Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 15 november 2022 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 19 april 2023;
- de memorie van grieven van 4 juli 2023;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep van 12 september 2023;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep van 5 december 2023.
6.De zaak in het kort
[onderbewindgestelde] over de periode maart 2020 tot april 2021 bij helfte bijdraagt in de lasten van de woning. [onderbewindgestelde] is het daar niet mee eens. Zij vindt dat zij hieraan niet hoeft bij te dragen, dan wel dat haar aandeel in deze lasten moet worden “weggestreept” tegen de gebruiksvergoeding die haar toekomt.
7.Beoordeling
kantonrechterheeft hierin geoordeeld dat het “beroep op redelijkheid en billijkheid” niet slaagt. In rov. 2.5 en 2.6 is daartoe als volgt overwogen:
Samen in Bewindhet volgende aan. [geïntimeerde] heeft de verkoop van de woning vertraagd. Zowel in 2018 als in 2019 is er een kort gedingprocedure geweest over de verkoop van de woning. De woning is uiteindelijk aan een derde geleverd in april 2021. In zijn overweging dat de vertraging sinds oktober 2019 niet enkel en alleen aan [geïntimeerde] te wijten is, gaat de kantonrechter voorbij aan de overwegingen van de voorzieningenrechter in het vonnis van 11 oktober 2019 (rov. 4.4). [geïntimeerde] heeft al vóór 11 oktober 2019 voor vertraging gezorgd. Uit de e-mails van de makelaar blijkt dat [geïntimeerde] niet meewerkte. De woning had eerder verkocht kunnen zijn, maar door toedoen van [geïntimeerde] is dit niet gebeurd. Een vordering van [geïntimeerde] op [onderbewindgestelde] voor de eigenaarslasten van de woning is daarom in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
[geïntimeerde]het volgende aan. De bewindvoerder gaat eraan voorbij dat [geïntimeerde] de woning in maart 2020 moest verlaten vanwege de verkoop. In oktober 2020 is hij weer “gedwongen” in de woning gaan wonen, omdat executieverkoop dreigde. [geïntimeerde] heeft bovendien de zorg voor de kinderen. [onderbewindgestelde] gaat er verder aan voorbij dat de vertraging ook te wijten is aan de overgang naar een nieuwe bewindvoerder. Als er al vertraging is, is [onderbewindgestelde] bovendien niet benadeeld, want bij verkoop op een eerder moment zou sprake zijn geweest van een restschuld van ten minste € 25.000,--.
hofoverweegt als volgt.
kantonrechterheeft hierin als volgt overwogen:
Samen in Bewindhet volgende aan. De premie voor de opstalverzekering blijkt slechts uit de polis, maar de polis is geen betaalbewijs. Voor de huurkosten van de cv-ketel legt [geïntimeerde] betaalbewijzen over, maar hieruit blijkt niet dat dit betalingen voor deze huur zijn. Ook de betalingen voor het leegstandtarief van Essent zijn niet voldoende onderbouwd. Uit de afschriften blijkt van een betaling van € 50,-- per maand, maar uit niets blijkt dat dit bedrag is overgeboekt naar Essent. Een leegstandscontract is ook niet overgelegd. De gemeentelijke belastingen en waterschapsbelastingen (hierna: BSGW) omvatten ook gebruikerslasten en die komen voor rekening van [geïntimeerde] . Daarbij heeft een deel betrekking op 2019. De eigenaarslasten (onroerende zaakbelasting eigenaar, rioolheffing eigenaar en watersysteemheffing gebouwd (eigenaar)) betreffen een bedrag van totaal € 307,32. Voor de periode van maart 2020 tot en met september 2020 bedraagt dit (€ 307,32 /12 x 7 =) € 179,27.
[geïntimeerde]het volgende aan. De polis opstalverzekering houdt een betaalverplichting in. Het is voldoende aannemelijk dat hij de premie voor de opstalverzekering heeft betaald. Het betaaloverzicht voor de huur van de cv-ketel is van Volta zelf. Samen in Bewind geeft bovendien niet aan waar het bedrag anders dan voor de huur van de cv-ketel aan is uitgegeven. Het is voldoende aannemelijk dat [geïntimeerde] dit bedrag voor de huur van de cv-ketel heeft betaald. Met betrekking tot de BSGW heeft de kantonrechter terecht bepaald dat over de periode van maart 2020 tot en met september 2020 ook de gebruikerslasten moeten worden gedeeld. Geen van beiden verbleef toen immers in de woning.
hofoverweegt als volgt.
- Hypotheeklasten: € 1.526,12
- BSGW-eigenaarslasten: € 179,27
kantonrechterheeft hierin geoordeeld dat over de periode van maart 2020 tot en met september 2020 “
[onderbewindgestelde] geen recht heeft op een gebruiksvergoeding waartegen de verschuldigde eigenaarslasten weggestreept zouden kunnen worden”. Volgens de kantonrechter is namelijk niet komen vast te staan dat [geïntimeerde] in die periode in de woning verbleef.
Samen in Bewindhet volgende aan. Of [geïntimeerde] in de woning verbleef, is niet van doorslaggevende betekenis. Relevant is of [onderbewindgestelde] toegang had tot de woning. [onderbewindgestelde] is als mede-eigenaar verstoken gebleven van het gebruik en genot van de woning. [geïntimeerde] had het gebruik van de woning. Hij had de feitelijke macht over de woning. Alleen [geïntimeerde] had een sleutel. [geïntimeerde] verbleef bovendien wel degelijk in de woning. Dit blijkt uit de e-mail van de makelaar van 8 april 2020. De brief van de SNS Bank van 8 september 2020 zegt niets over de periode vanaf maart 2020. Ook het uittreksel uit de BRP en betaalbewijzen van een leegstandtarief zeggen niets.
[geïntimeerde]het volgende aan. Hij heeft [onderbewindgestelde] nooit uitgesloten om gebruik te maken van de woning in de periode maart 2020 tot en met september 2020. [onderbewindgestelde] heeft ook niet verzocht om gebruik te maken van die woning. Zij heeft nooit verzocht om een sleutel. Omdat [onderbewindgestelde] dus niet is uitgesloten van het gebruik, heeft zij geen recht op een gebruiksvergoeding. [geïntimeerde] verbleef in die periode van maart 2020 tot en met september 2020 niet in de woning. Dit blijkt uit het uittreksel uit de BRP, de brief van de SNS Bank en het feit dat hij een leegstandtarief betaalde. Uit de e-mail aan de makelaar volgt niet dat hij in de woning verbleef. [geïntimeerde] wilde erbij zijn als derden de woning zouden betreden.
hofoverweegt als volgt.