Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.De zaak in het kort
2.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/386374 / KG ZA 22-509)
3.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties 1 t/m 6;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met producties 13 t/m 29 en eiswijziging;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met producties 7 t/m 11;
- het H12-formulier van de advocaat van de man van 6 februari 2023 met producties 30 t/m 34;
- de mondelinge behandeling, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd.
4.De beoordeling
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats ] en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats ] .
te geven(aanvulling hof) tot verkoop van de woning tegen een door de makelaar te bepalen vraag- en laatprijs van € 490.000,-- en met 20 maart 2023 als uiterste opleverdatum;
-b(doorhaling hof) en de woning schoon, leeg en verkoopklaar op te leveren;
meewerkt(aanvulling hof);
vrouwheeft tijdig hoger beroep ingesteld. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en opnieuw rechtdoende bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd de vorderingen van de man af te wijzen met veroordeling van de man in de proceskosten in beide instanties.
- spoedeisend belang (grief 1);
- verkoop van de woning (grief 2 t/m 4);
- reële executie (grief 5);
- dwangsommen (grief 6);
- oplevering woning: schoon/ leeg/ levering op 20 maart 2023 (grief 7).
manheeft verweer gevoerd. Hij heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en daarbij zijn eis vermeerderd. Hij concludeert in het principaal hoger beroep de vorderingen van de vrouw af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten in beide instanties. In incidenteel hoger beroep concludeert hij tot vernietiging van het bestreden vonnis voor zover daartegen incidenteel hoger beroep is ingesteld, en opnieuw rechtdoende: (doorhaling hof)
- Printer;
- TV groot;
- Filmcamera;
- DVD-recorder;
- Vriezer;
- Stofzuiger,
- Vuilnisbak (cadeau);
- Kampeertent;
- Vakantiespullen;
- Wasmachine;
- Droger;
- Strijkijzer;
- Loungeset;
- Aanhanger,
- Gas-BBQ;
- Partytent;
- Zitmaaier;
- Grasmaaier;
- Bakfiets;
- Dakkoffer;
- Fietsenrek;
- Accuboormachine;
- Bosmaaier;
- Heggenschaar/snoeischaar,
- Electrische heggenschaar;
- IJzeren ladder;
- Bordspellen;
- Reiskoffer van de man;
- Compressor;
- Zaagtafel;
- Hakbijl;
- Alle tuingereedschap van het merk Wolf;
- Analoge videobanden met familievideo's;
- Canvassen van de wiegjes van de kinderen, gemaakt door Jan Roché,
- dwangsommen en indeplaatsstelling van het vonnis (grief 1);
- hoogte dwangsommen (grief 2);
- verrekening schulden aan ouders uit verkoopopbrengst (grief 3);
- afgifte inboedelgoederen (grief 4).
vrouwstelt onder grief 1 dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat de man voldoende spoedeisend belang heeft bij het in de verkoop zetten van de woning. Anders dan de man stelt heeft hij geen dubbele woonlasten. In augustus 2022 heeft hij zijn huurwoning opgezegd en is hij bij zijn vriendin ingetrokken. Voor zover hij nog woonlasten heeft, zijn deze op zijn minst naar beneden bijgesteld. Van dubbele woonlasten is echter geen sprake meer. Ook de stijgende hypotheekrente maakt niet dat de man een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. De stijging van de hypotheekrente is voor de man niet van dien aard dat hij in een financiële noodtoestand komt. Tot slot maakt ook zijn stelling dat hij al drie jaar in de onverdeeldheid zit niet dat de man een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Hij heeft onderdak, een woning. Bovendien heeft hij in de echtscheidingszaak zelf hoger beroep ingesteld waardoor de verdeling van de huwelijksgemeenschap nog niet in rechte vast is komen te staan en waardoor partijen nog altijd in de onverdeeldheid van de echtelijke woning zitten.
manvoert verweer. Hij heeft een spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening. Dat hij met ingang van 1 september 2022 zijn huurwoning heeft opgezegd betekent niet dat hij geen eigen woonlasten meer heeft. Hij heeft noodgedwongen zijn woonlasten naar beneden bijgesteld door bij zijn vriendin te gaan wonen. Hij voldoet de helft van de woonlasten van zijn vriendin. Daarnaast betaalt hij ook nog altijd mee aan de lasten van de voormalige echtelijke woning. Hij heeft dus nog steeds dubbele woonlasten. Verder is de (variabele) hypotheekrente gestegen van € 345,58 per maand in juni 2022 naar een bedrag van inmiddels € 953,33 per maand per 1 januari 2023. Hij lijdt fiscaal nadeel nu de rente voor hem niet meer aftrekbaar is. Ook de dalende woningprijzen leiden tot een spoedeisend belang. Iedere maand dat hij langer moet wachten op verkoop van de woning, loopt hij overwaarde mis. Het spoedeisend belang is dus niet alleen gelegen in de hoogte van zijn lasten. Bovendien is al hij al drie jaar genoodzaakt om in een onverdeeldheid te blijven, terwijl het uitgangspunt van de wetgever is dat te allen tijde verdeling kan worden gevorderd. De vrouw geeft geen enkele duidelijkheid over een mogelijk eindpunt van de onverdeeldheid met haar stelling dat zij de woning pas kan overnemen als de verdeling van de huwelijksgemeenschap in kracht van gewijsde is gegaan. Door tegen iedere uitspraak tot verdeling in hoger beroep of cassatie te gaan, kan de vrouw deze situatie nog jarenlang rekken. De vrouw maakt op geen enkele wijze aannemelijk dat zij de woning kan overnemen en daarmee een te respecteren belang heeft om de verkoop van de woning nog langer uit te stellen.
hofoverweegt als volgt.
vrouwkomt met de grieven 2 tot en met 4 op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de woning op grond van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 31 mei 2022 moet worden verkocht.
manvoert verweer. Hij is het eens met het oordeel van de voorzieningenrechter dat op grond van de echtscheidingsbeschikking de woning moet worden verkocht. De voorzieningenrechter heeft terecht geoordeeld dat de termijn van vier maanden voor het overnemen van de echtelijke woning is aangevangen vanaf de datum van de echtscheidingsbeschikking.
hofstelt het volgende voorop:
vrouwhoudt in dat de voorzieningenrechter onder rov. 4.7 ten onrechte heeft geoordeeld dat er op grond van de houding van de vrouw voldoende grond bestaat om haar tot medewerking aan de verkoop en levering van de woning te veroordelen. De voorzieningenrechter is ten onrechte voorbij gegaan aan de inspanningen die zij heeft verricht om de woning over te nemen. De man heeft haar daarbij belemmerd. Voor een bepaling van een indeplaatsstelling van het vonnis van de leveringsakte is geen aanleiding.
manvoert verweer. De vrouw is niet-ontvankelijk in haar grief. Zij heeft niet voldaan aan het vereiste van art. 3:301 lid 2 BW. Zij heeft nagelaten het hoger beroep in te schrijven in het rechtsmiddelenregister. Met zijn grief 1 in incidenteel hoger beroep voert hij aan dat de voorzieningenrechter in het dictum onder 5.7 ten onrechte geen indeplaatsstelling heeft gelast voor het ondertekenen van de verkoopovereenkomst van de woning. De man kan daardoor niet zonder medewerking van de vrouw een verkoop van de woning bewerkstelligen.
hofstelt voorop dat de rechter kan bepalen dat zijn uitspraak in de plaats treedt van (een deel van) een akte die is bestemd tot levering van een registergoed, zoals een woning (art. 3:301 lid 1 BW). Hoger beroep tegen een dergelijke uitspraak moet op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen acht dagen na het instellen daarvan worden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister (art. 3:301 lid 2 BW). Dit voorschrift strekt ertoe dat zoveel mogelijk buiten twijfel wordt gesteld dat op het tijdstip waarop de beroepstermijn verstreek, geen rechtsmiddel is ingesteld. Dit is van belang voor de rechtszekerheid die is vereist bij de verkrijging van registergoederen. De rechter dient ambtshalve na te gaan of aan het voorschrift van art. 3:301 lid 2 BW is voldaan. Art. 3:301 lid 2 BW heeft een beperkte strekking. Gelet op de zware sanctie van niet-ontvankelijkheid is er geen grond het toepassingsbereik van deze bepaling uit te breiden tot gevallen die niet door de wettekst worden bestreken, of waarin de betrouwbaarheid van de openbare registers niet in het geding is. Daarom moet worden aangenomen dat de eis van inschrijving in het rechtsmiddelenregister slechts geldt voor gevallen waarin de bestreden uitspraak op het moment dat het rechtsmiddel wordt ingesteld, daadwerkelijk in de plaats van (een deel van) de akte van levering is getreden of nog kan treden (HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1108). Verder strekt een niet-ontvankelijkheid op grond van artikel 3:301 lid 2 BW zich alleen uit tot de grieven of klachten die zich richten tegen oordelen die betrekking hebben op het gedeelte van de uitspraak dat blijkens het dictum in de plaats treedt van (een deel van) de tot levering bestemde akte en daarmee onlosmakelijk verbonden oordelen (HR 23 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:647).
vrouwhoudt in dat de voorzieningenrechter ten onrechte een dwangsom heeft verbonden aan de veroordeling tot, kortgezegd, medewerking aan de verkoop van de woning. Daar is geen reden voor. De vrouw heeft altijd meegewerkt aan de uitvoering van de uitspraken van de rechter.
manvoert verweer. De voorzieningenrechter heeft een dwangsom opgelegd ten aanzien van de door de vrouw te verrichten feitelijke handelingen omdat voldoende grond bestaat dat zij niet zal meewerken aan de verkoop. Het staat vast dat de vrouw niet meewerkt aan de verkoop. De vrouw voldoet de opstartkosten van de makelaar niet en zij heeft zich niet gehouden aan de opdracht van de makelaar om uiterlijk 16 januari 2023 de woning en de tuin op te ruimen voor het maken van foto's. Daarmee heeft zij al dwangsommen verbeurd. Juist omdat de vrouw de verkoop van de woning niet kan tegenhouden door de indeplaatsstelling van het vonnis, is het van groot belang dat dwangsommen worden verbonden aan het verrichten van feitelijke handelingen. Gelet hierop vordert de man (grief 2) in incidenteel hoger beroep de hoogte van de door de voorzieningenrechter bepaalde dwangsom te wijzigen in een bedrag van € 500,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de vrouw in gebreke blijft te voldoen aan de veroordeling tot het opvolgen van alle schriftelijke adviezen van de makelaar ter bevordering van de verkoop van de woning aan een derde.
hofoverweegt als volgt.
vrouwhoudt in dat de voorzieningenrechter haar ten onrechte heeft veroordeeld om uiterlijk op 20 maart 2023 mee te werken aan de levering van de woning en de woning in dat kader schoon, leeg en verkoopklaar op te leveren. Dit is voor de vrouw vooralsnog onmogelijk. De woning is nog niet verkocht (staat nog niet te koop) en het is maar de vraag of deze verkocht wordt en tegen welke datum geleverd zal worden. Zij kan dan ook niet op voorhand hiertoe veroordeeld worden. Ook dient de man zijn medeverantwoordelijkheid te nemen voor het schoon en leeg opleveren van de woning. Beide partijen zijn hiervoor verantwoordelijk.
manvoert verweer. De vrouw stelt dat zij niet alleen verantwoordelijk zou zijn voor het schoon en leeg opleveren van de woning op 20 maart 2023. Zij heeft echter tot 20 maart 2023 het voortgezet gebruik van de woning, zodat hij juridisch niet gerechtigd is om de woning te betreden. De vrouw heeft hem verzocht mee te helpen bij het opruimen van de woning. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij hiertoe bereid is onder de voorwaarde dat de vrouw meewerkt aan de verdeling van de gezamenlijke inboedel van de woning. De vrouw weigert daar aan mee te werken. Met het tweede onderdeel van zijn grief 1 in incidenteel hoger beroep vordert de man een dwangsom te verbinden aan het schoon en leeg opleveren van de woning. Hij heeft er geen vertrouwen in dat de vrouw zonder een daaraan gekoppelde dwangsom de woning schoon en leeg zal opleveren.
hofoverweegt als volgt.
manhoudt in dat de voorzieningenrechter ten onrechte zijn vordering om de schulden aan zijn ouders te verrekenen heeft afgewezen. De man verzoekt in hoger beroep de vrouw te veroordelen om mee te werken aan voldoening van de huwelijkse schulden aan de ouders van de man ten bedrage van € 85.000,-- vermeerderd met de op deze schuld verschuldigde achterstallige rente tot de datum van algehele voldoening en de schuld aan de ouders van de man van € 18.720,-- uit de verkoopopbrengst van de echtelijke woning aan de ouders van de man te voldoen door het verstrekken van een opdracht aan de notaris die de akte van levering van de woning zal passeren om voornoemde resterende schulden uit de bij hem in depot staande verkoopopbrengst rechtstreeks aan de ouders van de man te voldoen, bij gebreke waarvan het arrest in de plaats zal worden gesteld van de medewerking van de vrouw.
vrouwvoert verweer. De voorzieningenrechter heeft terecht de vordering van de man om de schulden aan zijn ouders te verrekenen afgewezen. De rechtbank heeft de hoogte van de schulden die hij stelt te hebben bij zijn ouders niet vastgesteld. Deze schulden kunnen daarom worden verrekend met de verkoopopbrengst van de woning. Bovendien betwist de vrouw dat er sprake is van schulden aan de ouders van de man.
hofoverweegt als volgt.
manhoudt in dat de voorzieningenrechter ten onrechte zijn vordering tot, kortgezegd, afgifte van diverse inboedelzaken heeft afgewezen omdat de inboedel nog niet verdeeld is. Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter overwogen dat er onvoldoende aanleiding is voor het treffen van een ordemaatregel. De gemeenschappelijke inboedel van partijen staat in de te verkopen woning en zal op 20 maart 2023 moeten worden afgevoerd uit deze woning. De datum van oplevering van de woning is bij uitstek de datum om ook de inboedel te verdelen. De vrouw wordt thans gefaciliteerd door de rechtbank in haar weigering om de inboedel te verdelen, hetgeen feitelijk neerkomt op een ongelijke verdeling in strijd met art. 1:100 BW. Gelet op de weigerachtige houding van de vrouw is een ordemaatregel noodzakelijk. Indien bij het opleveren van de woning de inboedel niet is verdeeld, betekent dat feitelijk dat de gehele inboedel aan de vrouw is toegedeeld en dat de man wordt benadeeld.
vrouwvoert verweer. De voorzieningenrechter heeft terecht de vordering tot afgifte van diverse inboedelgoederen afgewezen. De inboedel is nog niet verdeeld. Daarnaast heeft de man niet aangetoond dat hij voldoende belang heeft bij afgifte van de inboedelgoederen vooruitlopend op het door het hof in de bodemzaak te gelasten wijze van verdeling / vast te stellen verdeling.
hofoverweegt als volgt.