ECLI:NL:GHSHE:2024:1532

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
22/01570
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding na verwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland te Arnhem, die op 18 februari 2020 een uitspraak deed in een belastingkwestie. De Hoge Raad heeft op 30 september 2022 in een verwijzingsarrest geoordeeld dat een zelfstandig beroepsbeoefenaar die in persoon een zitting bijwoont, in het algemeen moet worden aangenomen dat hij daardoor omzet heeft gederfd. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft de zaak vervolgens in behandeling genomen. Belanghebbende had verzocht om een proceskostenvergoeding voor de tijd die hij heeft moeten missen door het bijwonen van de zitting. De inspecteur heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de door belanghebbende verzochte proceskostenvergoeding van 4 uur à € 82, in totaal € 328, voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank. Het hof heeft deze proceskostenvergoeding vastgesteld en ook een vergoeding toegekend voor het bijwonen van de zitting bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en de behandeling van het hoger beroep bij het hof. Het hof heeft uiteindelijk de totale proceskostenvergoeding vastgesteld op € 607, bestaande uit de kosten van het geding bij de rechtbank, het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en het hof zelf. De uitspraak is gedaan op 1 mei 2024 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 22/01570
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland te Arnhem (hierna: de rechtbank) van 18 februari 2020, nummer AWB 19/1730 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2014 (hierna: de aanslag) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard, de aanslag en de rentebeschikking verminderd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag en de rentebeschikking verminderd en nevenbeslissingen gegeven met betrekking tot de vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dat hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
1.5.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft bij arrest van 30 september 2022 [1] (hierna: het verwijzingsarrest) het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd, maar uitsluitend voor zover deze de beslissing over de proceskosten betreft en het geding verwezen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
1.6.
De inspecteur heeft naar aanleiding van het verwijzingsarrest een conclusie ingediend. Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van de inspecteur.
1.7.
Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 82, bestaande uit 1 uur aan verletkosten voor het bijwonen van de zitting.
2.2.
In het proces-verbaal van de zitting van 9 maart 2021 bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is het volgende opgenomen over de verzochte vergoeding van verletkosten van € 240, bestaande uit 2 uren voor het bijwonen van de zitting bij dat hof:
“ De Inspecteur verklaart dat een pkv voor hoger beroep van twee uur tegen € 120 erg hoog is. De door de voorzitter voorgestelde twee uur tegen het maximale uurtarief is wel in orde. Vier uur is te veel want belanghebbende kon de rest van de dag thuis werken.
Belanghebbende verklaart zijn eigen uurtarief te hebben (ingevuld) maar vergoeding tegen het
maximale tarief is ook goed.”
2.3.
De Hoge Raad heeft in het verwijzingsarrest het volgende geoordeeld:
“3.1 De klachten betogen onder meer dat het Hof had moeten oordelen dat de Rechtbank belanghebbende een hogere vergoeding van verletkosten had moeten toekennen in verband met de door belanghebbende gederfde omzet vanwege het in persoon bijwonen van de zitting bij de Rechtbank.
3.2
Indien een zelfstandig beroepsbeoefenaar zoals belanghebbende in persoon een onderzoek ter zitting heeft bijgewoond, moet in het algemeen, behoudens bijzondere omstandigheden, worden aangenomen dat hij als gevolg daarvan gedurende een aantal uren zijn normale werkzaamheden niet heeft kunnen uitoefenen en dus omzet heeft gederfd. Het aantal uren gedurende welke een zelfstandig beroepsbeoefenaar zijn normale werkzaamheden niet heeft kunnen uitoefenen, is niet zonder meer beperkt tot de tijd die is gemoeid met het onderzoek ter zitting en met de heen- en terugreis.
3.3
Uit de uitspraak van het Hof blijkt niet op welke grond(en) het Hof tot het oordeel is gekomen dat het tijdverzuim voor het bijwonen van het onderzoek ter zitting van de Rechtbank niet vier uren was, zoals door belanghebbende opgegeven. Daarmee heeft het Hof hetzij blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, hetzij zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd. In zoverre treffen de klachten doel.”
2.4.
De inspecteur heeft in zijn conclusie naar aanleiding van het verwijzingsarrest kenbaar gemaakt geen bezwaren te hebben tegen het vergoeden van de door belanghebbende bij de rechtbank verzochte proceskostenvergoeding bestaande uit verletkosten van 4 uur à € 82, in totaal € 328 voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank.
2.5.
Belanghebbende heeft op 29 maart 2024 het formulier proceskosten bij het hof ingediend. Hierin verzoekt belanghebbende om vergoeding van proceskosten bestaande uit de verletkosten van € 103.
2.6.
De inspecteur heeft telefonisch bij de griffier aangegeven dat hij uit praktisch oogpunt geen bezwaar heeft tegen de in 2.5 genoemde verzochte proceskosten van belanghebbende.

3.Geschil

3.1.
Het geschil betreft de door de rechtbank toegekende proceskosten.

4.Gronden

Ten aanzien van het geschil
4.1.
Het hof stelt gelet op het vermelde onder 2.4 vast dat de proceskostenvergoeding voor de beroepsprocedure bij de rechtbank € 328 bedraagt. Het hof merkt op dat voor zover het door de rechtbank toegekende bedrag aan proceskostenvergoeding van € 82 reeds is vergoed aan belanghebbende, verrekening dient plaats te vinden.
Tussenconclusie
4.2.
De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is.
Ten aanzien van het griffierecht
4.3.
De inspecteur dient aan belanghebbende het bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden betaalde griffierecht van € 131 te vergoeden, omdat de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover het de beslissing over de proceskosten betreft.
Ten aanzien van de proceskosten
4.4.
Aangezien het hoger beroep van belanghebbende gegrond is, volgt uit het verwijzingsarrest dat de inspecteur moet worden veroordeeld in de kosten van belanghebbende voor het geding bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Uit het proces-verbaal van de zitting bij gerechtshof Arnhem-Leeuwarden blijkt dat partijen het eens zijn over de proceskosten voor de behandeling van het hoger beroep, namelijk dat deze gesteld moeten worden op 2 uur aan verletkosten van belanghebbende tegen het destijds geldende maximale uurtarief voor verletkosten van € 88, totaal € 176.
4.5.
Het hof stelt de kosten voor de behandeling van het hoger beroep na verwijzing vast op een bedrag aan verletkosten van belanghebbende van € 103 (zie 2.5 en 2.6).
4.6.
De door de inspecteur te vergoeden proceskosten bedragen in totaal € 607, bestaande uit de kosten van het geding bij de rechtbank van € 328, het gerechtshof ArnhemLeeuwarden van € 176 en het hof van € 103.

5.Beslissing

Het hof:
  • verklaart het hoger beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank, maar alleen voor de beslissing over de proceskosten;
  • veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij de rechtbank, het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en het hof van € 607;
  • bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van het hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van € 131 vergoedt.
De uitspraak is gedaan door A.J. Kromhout, voorzitter, W.A.P. van Roij en A.H.W. Steijn, in tegenwoordigheid van E.A.D. Dockx, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024 en een afschrift van de uitspraak is op die datum in Mijn Rechtspraak geplaatst. Aan de partij die niet digitaal procedeert, is een afschrift op die datum aangetekend per post verzonden.
De griffier, De voorzitter,
E.A.D. Dockx A.J. Kromhout
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.