In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het geschil betreft de vraag of belanghebbende recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting in verband met zijn inkomstenbelasting over het jaar 2015. Belanghebbende heeft gesteld dat hij een deel van het jaar in Spanje heeft gewoond, maar heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hij daar onderworpen was aan belastingheffing. De inspecteur van de Belastingdienst heeft in hoger beroep betoogd dat belanghebbende naar Spaans belastingrecht waarschijnlijk niet als inwoner van Spanje kan worden aangemerkt. Het hof heeft geoordeeld dat belanghebbende in 2015 een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland heeft gehad en daarom terecht als binnenlands belastingplichtige is aangemerkt. Het hof heeft geconcludeerd dat belanghebbende niet heeft voldaan aan zijn bewijslast om aan te tonen dat hij in Spanje belastingplichtig was. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en het hoger beroep is ongegrond verklaard. Er zijn geen redenen voor een veroordeling in de proceskosten en het griffierecht wordt niet vergoed.