ECLI:NL:GHSHE:2024:1066

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
200.316.952_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermogensrechtelijke afwikkeling van de huwelijksgemeenschap met betrekking tot de voormalige echtelijke woning

In deze zaak gaat het om de vermogensrechtelijke afwikkeling van de huwelijksgemeenschap tussen de man en de vrouw na hun echtscheiding. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en de verdeling van de huwelijksgemeenschap werd geregeld. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. De partijen zijn op 22 juni 2013 gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. De vrouw heeft op 1 februari 2021 een verzoek tot echtscheiding ingediend, en de rechtbank heeft op 30 juni 2022 de echtscheiding uitgesproken. De man verzet zich niet tegen de echtscheiding, maar heeft grieven ingediend met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgemeenschap, met name de voormalige echtelijke woning.

Tijdens de mondelinge behandeling op 31 januari 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De man verzoekt de woning te verkopen en de overwaarde te verdelen, terwijl de vrouw verzoekt om het voortgezet gebruik van de woning en de mogelijkheid om deze over te nemen. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw het voortgezet gebruik van de woning mag behouden tot zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, en dat de woning aan de vrouw wordt toegedeeld, mits zij kan aantonen dat zij de financiering kan regelen.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het betreft de verdeling van de woning en heeft bepaald dat de man binnen drie weken drie taxateurs moet aandragen voor de waardebepaling van de woning. De kosten van de taxatie komen voor rekening van beide partijen. Indien de vrouw binnen tien weken na de taxatie kan aantonen dat zij de woning kan financieren, zal de woning aan haar worden overgedragen. Anders zal de woning verkocht worden en de opbrengst gelijkelijk verdeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
zaaknummer : 200.316.952/01
zaaknummers rechtbank : C/02/381726 / FA RK 21-397 en C/02/384039 / FA RK 21-1553
beschikking van de meervoudige kamer van 28 maart 2024
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. C.G.M. Baas te Bergen op Zoom,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. N. Schuerman te Rotterdam.
Vooraf
Dit geschil gaat over de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen en het voortgezet gebruik van de voormalige echtelijke woning.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Middelburg) van 30 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De man is op 27 september 2022 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 30 juni 2022.
2.2.
De vrouw heeft op 23 november 2022 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3.
De man heeft op 2 januari 2023 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een V6-formulier van de zijde van de man d.d. 11 oktober 2022 met de producties 1 tot en met 12 (procesdossier eerste aanleg);
- een V6-formulier van de zijde van de man van 8 november 2022 met productie 10 (proces-verbaal mondelinge behandeling eerste aanleg d.d. 11 oktober 2021).
2.5.
De mondelinge behandeling heeft op 31 januari 2024 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.De feiten

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
Partijen zijn op 22 juni 2013 gehuwd in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen.
De vrouw heeft op 1 februari 2021 een verzoek tot echtscheiding ingediend.
Bij de bestreden beschikking van 30 juni 2022 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Breda) de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
De echtscheidingsbeschikking is thans nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de echtscheidingsbeschikking is voorts, voor zover thans van belang, uitvoerbaar bij voorraad bepaald dat de vrouw jegens de man bevoegd is de bewoning van de echtelijke woning voort te zetten gedurende zes maanden na inschrijving van die beschikking in de registers van de burgerlijke stand. Ook is de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap van partijen gelast zoals in die beschikking in rov. 4.12 tot en met 4.29 is overwogen.
4.2.
De grieven van de man zien op het voortgezet gebruik van de woning en op de wijze waarop de verdeling van de huwelijksgemeenschap is gelast, doch uitsluitend voor zover het betreft de woning, de leaseauto en de lening van de vader van de vrouw.
De man verzoekt de beschikking waarvan beroep te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat het verzoek van de vrouw betreffende het voortgezet gebruik van de woning, gelegen aan [adres] te [woonplaats vrouw] , wordt afgewezen.
II. te bepalen dat de woning, gelegen aan [adres] te [woonplaats vrouw] per direct bij een nader te bepalen makelaar in de verkoop wordt gezet en dat de overwaarde bij helfte verdeeld zal worden.
III. te bepalen dat de BMW wordt ingeleverd bij de BMW garage en dat de restschuld, € 5.412,58 bij de dealer voor rekening komt van beide partijen, ieder voor de helft.
IV. te bepalen dat het verzoek van de vrouw betreffende de lening bij [betrokkene] wordt afgewezen.”
4.3.
De grieven van de vrouw zien eveneens op het voortgezet gebruik van de woning en op de wijze waarop de verdeling van de huwelijksgemeenschap is gelast, doch uitsluitend voor zover het betreft de woning, de leaseauto en de caravan.
De vrouw verzoekt bij beschikking, voor zover rechtens mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad;
I. de verzoeken van de man af te wijzen.
II. het voortgezet gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw toe te kennen voor de duur van 6 maanden vanaf datum inschrijving echtscheiding.
III. te bepalen dat de echtelijke woning opnieuw dient te worden gewaardeerd door een gezamenlijk gekozen taxateur waarna de vrouw de woning binnen termijn van twaalf weken na waardering woning over kan nemen middels een eigendomsoverdracht bij een door de vrouw gekozen notaris waarbij de hypotheek door de vrouw wordt overgenomen en de eventuele overwaarde of onder waarde gelijkelijk tussen partijen wordt verrekend.
IV. te bepalen dat de BMW aan de man wordt toebedeeld waarbij de hoogte van de lening tegen de waarde van de auto wordt weggestreept.
V. te bepalen dat de waarde van de caravan op nihil wordt gesteld waarbij partijen ten behoeve van de caravan niets meer van elkaar hebben te verrekenen.”
4.4.
De man verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in incidenteel hoger beroep, althans haar verzoeken af te wijzen. Kosten rechtens.
4.5.
Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep per onderwerp bespreken.

5.De motivering van de beslissing

Vol appel
5.1.
Uit het petitum van het verzoekschrift in hoger beroep blijkt dat de man vol appel heeft ingesteld tegen de hiervoor onder 1 genoemde beschikking. De man heeft evenwel geen grief gericht tegen de echtscheiding. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man naar voren gebracht dat hij zich niet verzet tegen de echtscheiding alsook dat hij het appel op dit punt – derhalve uitsluitend voor zover uit het petitum blijkt dat mede sprake is van appel tegen de echtscheiding – intrekt. In dit licht bezien begrijpt het hof het petitum van de man aldus dat hij thans verzoekt om de beschikking waarvan beroep te vernietigen, doch uitsluitend voor zover het betreft die onderdelen waartegen de man inhoudelijke grieven heeft gericht. Derhalve behoeft op het punt van de echtscheiding niet meer te worden beslist, zodat dit ook geen verdere bespreking meer behoeft.
BMW
5.2.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling over en weer hun grief ter zake de BMW ingetrokken. Aldus behoeft op dit punt ook niet meer te worden beslist, zodat ook dit geen verdere bespreking meer behoeft.
Caravan
5.3.
Uit de bestreden beschikking blijkt dat partijen zijn overeengekomen dat de caravan dient te worden verkocht en dat de gerealiseerde verkoopprijs tussen partijen bij helfte dient te worden verdeeld.
5.4.
De
vrouwstelt dat de caravan door haar is verkocht voor een bedrag van € 1.250,--. De caravan was gestald in Spanje en zij heeft, om de verkoop te kunnen realiseren, reiskosten moeten maken. Deze kosten dienen in mindering te worden gebracht op de verkoopopbrengst. Aangezien deze kosten hoger waren dan de verkoopopbrengst, valt tussen partijen ter zake de caravan niets meer te verrekenen.
5.5.
De
manverweert zich. De vrouw heeft de caravan zonder overleg met hem en zonder enige kennisgeving aan hem verkocht. De waarde van de caravan is aanzienlijk hoger dan € 1.250,--. Hij is niet gehouden om de kosten van de vakantie van de vrouw in Spanje te vergoeden. De vrouw had de caravan ook kunnen aanbieden aan een bedrijf in Spanje dat in caravans handelt.
5.6.
Het
hofstelt vast dat partijen bij de rechtbank zijn overeengekomen dat de caravan zal worden verkocht en dat de gerealiseerde verkoopprijs bij helfte zal worden verdeeld. Tussen partijen staat als onweersproken vast dat de vrouw de caravan heeft verkocht voor een bedrag van € 1.250,--. De man stelt weliswaar dat de waarde van de caravan hoger was dan de gerealiseerde verkoopprijs, maar verbindt hieraan geen rechtsgevolg, zodat het hof hieraan voorbij gaat. Partijen zijn gehouden de door hen gemaakte afspraak na te komen. Dat betekent dat de man recht heeft op de helft van de verkoopprijs, zijnde € 625,-- (1/2 van € 1.250,--). In hetgeen de vrouw heeft aangevoerd ziet het hof geen aanleiding om anders te oordelen. Temeer niet nu tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vrouw naar Spanje is afgereisd zonder de man daarin te kennen en voorts dat haar reis niet tot doel had om te komen tot verkoop van de caravan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij immers naar voren gebracht, dat er zich op het moment dat zij in Spanje was onverwacht een koper aandeed, waarna zij de caravan, zonder overleg daartoe met de man, heeft verkocht. Het voorgaande leidt er toe dat de grief van de vrouw niet slaagt.
Lening vader van de vrouw
5.7.
De rechtbank heeft over de lening van de vader aan de vrouw het volgende overwogen:
“Uit de overgelegde nota's van afrekening d.d. 15 juni 2004 (productie L) blijkt dat de vader van de vrouw een bedrag van € 12.656,24 ten behoeve van de vrouw heeft voldaan. Dat de vader van de vrouw dit bedrag ten behoeve van de vrouw heeft voldaan, is door de man op zichzelf ook niet voldoende gemotiveerd bestreden. De man bestrijdt slechts dat sprake was van een lening van de vader aan de vrouw. Ter onderbouwing van de door de vrouw gestelde lening heeft de vrouw overgelegd een overzicht van de Rabobank waaruit volgt dat zij -in ieder geval- vanaf 2013 maandelijks een bedrag van € 30,= aan haar vader voldoet ten titel van rente uit hoofde van de door haar gestelde geldlening. Deze stelling is door de man evenmin voldoende gemotiveerd bestreden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man hieromtrent slechts opgemerkt dat hij niet op de hoogte is van deze betalingen, omdat de vrouw de financiële zaken deed. De rechtbank is van oordeel dat de man hiermee de gestelde lening van de vader aan de vrouw van € 12.656,24 onvoldoende heeft bestreden, zodat deze lening hiermee vaststaat.
Nu door de man evenmin is bestreden dat deze lening in de gemeenschap van goederen valt,
zijn de man en de vrouw gelijkelijk, ieder voor de helft, draagplichtig voor deze schuld.”
5.8.
De
manheeft een grief opgeworpen tegen dit oordeel. Ter onderbouwing van zijn grief voert hij aan dat sprake is van een gift en niet van een lening. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft hij het bestaan van de lening betwist bij gebrek aan wetenschap. De vrouw heeft hem nooit ingelicht over het bestaan van enige lening en bovendien is er geen leenovereenkomst dan wel een belastingaangifte overgelegd waaruit van een lening blijkt.
5.9.
De
vrouwstelt dat sprake is van een lening. De lening is onderbouwd door een notariële akte van afrekening alsmede de maandelijkse betaling aan rente van € 30,-- aan de vader. De man is hiervan sinds het samenwonen wel degelijk van op de hoogte geweest. De vader van de vrouw is bereid hiervan te getuigen en onder ede te verklaren dat van een gift geen sprake is.
5.10.1.
Het
hofstelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de vader van de vrouw in het verleden (2004) een bedrag van € 12.656,24 ten behoeve van de vrouw aan haar heeft voldaan. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of dit bedrag is verstrekt ten titel van een geldlening óf ten titel van een schenking.
5.10.2.
Ingevolge artikel 284 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zijn de algemene bepalingen van bewijsrecht, zoals neergelegd in boek 1, titel 2, afdeling 9 Rv (art. 149-207), van overeenkomstige toepassing in verzoekschriftprocedures, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. Nu dit laatste in de onderhavige zaak niet het geval is, is (ook) artikel 150 Rv van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge laatstgenoemd artikel rust op de vrouw ter zake een stelplicht. Zij dient alle feiten te stellen die benodigd zijn voor het intreden van het door haar beoogde rechtsgevolg en deze feitelijke stellingen tevens voldoende concreet te onderbouwen. Heeft de vrouw aan haar stelplicht voldaan, dan hoeft zij de door haar gestelde feiten slechts te bewijzen, wanneer de man deze feiten in voldoende mate heeft betwist.
5.10.3.
De vrouw heeft, door het overleggen van de notariële afrekening d.d. 15 juni 2004 – waaruit blijkt dat door haar vader ten behoeve van haar een bedrag van € 12.656,24 is voldaan – tezamen met het overleggen van bankafschriften – waaruit blijkt dat de vrouw al vóórdat partijen in het huwelijk traden maandelijks € 30,-- per maand aan haar vader overmaakt – voldaan aan de op haar ter zake rustende stelplicht.
De man heeft op zijn beurt de door de vrouw gestelde feiten betwist, maar het hof is van oordeel dat dit in onvoldoende mate is geschied. De man heeft tegenover het door de vrouw gestelde enkel ingebracht dat hij niet op de hoogte was van het bestaan van een lening. Het ligt echter in het domein van de man om zijn (blote) betwisting nader te onderbouwen (vgl. ook HR 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1058). Weliswaar heeft de man tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep nog gesteld dat de vrouw geen leenovereenkomst of een belastingaangifte heeft overgelegd waaruit het bestaan van een lening zou blijken, maar de man had ook zelf een belastingaangifte uit de huwelijkse periode in het geding kunnen (en gelet op het feit dat de vrouw heeft voldaan aan haar stelplicht: moeten) brengen. Dat hij dit niet gedaan heeft, dient voor zijn rekening en risico te blijven. Daarmee faalt de grief van de man. Gelet op het voorgaande, komt het hof ook niet toe aan het bewijsaanbod van de vrouw.
Woning
5.11.
De rechtbank heeft over de (voormalige) echtelijke woning onder meer het volgende overwogen:
“4.12 Partijen zijn overeengekomen dat het aandeel van de man in de echtelijke woning wordt toegedeeld aan de vrouw onder de opschortende voorwaarde dat zij binnen 3 maanden na de datum van de onderhavige beschikking in staat is deze overdracht te financieren, zulks onder de verplichting om de op deze woning rustende hypothecaire geldlening voor haar rekening te nemen en deze te voldoen als eigen schuld, met uitsluiting van de man. Toedeling vindt verder plaats onder de opschortende voorwaarde dat de hypotheeknemer de man ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wat betreft de verplichtingen die verbonden zijn aan de hypothecaire geldlening. De kosten van de notarieel transport zijn, bij toedeling van het aandeel van de man in de echtelijke woning aan de vrouw, voor rekening van de vrouw.
4.13
Partijen zijn voorts overeengekomen dat de vrouw binnen één week drie taxateurs zal aandragen, waarna de man uit deze drie taxateurs één taxateur kiest. Deze taxateur zal de woning bindend taxeren tegen de actuele waarde in het economisch verkeer. De kosten van de taxatie komen voor rekening van beide partijen, ieder voorde helft.
4.14
Voor het geval toedeling van het aandeel van de man aan de vrouw onder genoemde voorwaarden niet mogelijk is, zijn partijen overeengekomen dat de woning zo spoedig mogelijk zal worden verkocht en geleverd aan een derde, waarbij de verkoopopbrengst na aflossing van de resterende hypothecaire geldlening en de betaling van de kosten van verkoop en overdracht tussen partijen gelijkelijk wordt verdeeld, dan wel een eventuele restantschuld door partijen gelijkelijk wordt gedragen.”
5.12.
De
manheeft twee grieven opgeworpen die betrekking hebben op de (verdeling van) de woning. De man stelt, kort gezegd, primair dat de opschortende voorwaarde (hof: “dat zij binnen 3 maanden na de datum van de onderhavige beschikking in staat is deze overdracht te financieren, zulks onder de verplichting om de op deze woning rustende hypothecaire geldlening voor haar rekening te nemen en deze te voldoen als eigen schuld, met uitsluiting van de man”) [het hof begrijpt: niet] is vervuld. De woning moet daarom nu worden verkocht. Subsidiair, indien het hof van oordeel is dat de vrouw de woning nog mag overnemen, moet de woning opnieuw getaxeerd dient te worden op basis van de recente markt.
5.13.
De
vrouwkan zich niet vinden in de stelling van de man dat de woning verkocht moet worden. Zij kan de woning immers pas overnemen, nadat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Dit is (omdat de man vol appel heeft ingesteld) tot heden nog niet gebeurd. Zij wil de woning overnemen en acht zich daartoe financieel in staat. Zij heeft recht op en belang bij toedeling van de woning, nu zij sedert 1998 al in de woning woont met haar, inmiddels meerderjarige, kinderen. De man is in 2010 bij haar is ingetrokken en de woning is nadien tot de huwelijksgemeenschap gaan behoren. Zij is met de man van mening dat de woning opnieuw getaxeerd dient te worden.
5.14.1.
Het
hofstelt voorop dat het petitum van de vrouw zoals hiervoor in rov. 4.3 onder III is weergegeven, in het licht van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep met partijen is besproken, aldus begrepen dient te worden dat zij verzoekt te bepalen dat de echtelijke woning opnieuw dient te worden getaxeerd tegen de huidige waarde (het hof begrijpt: de waarde op de datum van de beslissing van het hof) door een gezamenlijk gekozen taxateur waarna de vrouw de woning binnen een termijn van twaalf weken na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand over kan nemen door middel van een eigendomsoverdracht bij een door de vrouw gekozen notaris, waarbij de hypotheek door de vrouw wordt overgenomen en de eventuele overwaarde of onderwaarde gelijkelijk tussen partijen wordt verrekend.
5.14.2.
Het hof stelt vast dat de opschortende voorwaarde van toedeling (rov. 4.12 van de bestreden beschikking) niet in vervulling is gegaan. Dit betekent evenwel niet zonder meer dat de woning dus moet worden verkocht. Immers, partijen hebben, zo begrijpt het hof, met de grieven beoogd de verdeling van de tot de (ontbonden) huwelijksgemeenschap behorende woning voor te leggen (art. 3:185 BW). Indien vaststelling van de verdeling door de rechter wordt gevorderd, zoals in deze zaak, kan ieder van de betrokken partijen naar voren brengen hoe naar zijn of haar zienswijze de verdeling dient te geschieden, zonder dat de rechter gebonden is aan hetgeen partijen aldus voorstellen. Deze rechterlijke vrijheid wordt verklaard door de aard van de adjudicatie (art. 3:185 BW).
5.14.3.
De rechter dient ingevolge art. 3:185 lid 1 BW, indien hij de wijze van verdeling gelast of (zoals hier) de verdeling tot stand brengt naar billijkheid rekening te houden zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang. In het licht van de omstandigheid dat de vrouw al sedert 1998 in de woning woont met haar inmiddels twee meerderjarige kinderen, en de woning eerst door het huwelijk van partijen in 2013 tot de huwelijksgemeenschap is gaan behoren, zal het hof de verdeling van de woning aldus vaststellen dat de woning aan de vrouw wordt toegedeeld. Deze toedeling dient te geschieden tegen de waarde ten tijde van de verdeling, te weten de actuele waarde, welke waarde (opnieuw) zal worden vastgesteld als volgt.
5.14.4.
De man dient binnen drie weken na de datum van deze beschikking drie NVM taxateurs/makelaars aan te dragen voor het bepalen van de waarde van de woning, waarna de vrouw één week de tijd krijgt om uit deze taxateurs/makelaars één taxateur/makelaar aan te wijzen. Indien de vrouw hiertoe niet (tijdig) zal overgaan, dan wijst de man één van deze taxateurs/makelaars aan. De aangewezen taxateur/makelaar zal de woning bindend taxeren tegen de actuele waarde (de datum van de beschikking van het hof) in het economisch verkeer. Onder de waarde in het economisch verkeer verstaat het hof de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze, na de beste voorbereiding, door de meest biedende gegadigde zou zijn besteed. De taxatie dient plaats te vinden in aanwezigheid van beide partijen. De kosten van de taxatie komen voor rekening van beide partijen, ieder voor de helft.
5.14.5.
De toedeling van de woning aan de vrouw zal geschieden onder voorwaarde dat binnen tien weken vanaf de datum van het taxatierapport, de vrouw de man schriftelijk bericht dat zij de overname van de woning kan financieren én de man kan worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid uit hoofde van de bestaande hypothecaire geldlening. De levering van de woning aan de vrouw dient in dat geval binnen vier weken, nadat de vrouw de man (binnen genoemde termijn van tien weken) heeft bericht dat de financiering voor de overname voor de woning wordt verstrekt, plaats te vinden. De hiervoor genoemde voorwaarde betreft naar haar aard niet de vaststelling van de verdeling als zodanig, maar is een bij de uitvoering van de verdeling door de vrouw ten behoeve van de man te bewerkstelligen prestatie (vgl. HR 8 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1722).
5.14.6.
De kosten van de levering komen voor rekening van de vrouw.
5.14.7.
Voor het geval de vrouw de man niet binnen tien weken vanaf de datum van het taxatierapport schriftelijk heeft bericht dat zij de overname van de woning kan financieren en de man kan worden uitslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid, heeft het volgende te gelden.
De woning dient in dat geval zo spoedig mogelijk te worden verkocht en geleverd aan een derde, waarbij de verkoopopbrengst na aflossing van de resterende hypothecaire geldlening en de betaling van de kosten van verkoop en overdracht tussen partijen wordt verdeeld, dan wel een eventuele restantschuld door partijen gelijkelijk wordt gedragen.
5.14.8.
Partijen geven, binnen twee weken nadat de termijn voor levering van de woning aan de vrouw is verstreken, daartoe een opdracht tot verkoop aan de taxateur/makelaar die de in rechtsoverweging 5.14.4 gemelde bindende taxatie heeft verricht. Ieder van partijen is gehouden deze taxateur/makelaar daartoe opdracht te geven.
5.14.9.
Partijen zullen in overleg met de taxateur/makelaar de vraagprijs, welke dient te zijn gebaseerd op de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, bepalen. Indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening erin slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen dan zal de taxateur/makelaar de woning te koop aanbieden tegen een partijen bindende, marktconforme, vraagprijs.
5.14.10.
Partijen zullen in overleg met de taxateur/makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zover die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, dan zal de taxateur/makelaar die naar beste weten en kunnen bindend bepalen.
5.14.11.
Iedere partij is bij overdracht van de woning aan een derde gehouden de helft van de kosten van de taxateur/makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen. Levering aan een derde kan niet eerder plaatsvinden dan vier weken na het sluiten van de verkoopovereenkomst.
Voortgezet gebruik (voormalige) echtelijke woning
5.15.
De rechtbank heeft, nadat partijen daartoe overeenstemming hebben bereikt, bepaald, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vrouw jegens de man bevoegd is de bewoning van
de woning voort te zetten gedurende zes maanden na inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand.
5.16.
De
manwerpt hiertegen een grief op. Hij voert ter onderbouwing van zijn grief aan dat hij ervan uit ging dat de rechtbank binnen zes weken uitspraak zou doen en dat partijen daarom tot deze overeenstemming zijn gekomen. Als hij had geweten dat de uitspraak een jaar op zich liet wachten, was hij hier nooit mee akkoord gegaan. De echtscheiding is nog niet ingeschreven, waardoor de termijn van zes maanden nog niet is gaan lopen. Dit is in strijd met de redelijkheid en billijkheid, vooral ook omdat de woningprijzen alleen maar gestegen zijn. Het verzoek van de vrouw om het voortgezet gebruik van de echtelijke woning toegekend te krijgen, moet alsnog worden afgewezen.
5.17.
De
vrouwstelt dat sprake is van wilsovereenstemming. Van een wilsgebrek is geen sprake. De man had er niet vanuit mogen gaan dat de rechtbank binnen zes weken een beschikking zou afgeven. Ook heeft de man geen stappen genomen de echtscheiding te doen laten inschrijven. De man is derhalve zelf debet aan het feit dat de termijn van zes maanden, zoals door de rechtbank is vastgesteld, nog niet is gaan lopen. Het verzoek tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank op voornoemd punt moet worden afgewezen. De vrouw verzoekt het voortgezet gebruik gedurende zes maanden na datum inschrijving echtscheidingsbeschikking.
5.18.
Het
hofoverweegt als volgt. Ingevolge art. 1:165 BW kan de rechter op verzoek van een echtgenoot bij de echtscheidingsbeschikking of bij latere uitspraak bepalen dat, als die echtgenoot ten tijde van de inschrijving van de beschikking een woning bewoont die aan de andere echtgenoot uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt, hij jegens de andere echtgenoot bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij de woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden na de inschrijving van de beschikking tegen een redelijke vergoeding voort te zetten.
In het kader van een beslissing over het voortgezet gebruik van de echtelijke woning dienen de belangen van beide partijen te worden afgewogen. Het hof is van oordeel dat, nu de woning wordt toegedeeld aan de vrouw (waarover zojuist) en de man bovendien thans elders woonachtig is, het voortgezet gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw dient te worden toegekend. Het hof kent de vrouw het voortgezet gebruik toe tot zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand of – indien levering van de echtelijke woning aan haar eerder plaatsvindt – tot het moment van levering aan de vrouw. Dat de echtscheidingsbeschikking thans nog niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, is geen reden om af te wijken van het wettelijke uitgangspunt, ook omdat het achterwege blijven van die inschrijving mede te wijten is aan het vol appel dat door de man is ingesteld. Aldus zal het hof de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.

6.De slotsom

in het principaal en het incidenteel hoger beroep
6.1.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, vernietigen voor zover het betreft de verdeling van de (voormalige) echtelijke woning (rov. 4.12 tot en met rov. 4.17), gelegen te [postcode] [woonplaats vrouw] , [adres] , en beslissen als hieronder in het dictum is weergegeven.
6.2.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen (gewezen) echtgenoten zijn en de procedure de vermogensrechtelijke afwikkeling van de huwelijksgemeenschap betreft.

7.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Middelburg) van 30 juni 2022, voor zover het betreft de verdeling van de (voormalige) woning (rov. 4.12 tot en met rov. 4.17), gelegen te [postcode] [woonplaats vrouw] , [adres] , en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de man binnen drie weken na de datum van deze beschikking (ofwel vóór 18 april 2024) drie taxateurs/makelaars aandraagt, waarna de vrouw één week de tijd krijgt om uit deze taxateurs/makelaars één taxateur/makelaar aan te wijzen. Indien de vrouw niet (tijdig) tot het maken van een keuze overgaat, dan wijst de man één van deze taxateurs/makelaars aan;
bepaalt dat de aangewezen taxateur/makelaar in aanwezigheid van beide partijen de woning, gelegen te [postcode] [woonplaats vrouw] , [adres] , zal taxeren tegen de actuele waarde in het economisch verkeer en dat deze taxatie tussen partijen zal gelden als een bindend advies in de zin van artikel 7:900 lid 1 BW;
bepaalt dat de kosten van de taxatie door beide partijen gedragen worden, ieder voor de helft;
voor het geval de vrouw de man binnen tien weken vanaf de datum van het taxatierapport schriftelijk heeft bericht dat zij de overname van de woning kan financieren en de man kan worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, dan dient de vrouw:
-de hypothecaire geldlening geheel voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen en de man te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze hypothecaire geldlening;
- de helft van de eventuele overwaarde van de woning (deze overwaarde bestaande uit de taxatiewaarde na aftrek van de hypothecaire geldlening op het moment van levering van de woning aan de vrouw) aan de man te vergoeden;
bepaalt dat een eventuele onderwaarde door partijen, ieder voor de helft, dient te worden gedragen;
bepaalt dat de levering van de woning voornoemd aan de vrouw dient plaats te vinden binnen vier weken, nadat de vrouw de man (binnen de in rechtsoverweging 5.14.5 gemelde termijn van tien weken vanaf de datum van het taxatierapport) heeft bericht dat zij de woning kan overnemen;
bepaalt dat de kosten van levering van de woning voornoemd voor rekening van de vrouw komen;
voor het de vrouw de man niet binnen tien weken vanaf de datum van het taxatierapport schriftelijk heeft bericht dat zij de overname van de woning kan financieren en de man kan worden ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid:
bepaalt voor dat geval dat verkoop van de woning geschiedt binnen twee weken nadat de termijn voor levering van de woning aan de vrouw, is verstreken door middel van een opdracht aan de taxateur/makelaar die de in rechtsoverweging 5.14.4 gemelde bindende taxatie heeft verricht. Ieder van partijen is gehouden deze taxateur/makelaar daartoe opdracht te geven;
bepaalt dat, indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening erin slagen gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, de taxateur/makelaar een door hem/haar vast te stellen bindende marktconforme vraagprijs bepaalt;
bepaalt dat partijen in overleg met de taxateur/makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt, indien en voor zover die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, zal de taxateur/makelaar die naar beste weten en kunnen bindend bepalen;
bepaalt dat als de verkoopprijs bindend is vastgesteld beide partijen verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning voornoemd aan derde(n);
bepaalt dat levering aan (een) derde(n) niet eerder zal plaatsvinden dan vier weken na het sluiten van de verkoopovereenkomst;
bepaalt dat de hypothecaire geldlening bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht zal worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning;
bepaalt dat de netto-verkoopopbrengst gelijkelijk tussen partijen dient te worden verdeeld, dan wel dat ieder van partijen de helft van de restschuld zal dragen;
bepaalt dat iedere partij bij overdracht aan (een) derde(n) gehouden is de helft van de kosten van de taxateur/makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank voor het overige;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.P.M. van Reijsen, A.J.F. Manders en K.A. Boshouwers en is in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.