflegde reeds op 3 juni 2020 bij inbeslagneming van het desbetreffende pistool. [9]
Uit het vorenstaande blijkt in elk geval niet dat de verdachte het wapen heeft gekocht met het oog op het door de verdachte ‘laten slapen’ van een of meer anderen en dat acht het hof – gelet op de berichten die zich in het dossier bevinden – ook niet zonder meer aannemelijk nu de verdachte meermalen informeerde naar de kosten die gemoeid waren met het inschakelen van iemand anders om de beoogde slachtoffers te laten slapen en daaruit juist lijkt te blijken dat het niet de verdachte was die daarbij zelf het wapen ter hand zou nemen. In een dergelijk geval ligt het niet voor de hand dat de verdachte zijn eigen pistool daarvoor ter beschikking zou stellen. Bovendien wordt in de berichten geen verwijzing gevonden naar het onder de verdachte aangetroffen geladen pistool en/of de bijbehorende munitie.
Samengevat blijkt naar het oordeel van het hof dan ook onvoldoende uit het dossier dat het onder de verdachte aangetroffen geladen pistool en bijbehorende munitie bestemd waren tot het begaan van het misdrijf dat wordt voorbereid; in casu een of meerdere moorden.
C.4.3. Voorbereidingsmiddelen gezamenlijk
Ook als het hof de tenlastegelegde voorbereidingsmiddelen in hun gezamenlijkheid beschouwt, brengt dit het hof niet tot een ander oordeel. Er is geen sprake van een zodanig kenmerkende combinatie van voorwerpen dat zij in hun gezamenlijkheid – mede in het licht van al hetgeen hiervoor is overwogen – moeten worden beschouwd als zijnde bestemd tot het plegen van een of meer moorden.
Daarbij betrekt het hof ten slotte nog dat de aangetroffen voorwerpen (een geladen pistool en bijbehorende munitie) weliswaar dienstig zouden kunnen zijn voor een moord, maar eveneens dienstig zouden kunnen zijn voor verscheidene andere (en minder ernstige) strafbare feiten zoals bedreiging.
Resumé
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de verdachte vrijspreken het onder parketnummer 01-216559-20 tenlastegelegde nu het bewijs daarvoor tekortschiet.
Gelet hierop behoeft het verweer van de verdediging, inhoudende dat de Encrochat-berichten uit het onderzoek 26Lemont dienen te worden uitgesloten van het bewijs, geen bespreking meer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-146982-20 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 juni 2020 te Eindhoven een wapen van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, merk Manurhin, model PP, kaliber 7,65 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en munitie van categorie III, te weten negen kogelpatronen kaliber .32 auto, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het bewijs (parketnummer 01-146982-20)
In de woning aan het adres [adres 2] heeft de politie op 3 juni 2020 (onder meer) een geladen vuurwapen en een patroonhouder met drie kogelpatronen in beslag genomen. [10] De verdachte heeft verklaard dat dit wapen en de munitie van hem zijn. [11]
Het vuurwapen en de munitie zijn onderzocht door een materiedeskundige. Het vuurwapen betreft een pistool, merk Manurhin, model PP, kaliber 7,65 mm. De deskundige classificeert dit pistool als een wapen van categorie III onder 1 van de WWM. In totaal zijn 9 kogelpatronen kaliber .32 auto aangetroffen. De materiedeskundige classificeert deze als zijnde munitie van categorie III van de WWM. [12]
Op grond van het vorenstaande acht het hof dit feit – evenals de rechtbank –wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-146982-20 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft bepleit dat het hof aan de verdachte – ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-146982-20 bewezenverklaarde – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden zal opleggen, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daartoe is – kort weergegeven – gewezen op de in de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting en is aangevoerd dat geen sprake is van relevante recidive, dat de aanwezigheid van het vuurwapen in de context moet worden geplaatst van het conflict op de [camping] en de daaruit gevolgde (doods)bedreigingen aan het adres van de verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III en het voorhanden hebben van bijbehorende munitie (
parketnummer 01-146982-20). Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt grote risico’s met zich voor de veiligheid van personen. Daarbij betrekt het hof bij de strafoplegging in strafverzwarende zin dat het aangetroffen vuurwapen geladen was met passende munitie, dat deze zich in een woning bevond en nota bene is aangetroffen in een tasje op een tafeltje tussen de kamerdeur en de slaapkamerdeur van de dochter van de verdachte.
Het hof rekent het de verdachte dan ook ernstig aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 maart 2024, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij eenmaal voorafgaand aan het bewezenverklaarde onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit, doch dat dit een veroordeling uit 2007 betreft waarmee het hof niet in strafverzwarende zin rekening zal houden bij de strafoplegging.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat de verdachte werkt als transporteur van goederen op basis van een contract voor onbepaalde tijd, dat hij een woning toegewezen heeft gekregen op een woonwagenkamp en dat deze nog moet worden gebouwd, dat hij samen is met de moeder van zijn kinderen (waarmee hij niet samenwoont), en dat hij geen schulden heeft.
Voor het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting tot uitgangspunt genomen. Daarin is voor een feit als het onderhavige, te weten het in een woning voorhanden hebben van een pistool van categorie III van de Wet wapens en munitie, als oriëntatiepunt opgenomen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Het hof betrekt daarbij in strafverzwarende zin voorts dat het vuurwapen geladen en daarmee schietklaar was en dat de verdachte het naar aanleiding van het conflict op de [camping] heeft aangeschaft en in zoverre escalatie niet schuwde in op scherp gestelde verhoudingen. Daarnaast stelt het hof vast dat het vuurwapen zich bevond in een tasje dat op een tafeltje lag dat in de buurt van de slaapkamerdeur van de dochter van de verdachte stond. Daarmee lag het binnen handbereik voor de jonge kinderen die zich in de woning bevonden op het moment dat de politie daar binnentrad – hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte is bevestigd. Dit is naar het oordeel van het hof buitengewoon kwalijk.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Beslag
Van de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zal het hof de onttrekking aan het verkeer bevelen. Deze voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het onder parketnummer 01-146982-20 bewezenverklaarde feit is begaan met betrekking tot deze voorwerpen en zij in gezamenlijkheid van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikelen 36b, 36c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-216559-20 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-146982-20 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 01-146982-20 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Pistool;
  • 1 STK Patroonhouder;
  • 1 STK Patroon;
  • 1 STK Patroon;
  • 1 STK Patroonhouder;
  • 1 STK Foedraal;
heft op het (reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. Y. van Setten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 4 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Setten is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, dienst Regionale Recherche, genaamd Ellemeet/OBRAB20007, afgesloten op 20 oktober 2020, aantal pagina’s: 170. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Een proces-verbaal van verhoor verdachte door de rechter-commissaris d.d. 5 juni 2020, drie pagina’s.
3.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2020, pagina 72-74 met bijlagen.
4.Dossierpagina 76.
5.Dossierpagina 112.
6.Dossierpagina 112.
7.Dossierpagina 113.
8.Dossierpagina 116.
9.Dossierpagina 24.
10.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 3 juni 2020, p. 23-24.
11.Een proces-verbaal van verhoor verdachte door de rechter-commissaris d.d. 5 juni 2020, drie pagina’s.
12.Een proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 25 juni 2020, p. 33-37.