Uitspraak
datum beslissing: 24 juni 2024
[naam],
appellant,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als: verzoekster,
advocaat: mr. A.A.M. Hoogveld te Maastricht,
1.Het procesverloop
25 pagina’s mag bevatten en verzocht geen limiet te stellen aan de omvang van de memorie van grieven, waarna het hof aan de advocaat van [appellant] heeft bericht dat de rolraadsheer wat betreft de omvang van de memorie van grieven maximaal 70 pagina’s toestaat. De memorie van grieven van [appellant] voor de rol van 16 januari 2024 is door de rolraadsheer geaccepteerd. Bij brief van 19 februari 2024 heeft verzoekster daartegen bezwaar gemaakt en heeft zij verzocht om de memorie van grieven te weigeren, gevolgd door een akte niet-dienen, althans [appellant] niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Daartoe heeft verzoekster in voornoemde brief – kort gezegd – aangevoerd dat [appellant] het door de rolraadsheer voor de memorie van grieven maximaal toegestane aantal pagina’s van 70 heeft overschreden door aan deze memorie als bijlage 1 een notitie te hechten van 226 pagina’s en die notitie in de memorie van grieven te incorporeren. Bij rolbeslissing van 27 februari 2024 heeft de rolraadsheer dit bezwaar van verzoekster gegrond geoordeeld, de memorie van grieven alsnog geweigerd “in verband met een verkapte conclusie” en [appellant] de mogelijkheid geboden dit verzuim te herstellen door op de rol van 19 maart 2024 een aangepaste memorie van grieven te nemen.
2.Het standpunt van verzoekster
Ter zitting van de wrakingskamer heeft mr. Fernhout de gronden van het wrakingsverzoek nader toegelicht. Bij die gelegenheid is namens verzoekster – samengevat – aangevoerd dat er sprake is van een lange reeks van (rol)beslissingen die onvoldoende zijn gemotiveerd, telkens in strijd zijn met het procesreglement en steeds in het nadeel van verzoekster zijn. Deze (objectieve) omstandigheden dragen, zo is namens verzoekster aangevoerd, bij aan de twijfel van verzoekster aan de onpartijdigheid van mr. Schoenmakers. Namens verzoekster is aangegeven dat haar belang bij toewijzing van het wrakingsverzoek erin gelegen is dat een andere rolraadsheer beslist op het verzoek van verzoekster tot herziening van de rolbeslissing van 19 maart 2024 waarbij de aangepaste memorie van grieven is geaccepteerd.
3.Het standpunt van mr. Schoenmakers
4.De beoordeling
4.4. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in civiele zaken brengt met zich dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking. Wraking is immers geen verkapt rechtsmiddel tegen dergelijke beslissingen. De wrakingskamer komt daarom geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Wat betreft de motivering van de (tussen)beslissing geldt evenzeer dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.