ECLI:NL:GHSHE:2024:2124

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
200.319.604_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verbetering van proceskostenveroordeling in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 juli 2024 uitspraak gedaan op een verzoek tot verbetering van een eerder arrest van 28 mei 2024. Het verzoek was ingediend door mr. M.H. Visscher, advocaat van de Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn, die stelde dat er een kennelijke (reken)fout was gemaakt in de proceskostenveroordeling. Volgens mr. Visscher was het hof bij de berekening van de proceskosten ten onrechte niet het liquidatietarief voor procedures bij de kantonrechter gevolgd.

De advocaat van de appellante, mr. M.M. Hazewinkel, heeft hierop gereageerd en betoogd dat het hof het juiste tarief heeft gehanteerd en dat er geen sprake is van een kennelijke fout die voor eenvoudig herstel in aanmerking komt. Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat een kennelijke fout slechts kan worden aangenomen als deze voor partijen en derden direct duidelijk is.

Het hof heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een kennelijke fout en dat het liquidatietarief slechts een richtlijn is die de rechter niet bindt. Gezien de aard van de zaak, het verloop van de procedure en de noodzakelijke proceshandelingen, heeft het hof besloten om tarief VII van het liquidatietarief toe te passen. Het verzoek tot verbetering is dan ook afgewezen. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof en openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.319.604/01
arrest van 2 juli 2024, op een verzoek tot verbetering in de zin van artikel 31 Rv van het arrest, gewezen op 28 mei 2024,
in de procedure in hoger beroep die bij dit hof aanhangig is geweest tussen

[appellante] (echtgenote van [echtgenoot]),

wonende te [woonplaats]
appellante,
hierna: [appellante],
advocaat: mr. M.M. Hazewinkel te Amsterdam,
tegen

Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn,

gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna: het Pensioenfonds,
advocaat: mr. M.H. Visscher te 's-Gravenhage,
Bij brief van 3 juni 2024 heeft mr. Visscher aan de griffie van het hof verzocht het arrest van 28 mei 2024 te verbeteren. Volgens mr. Visscher berust de proceskostenveroordeling in het arrest van 28 mei 2024 op een kennelijke (reken)fout omdat – kort gezegd – het hof bij de berekening van de proceskostenveroordeling in verband met de procedure in eerste aanleg bij de kantonrechter ten onrechte niet het liquidatietarief voor procedures bij de kantonrechter heeft gehanteerd.
Bij brief van 11 juni 2024 heeft mr. Hazewinkel namens [appellante] gereageerd op het verzoek tot verbetering. Volgens mr. Hazewinkel heeft het hof - kort gezegd - bij de berekening van de proceskostenveroordeling in verband met de procedure in eerste aanleg wel het juiste tarief gehanteerd en is bovendien geen sprake van een kennelijke (reken)fout die zich voor eenvoudig herstel leent.
Bij brief van 13 juni 2024 heeft mr. Visscher het hof verzocht de bezwaren van mr. Hazewinkel tegen zijn verzoek, te passeren.
Het hof stelt voorop dat een kennelijke, voor eenvoudig herstel vatbare fout in de zin van artikel 31 Rv slechts kan worden aangenomen indien voor partijen en derden direct duidelijk is dat van een vergissing sprake is. Het verzoek van mr. Visscher komt er in de kern op neer dat het hof bij de begroting van de proceskosten het verkeerde tarief heeft toegepast. Naar het oordeel van het hof is van een kennelijke, voor eenvoudig herstel vatbare fout dan ook geen sprake.
Hierbij komt dat het liquidatietarief een richtlijn is, die de rechter niet bindt (vgl. Hoge Raad 20 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG7995). De rechter is dus niet verplicht het liquidatietarief te volgen. Het hof heeft gezien de aard van de zaak (bestuurdersaansprakelijkheid op grond van de Wet Bpf 2000), het verloop van de procedure en de noodzakelijke proceshandelingen en het financiële belang van de zaak, ook voor de procedure in eerste aanleg bij de kantonrechter tarief VII van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven toegepast. Ook om deze reden is van een fout in de zin van artikel 31 Rv dus geen sprake.
Het hof:
wijst af het verzoek tot verbetering van het arrest van 28 mei 2024.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M. Arnoldus-Smit, N.W.M. van den Heuvel en J. van der Steenhoven en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 juli 2024.
griffier rolraadsheer