ECLI:NL:GHSHE:2024:1682

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
200.334.833_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopig deskundigenbericht in geschil over schade door aanleg parkeerterrein

In deze zaak heeft de Gemeente [verzoekster] een verzoek ingediend bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch om een voorlopig deskundigenbericht te gelasten. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van een geschil met [verweerders] over de schade die zij menen te lijden door de aanleg van een parkeerterrein achter hun woning in 2021. De Gemeente [verzoekster] heeft de rechtbank aansprakelijk gesteld voor een schadevergoeding van € 30.000,=, gebaseerd op een taxatierapport dat de waardevermindering van de woning van [verweerders] als gevolg van de aanleg van het parkeerterrein vaststelde. De rechtbank heeft in een eerder vonnis geoordeeld dat de Gemeente [verzoekster] onrechtmatig heeft gehandeld en heeft de Gemeente veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding.

De Gemeente [verzoekster] heeft in haar verzoekschrift aangegeven dat zij behoefte heeft aan een deskundigenbericht om de proceskansen in een mogelijk hoger beroep te kunnen inschatten. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 maart 2024 zijn beide partijen gehoord, en het hof heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen. Het hof heeft geoordeeld dat het verzoek van de Gemeente [verzoekster] tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht moet worden toegewezen, omdat het verzoek voldoet aan de formele vereisten en er geen afwijzingsgronden zijn.

Het hof heeft een onafhankelijke deskundige benoemd en de Gemeente [verzoekster] opgedragen om binnen twee weken de processtukken aan de deskundige ter beschikking te stellen. De deskundige zal onderzoek verrichten naar de vragen die door de Gemeente [verzoekster] zijn geformuleerd, met betrekking tot gederfd woongenot en waardevermindering van de woning van [verweerders]. De kosten van het deskundigenonderzoek zullen door de Gemeente [verzoekster] worden voorgeschoten. De beschikking is gegeven op 16 mei 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 16 mei 2024
Zaaknummer : 200.334.833/01
Zaaknummer (HZ EA) : C/02/404957 / HA ZA 23-4
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente [verzoekster],
zetelend te [verzoekster] ,
verzoekster,
hierna te noemen: de Gemeente [verzoekster] ,
advocaat: mr. R.M.F. de Martines te Breda,
tegen

1.[verweerder 1]

2.
[verweerder 2],
beiden wonende te Hoeven, gemeente [verzoekster] ,
verweerders,
hierna te noemen: [verweerders] ,
advocaat: mr. G.V.M. van den Hoven te Breda.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij verzoekschrift met producties (1 tot en met 4), ingekomen ter griffie van dit hof op 15 november 2023, heeft de Gemeente [verzoekster] het hof (in eerste aanleg) op grond van artikel 202 Rv het volgende verzocht:
I. Een voorlopig deskundigenbericht te gelasten omtrent de feiten in het verzoekschrift;
II. Als deskundige aan te wijzen een in het Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen (LRGR) geregistreerde deskundige, welke deskundige beschikt over expertise op het vlak van schade en taxatie van onroerend goed, althans een door het hof aan te wijzen deskundige;
III. Aan de deskundige de volgende vragen, dan wel door het hof in goede justitie te bepalen vragen voor te leggen, en de deskundige instructie te geven om daaromtrent een schriftelijk deskundigenrapport uit te brengen waarin de bevindingen worden onderbouwd:
a. Heeft de aanleg en het gebruik van de parkeerplaats achter de woning van [verweerders] een effect gehad op de waarde van die woning, en zo ja hoeveel euro waardevermindering of waardevermeerdering betreft dit?
b. Hebt u nog opmerkingen die voor de beoordeling van de casus van belang kunnen zijn?
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 maart 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mevrouw [vertegenwoordiger verzoekster 1] en de heer [vertegenwoordiger verzoekster 2] namens de Gemeente [verzoekster] , bijgestaan door mr. De Martines en
- de heer [verweerders] en mevrouw [verweerder 2] , bijgestaan door mr. Van den Hoven.
1.3.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van het op 6 maart 2024 naar aanleiding van de zitting bij het hof nader ingediende V8-formulier dat de acht deskundigen vermeldt die reeds door de Gemeente [verzoekster] zijn benaderd.

2.De beoordeling

2.1.
Het gaat – kort weergegeven – om het volgende.
  • Tussen de Gemeente [verzoekster] en [verweerders] is een geschil ontstaan over het door de Gemeente [verzoekster] in 2021 aangelegde parkeerterrein achter de woning van [verweerders]
  • Bij brief van 17 december 2021 hebben [verweerders] de Gemeente [verzoekster] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij menen te lijden als gevolg van de schending van de erfdienstbaarheid.
  • In opdracht van [verweerders] heeft taxateur ing. [taxateur 1] op 10 mei 2022 een rapport uitgebracht, waarin hij de waardevermindering van de woning van [verweerders] als gevolg van de aanleg van een parkeerterrein in strijd met de erfdienstbaarheid heeft begroot op € 30.000,=.
  • Bij brief van 24 juli 2022 heeft de advocaat van [verweerders] aan de Gemeente [verzoekster] het voorstel gedaan om de erfdienstbaarheid door te halen tegen betaling van een schadevergoeding van € 30.000,=.
  • In opdracht van de Gemeente [verzoekster] heeft [taxateur 2] B.V. op 19 december 2022 een rapport uitgebracht, waarin het waardeverschil tussen het al dan niet naleven van de erfdienstbaarheid is getaxeerd op nihil. Reden daarvoor is dat de achter de woning van [verweerders] liggende grond de bestemming "groen" heeft. Blijkens artikel 4.1.1. van het vigerende bestemmingsplan zijn deze gronden – naast parkeervoorzieningen – ook bestemd voor onder andere speelvoorzieningen en een terrein voor evenementen. Ook laat de bestemming bouwwerken van 4 m hoog toe. Gelet op deze bestemming is de taxateur van mening dat de aanduiding en het gebruik van het achterliggende terrein als parkeerterrein geen waardevermindering tot gevolg heeft.
  • De Gemeente [verzoekster] heeft het voorstel van [verweerders] om tegen betaling van een bedrag aan schadevergoeding de erfdienstbaarheid door te halen niet geaccepteerd.
  • Het geschil tussen partijen heeft vervolgens geleid tot de procedure bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
  • Bij vonnis van 23 augustus 2023 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant – kort weergegeven – geoordeeld dat vast staat dat er sprake is van een onrechtmatige gedraging. De Gemeente [verzoekster] heeft immers gehandeld in strijd met de op haar rustende kwalitatieve verplichting om het perceelsgedeelte A, waarop een erfdienstbaarheid rust om nimmer (motorvoertuigen) te parkeren, te bestemmen tot parkeerterrein. De rechtbank is van oordeel dat de Gemeente [verzoekster] voldoende heeft onderbouwd dat er zwaarwegende maatschappelijke belangen zijn om de onrechtmatige gedragingen van de Gemeente [verzoekster] te dulden en dat artikel 6:168 BW [verweerders] recht geeft op schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat [verweerders] het door hen genoemde bedrag van € 30.000,= voldoende heeft onderbouwd aan de hand van het taxatierapport van 10 mei 2022. Volgens de rechtbank doet daaraan niet af dat de door de Gemeente [verzoekster] ingeschakelde taxateur de schade heeft getaxeerd op nihil. Ook uit dat rapport blijkt dat [verweerders] last ondervinden van de parkeerplaatsen en de bijbehorende verlichting. De reden dat de taxateur de schade heeft getaxeerd op nihil is gelegen in het feit dat, zo begrijpt de rechtbank, [verweerders] ook last zouden hebben ondervonden van een van de andere bestemmingen die perceelsgedeelte A op grond van het vigerende bestemmingsplan had kunnen krijgen. Die andere bestemmingen zijn volgens de rechtbank echter niet in strijd met de ten gunste van [verweerders] vestigde erfdienstbaarheid en evenmin met de op de Gemeente [verzoekster] rustende kwalitatieve verplichting, zodat in dat geval de Gemeente [verzoekster] niet aansprakelijk zou zijn geweest voor de door [verweerders] geleden schade als gevolg van de door hen ondervonden overlast. De rechtbank heeft de Gemeente [verzoekster] veroordeeld om aan [verweerders] een bedrag van € 30.000,= te betalen.
2.2.
De Gemeente [verzoekster] heeft in haar verzoekschrift tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht – kort weergegeven – aangevoerd dat zij van mening is dat de taxatie waaruit een schadebedrag van € 30.000,= van [verweerders] blijkt, onjuist is. De Gemeente [verzoekster] overweegt hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak van de rechtbank (eventueel tegen een roldatum verder in de toekomst). In dat kader vindt de Gemeente [verzoekster] het van belang dat zij beschikt over een deskundigenbericht over de schade van [verweerders] Aan de hand van een dergelijk deskundigenbericht kan de Gemeente [verzoekster] namelijk beoordelen of een hoger beroep – onder meer ten aanzien van het schadebedrag – kansrijk is. De Gemeente [verzoekster] heeft behoefte aan een contra-expertise waarin louter wordt ingegaan op de effecten van de overtreding van de erfdienstbaarheid / kwalitatieve verplichting op de waarde van de woning van [verweerders] De Gemeente [verzoekster] heeft, na de uitspraak van de rechtbank, tien taxateurs verzocht om een contra-expertise uit te brengen. Volgens de Gemeente [verzoekster] bleek géén van hen bereid om een inschatting te geven van de gevolgen van de aanleg van de parkeerplaats op de waarde van de woning van [verweerders] Desgevraagd heeft de gemeente [verzoekster] aan het hof acht namen van de door haar benaderde deskundigen verstrekt. Om die reden verzoekt de Gemeente [verzoekster] het hof om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen.
De Gemeente [verzoekster] heeft volledigheidshalve opgemerkt dat de Gemeente [verzoekster] met de vraagstelling niet erkent te hebben gehandeld in strijd met de erfdienstbaarheid / kwalitatieve verplichting en dat zij ook niet daarmee haar andere verweren (zoals het beroep op verjaring) prijsgeeft.
2.3.
[verweerders] hebben bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 6 maart 2024 geen verweer gevoerd tegen een voorlopig deskundigenbericht, maar wel tegen de vragen zoals vermeld in het verzoekschrift. Voor zover nodig zal het hof bij de beoordeling daarop ingaan.
2.4.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
2.4.1.
Bij de beoordeling moet voorop worden gesteld dat een verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht, als het overigens aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet, slechts kan worden afgewezen op de grond dat de verzoeker daarbij geen belang heeft (artikel 3:303 BW), dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt (artikel 3:13 BW), dat het strijdig is met een goede procesorde, dan wel dat het moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar (vergelijk HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1105, r.o. 3.2 en HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1112, r.o. 3.2.2-3.2.4).
2.4.2.
Met inachtneming van voornoemde maatstaf is het hof van oordeel dat het verzoek van de Gemeente [verzoekster] tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht moet worden toegewezen. Het hof licht dit toe.
2.4.3.
De Gemeente [verzoekster] heeft in het verzoekschrift de aard en het beloop van de vorderingen in de hoofdzaak voldoende vermeld en het is het hof voldoende duidelijk geworden op welke punten het door de Gemeente [verzoekster] gewenste onderzoek betrekking zal hebben en waarover de deskundige zal moeten oordelen.
2.4.4.
Naar het oordeel van het hof heeft de Gemeente [verzoekster] ook voldoende belang bij haar verzoek. De uitkomst van het voorlopig deskundigenbericht zal volgens de Gemeente [verzoekster] bijdragen aan het kunnen inschatten van de proceskansen in hoger beroep.
2.4.5.
Daarnaast is van belang dat het houden van een voorlopig deskundigenbericht niet in de weg staat aan (de voortgang van) de hoofdzaak. In elk geval kan niet op voorhand uitgesloten worden dat de Gemeente [verzoekster] de uitkomsten van het door haar verzochte deskundigenbericht zal kunnen meenemen bij het opstellen van de memorie van grieven, dan wel zullen de resultaten van het deskundigenrapport beschikbaar zijn op het moment dat het hof de hoofdzaak zal beoordelen. Van strijd met de goede procesorde is dan ook niet gebleken. Ook van misbruik van recht of van een ander zwaarwichtig belang tegen het houden van het verzochte deskundigenbericht is het hof niet gebleken.
2.4.6.
Omdat het verzoek van de Gemeente [verzoekster] ook aan alle formele vereisten voor een verzoek tot voorlopig deskundigenonderzoek voldoet in de zin van artikel 203 lid 2 Rv, en afwijzingsgronden niet zijn gebleken, zal het hof het verzoek toewijzen zoals nader in het dictum omschreven. De kosten van het onderzoek zullen – zoals in overeenstemming is met de hoofdregel van artikel 205 lid 1 Rv jo artikel 195 Rv – worden voorgeschoten door de Gemeente [verzoekster] als door de Gemeente [verzoekster] ter griffie te deponeren.
2.4.7.
Het hof zal overgaan tot benoeming van de volgende onafhankelijke deskundige:
[kantoor] .
De heer [deskundige]
[adres]
[postcode] [plaats]
telefoon: [telefoonnummer]
email: [e-mailadres]
website: [website]
2.4.8.
De Gemeente [verzoekster] heeft in haar verzoekschrift een aantal vragen geformuleerd welke zij ter beantwoording aan de deskundige wenst voor te leggen. [verweerders] hebben bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 6 maart 2024 hun bezwaren geuit tegen deze vragen. Rekening houdend met hetgeen partijen ten aanzien van de vragen tijdens de mondelinge behandeling op 6 maart 2024 vervolgens zijn overeengekomen, zal het hof de volgende vragen aan de deskundige voor leggen, als door deze gemotiveerd en zo nauwkeurig mogelijk te beantwoorden:
Is sprake van gederfd woongenot bij [verweerders] als gevolg van het parkeren op het terrein achter hun woning en als gevolg van de aanpassingen aan dat terrein in 2021 en zo ja, kunt u dit in een geldbedrag kwantificeren?
Is er sprake van waardevermindering van de woning van [verweerders] als gevolg van het parkeren op het terrein achter hun woning en als gevolg van de aanpassingen aan dat terrein in 2021 en zo ja, kunt u dit in een geldbedrag kwantificeren?
Hebt u verder nog opmerkingen die voor de casus van belang zijn, eventueel naar aanleiding van de geproduceerde taxatierapporten?

3.De beslissing

Het hof:
3.1.
benoemt tot deskundige:
[kantoor] .
De heer [deskundige]
[adres]
[postcode] [plaats]
telefoon: [telefoonnummer]
email: [e-mailadres]
website:
[website]
3.2.
bepaalt dat de deskundige onderzoek verricht naar de volgende vragen:
a. a) Is sprake van gederfd woongenot bij [verweerders] als gevolg van het parkeren op het terrein achter hun woning en als gevolg van de aanpassingen aan dat terrein in 2021 en zo ja, kunt u dit in een geldbedrag kwantificeren?
b) Is er sprake van waardevermindering van de woning van [verweerders] als gevolg van het parkeren op het terrein achter hun woning en als gevolg van de aanpassingen aan dat terrein in 2021 en zo ja, kunt u dit in een geldbedrag kwantificeren?
c) Hebt u verder nog opmerkingen die voor de casus van belang zijn, eventueel naar aanleiding van de geproduceerde taxatierapporten?
3.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundige toezendt;
3.4.
bepaalt dat de Gemeente [verzoekster] binnen twee weken na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zal stellen en dat partijen alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken, waarbij gegevens die door de ene partij aan de deskundige worden verschaft, tegelijkertijd in afschrift of ter inzage worden verstrekt aan de wederpartij;
3.5.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
3.6.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek – en ten aanzien van de conceptrapportage – partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
3.7.
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
3.8.
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op drie maanden nadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
3.9.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 3.085,50 inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij) tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
3.10.
bepaalt dat de Gemeente [verzoekster] laatstgemeld bedrag zal voldoen binnen twee weken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
3.11.
verzoekt de deskundige, indien de kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
3.12.
benoemt mr. A.P. Zweers-van Vollenhoven tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.P. Zweers-van Vollenhoven, H.A.G. Fikkers en T. van Malssen en is in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2024.