Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.2.3.4.
5. Het verdere verloop van de procedure
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 12 april 2023;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord.
6.De feiten in het hoger beroep
klanten, behalve Griekenland ,worden overgeheveld naar jullie.
7.Het geschil
Aangezien PCK de overeenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd, stond het haar vrij om vanaf 1 januari 2021 de afnemers van Ripstaal rechtstreeks te benaderen voor de verkoop van producten waarvoor Ripstaal op grond van de overeenkomst tussen partijen exclusief distributeur was en om aan Ripstaal geen producten meer te leveren. PCK heeft onweersproken gesteld dat zij daartoe pas ná 1 januari 2021 is overgegaan. Die handelingen van PCK zijn daarom niet als wanprestatie aan te merken. Dit betekent dat Ripstaal geen grond had om tot ontbinding van de overeenkomst over te gaan. De primair gevorderde verklaring voor recht dat Ripstaal de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden en de subsidiair gevorderde ontbinding van de overeenkomst zullen daarom worden afgewezen.
8.De beoordeling in hoger beroep
naar elkaar de bedoeling[hebben]
uitgesproken om de samenwerking langdurig te maken en in ieder geval lang genoeg om de investeringen terug te verdienen;” een langdurige samenwerking is niet hetzelfde als een niet-opzegbare samenwerking. Ripstaal stelt ook niet dat zij bedoeld heeft om de samenwerking niet opzegbaar te maken en ook niet dat PCK haar verklaring(en) redelijkerwijs zo heeft moeten begrepen. Gecombineerd met de eerdere verklaringen over (ten minste) de mogelijkheid van het beëindigen van de exclusiviteit door PCK, acht het hof dan ook onvoldoende onderbouwd dat partijen zijn overeengekomen dat de samenwerkingsovereenkomst niet opzegbaar zou zijn. De overige omstandigheden waarop Ripstaal zich beroept, zien op de wijze waarop de samenwerking daadwerkelijk is geëindigd, en onderbouwen niet dat partijen – bij het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst, of tijdens de looptijd ervan – zijn overeengekomen dat de samenwerkingsovereenkomst niet opzegbaar zou zijn. Daarbij tekent het hof aan dat Ripstaal haar grieven vooral richt tegen de beslissing van de rechtbank dat voor rechtsgeldige opzegging geen aanbod tot schadevergoeding vereist was (r.o. 4.14). Voor zover Ripstaal grieft tegen het oordeel dat de samenwerkingsovereenkomst opzegbaar was, heeft zij geen belang bij haar grieven, omdat haar vorderingen niet zien op de rechtsgeldigheid van de opzegging, maar op (schade)vergoeding, juist vanwege de opzegging.
Website, Social media, PPC[pay-per-click reclame op het internet, Hof],
Google ads, PR” gefactureerd in de maanden februari tot en met juni 2020. Dat is door PCK niet gemotiveerd betwist.