Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
51.Het verloop van de procedure
52.De verdere beoordeling
€ 300.000,- zullen bedragen (hoogst onwaarschijnlijk, onwaarschijnlijk, waarschijnlijk of zeer waarschijnlijk)?
maatregelendie zijn genoemd in de bodemrapportage en het saneringsplan van IDDS van 3 april 2009 wordt voldaan aan de eisen die de Wbb en overige regelgeving stelt aan de sanering (rechtsoverweging 52.5). Het hof constateert dat, achteraf bezien, met de door het hof gestelde vragen en enkele overwegingen in de tussenarresten de suggestie kan zijn gewekt dat de bodemrapportage en het saneringsplan van IDDS van 3 april 2009 op zich in alle opzichten moeten voldoen aan de eisen van de Wbb en overige regelgeving. Dit is echter niet de toets die het hof moet aanleggen in het kader van het geschil tussen deze partijen.
verkennendeonderzoek (onderzoeksfase 1) schrijven de deskundigen dat het afwijkt van de NEN 5740, omdat IDDS bij dat onderzoek een eigen strategie heeft toegepast maar dat niet heeft gemotiveerd. De deskundigen hebben echter niet toegelicht of en in hoeverre de NEN 5740 dwingend voorschrijft dat daarvan alleen gemotiveerd mag worden afgeweken, en of en in hoeverre een ongemotiveerde afwijking van de NEN 5740 het verrichte verkennende onderzoek inhoudelijk invalideert. Alleen al daarom passeert het hof dit kritiekpunt van de deskundigen. Daar komt bij dat de bodemrapportage in hoofdstuk 3, onder verwijzing naar diverse bijlagen met onder andere analyseresultaten, op voldoende duidelijke en navolgbare wijze uiteenzet wat in de verkennende fase aan onderzoek is verricht, en tot welke resultaten en conclusies dat heeft geleid, waaronder de initiële conclusie dat het grondwater sterk is verontreinigd met nikkel (par. 3.3, slot). Daarbij wordt tevens aangehaald dat naar aanleiding van de resultaten van het verkennende onderzoek vervolgens het nader onderzoek is verricht, ter bepaling van de omvang van de verontreiniging met nikkel in het grondwater.
naderonderzoek (fase 2 en 3) dient volgens de deskundigen blijkens hun antwoord op vraag 1 te worden getoetst aan de doelstellingen in de Richtlijn nader onderzoek deel 1 (1995): (1) het bepalen van het verontreinigd bodemvolume boven de interventiewaarde; (2) het bepalen van de omvang van het geval van bodemverontreiniging (in het algemeen met afbakening tot aan de streefwaarde); (3) het verzamelen van andere gegevens noodzakelijk voor het opstellen van het saneringsplan; en (4) het vaststellen van de ernst en spoed van de verontreiniging.
.”
- In de bovengrond worden diverse bijmengingen met bodemvreemd materiaal aangetroffen;
- de grond is licht[verontreinigd, correctie hof]
met kobalt, minerale olie en PCB’s; - in het grondwater worden diverse licht verhoogde gehalten verontreiniging aangetroffen (…);
- behoudens de galvano-afdeling is de bodem ter plaatse van de aandachtspunten niet dan wel licht verontreinigd;
- de aangetroffen verontreiniging[in, correctie hof]
gehalten zijn dermate laag dat deze verwaarloosbaar zijn;
- in de bodem ter plaatse van de galvano-afdeling wordt een sterke verontreiniging met nikkel aangetroffen (brongebied);
- de verontreiniging met nikkel is zowel horizontaal als vertikaal gekarteerd, in totaal is circa 2.500 m³ grond sterk verontreinigd (> interventiewaarde);
- de totale hoeveelheid (bodemvolume) sterk verontreinigd grondwater bedraagt circa 52.000 m³;
- conform de Wet bodembescherming is sprake van een geval van ernstige verontreiniging met nikkel in grond en grondwater, derhalve is er een wettelijke saneringsnoodzaak;
- de aangetoonde verontreiniging is vóór 1987 ontstaan en is derhalve een historisch geval;
- op basis van verspreidingsrisico’s is de verontreiniging spoedeisend.”
is dat er nauwelijks nalevering is vanuit de grondverontreiniging. Zie bijvoorbeeld pagina 12 (1e alinea): ‘er van uitgaande dat mogelijk slechts sprake is van een beperkte nalevering van de grondverontreiniging aan het grondwater, zal uiteindelijk een[stabiele, correctie hof]
eindsituatie ontstaan na saneren van het grondwater.”
wordt ingegaan op de vraag of nalevering optreedt. Dat dit in enige mate optreedt, is niet nieuw, ook IDDS gaat daar vanuit. De omvang of impact van de nalevering wordt echter door de deskundige niet onderbouwd. De aanname dat er uit (niet afgeperkte) verontreinigde bodemlagen per definitie nalevering optreedt is onjuist. Het is, zoals eerder gezegd, waarschijnlijk dat deze verontreiniging grotendeels immobiel is. De stelling op pagina 41 dat, vanwege onvoldoende verticale afperking, de omvang van de verontreiniging mogelijk “vele malen groter” is dan blijkt uit het nader onderzoek en dat dit gevolgen heeft voor de nalevering, is volledig speculatief. Nogmaals, het verontreinigingsbeeld geeft krachtige aanwijzingen voor het tegenovergestelde. (…).”
“het beeld van een ‘loslatende pluim’”(productie 89 van [geïntimeerde] , pag. 2, onderste helft).
- Griffierechten € 1.513,-
- Salaris advocaat € 115.014,50 (18 ½ punten x tarief VIII à
- Nakosten € 178,- (plus de verhoging zoals in de beslissing vermeld)
- Getuigentaxen € 420,-
- Kosten deskundigenbericht
53.De beslissing
- betaling aan [geïntimeerde] van de koopprijs van € 1.800.000,- waarop in mindering kan strekken de helft van de saneringskosten zijnde € 120.500,-, zodat de koopprijs in totaal bedraagt € 1.679.500,-,te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.079.500,- en een bedrag van € 200.000,- met ingang van 17 april 2009 en de wettelijke rente over een bedrag van € 400.000,- met ingang van 17 april 2010;
- betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 1.800.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 17 april 2009;