ECLI:NL:GHSHE:2023:778

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
200.306.112_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking in huurgeschil

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Nefkens B.V. tegen Sallaerts Holding B.V. over de betaling van nutsvoorzieningen voor een (bedrijfs)woning die niet tot de gehuurde bedrijfsruimte behoort. Nefkens, als rechtsopvolger van HDMG B.V., heeft gedurende 12 jaar de kosten voor gas, water en elektra van zowel de bedrijfsruimte als de niet gehuurde woning betaald. Nefkens vordert terugbetaling van deze kosten, omdat zij meent dat deze niet verschuldigd waren. De kantonrechter heeft de vordering van Nefkens in eerste aanleg afgewezen, waarna Nefkens in hoger beroep is gegaan met negen grieven.

Het hof heeft vastgesteld dat er een stilzwijgende afspraak bestond tussen Sallaerts en HDMG B.V. over de betaling van de nutsvoorzieningen voor de (bedrijfs)woning. Nefkens heeft deze afspraak gecontinueerd door de kosten te blijven betalen, zonder bezwaar te maken. Het hof concludeert dat Sallaerts erop mocht vertrouwen dat de afspraak over de betaling van de nutsvoorzieningen door Nefkens werd voortgezet. De grieven van Nefkens, waaronder die over onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking, zijn afgewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt Nefkens in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.306.112
arrest van 7 maart 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Nefkens B.V., als rechtsopvolger krachtens fusie van
Nefkens Brabant B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
in eerste aanleg eiseres,
hierna aan te duiden als Nefkens,
advocaat: mr. J.M. van Noort,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Sallaerts Holding B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg gedaagde,
hierna aan te duiden als Sallaerts,
advocaat: mr. C.C.C.A.M. Kuijken.

1.Het procesverloop

1.1.
In het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen tussen Nefkens als eiseres en Sallaerts als gedaagde, van 12 augustus 2021 staat vermeld hoe de procedure bij de kantonrechter is verlopen.
1.2.
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 8 november 2021,
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord met producties;
  • de akte houden uitlating productie van Nefkens en de antwoordakte van Sallaerts, met producties.
1.3.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof beslist op de basis van deze stukken van het hoger beroep en de stukken van de procedure bij de kantonrechter.

2.De achtergrond en het geschil

Het hof gaat in dit geschil uit van de volgende feiten:
2.1.
Sallaerts is eigenaar van een terrein in [plaats], met als [adres 1]/[adres 2]. Op dat terrein zijn een bedrijfsruimte en een woonhuis gelegen.
2.2.
HDMG B.V. huurde de bedrijfsruimte van Sallaerts van 2006 tot 2008. HDMG B.V. betaalde de nutsvoorzieningen voor zowel de bedrijfsruimte als voor de niet tot het gehuurde behorende (bedrijfs)woning.
2.3.
HDMG B.V. is in 2008 gefailleerd.
2.4.
Nefkens heeft de failliete boedel van HDMG B.V. van de curator overgenomen en heeft met Sallaerts een huurcontract voor de bedrijfsruimte gesloten (prod. 1 bij inleidende dagvaarding).De (bedrijfs)woning is door Sallaerts verhuurd aan een derde.
2.5.
De bedrijfsleider van Nefkens, welke bedrijfsleider voorheen in dienst was van HDMG, heeft jaarlijks in de woning – waar zich de meter bevond, ook voor de bedrijfsruimte – de meterstanden opgenomen. Op enig moment zijn de meters voor bedrijfsruimte en (bedrijfs)woning gesplitst.
2.6.
Nefkens heeft gedurende 12 jaar de kosten voor gas, water en elektra van zowel de bedrijfsruimte als van de niet tot het gehuurde behorende woning betaald.

3.De vordering en de beslissing in eerste aanleg

3.1.
De volledige kosten voor de nutsvoorzieningen (water, elektriciteit en gas) op het terrein zijn door Nefkens aan de nutsbedrijven betaald. Nefkens stelt dat zij zich heeft gerealiseerd dat zij de kosten voor de (bedrijfs)woning niet had hoeven betalen. Zij heeft op diverse grondslagen terugbetaling gevorderd van Sallaerts van een bedrag van € 62.038,52.
3.2.
De kantonrechter heeft de vorderingen van Nefkens afgewezen. Daartegen is Nefkens met negen grieven opgekomen. Zij concludeert tot vernietiging van het bestreden vonnis en vordert dat het hof, opnieuw recht doende, de vorderingen van Nefkens alsnog toewijst tot een bedrag van € 37.624,53, al dan niet met partiele vernietiging van de huurovereenkomst, in die zin, dat de huurbetalingsverplichting wordt verminderd met de door Nefkens aan de nutsleveranciers gedane betalingen betrekking hebbende op de levering van nutsvoorzieningen aan of ten behoeve van het woonhuis tot het bedrag van € 37.624,53, met veroordeling van Nefkens in de proceskosten

4.De beoordeling

wat is overeengekomen?
4.1.
De vordering van Nefkens berust in de kern op de stelling dat zij 12 jaar lang ten onrechte de nutsvoorzieningen heeft betaald van de niet door haar gehuurde (bedrijfs)woning. Zij vordert die nu terug op grond van de stelling dat die betaling niet tussen partijen is overeengekomen en verder op grond van onverschuldigde betaling, ongerechtvaardigde verrijking onrechtmatige daad en dwaling. Sallaerts voert daartegen een aantal verweren en beroept zich er onder meer op dat betaling door Nefkens heeft plaatsgevonden ‘als huurverplichting en wel bij wijze van bijzondere afspraak naast de huursom’ (cva onder 19.).
4.2.
De tussen partijen op 1 september 2008 gesloten schriftelijke huurovereenkomst vermeldt niets over betaling door Nefkens van kosten van gas, elektra en water voor de (bedrijfs)woning. Niettemin heeft Nefkens gedurende 12 jaar de kosten voor gas, water en elektra voor de niet tot het gehuurde behorende (bedrijfs)woning betaald. De kernvraag in deze zaak is of tussen Sallaerts als verhuurder en Nefkens als huurder van de bedrijfsruimte een (stilzwijgende) afspraak is ontstaan dat Nefkens ook de nutsvoorzieningen betaalt van de niet tot de gehuurde bedrijfsruimte behorende (bedrijfs)woning. Blijkens het proces-verbaal van comparitie van partijen in eerste aanleg beroept Nefkens zich, onder meer, op een oneigenlijke dwaling. Het hof begrijpt daaruit dat zij zich in dit geschil (onder meer) op het standpunt stelt dat zij weliswaar gedurende 12 jaar de energielasten heeft betaald voor de (bedrijfs)woning, maar dat dit niet haar bedoeling was, zodat van een overeenkomst daarover geen sprake kan zijn.
4.3.
Bij beantwoording van de vraag of tussen partijen de (stilzwijgende) afspraak is ontstaan dat Nefkens ook de nutsvoorzieningen betaalt voor de niet tot de door haar gehuurde (bedrijfs)woning komt het aan op wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (art. 3:33 – 3:35 BW). Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend, op grond van het navolgende:
4.4.
Blijkens de als productie 8 bij MvA overgelegde schriftelijke verklaring van de toenmalige directeur van HDMG B.V., [persoon A], is destijds tussen HDMG B.V. en Sallaerts afgesproken dat ‘de energiekosten te weten gas, water, elektra van de bedrijfswoning zouden worden gedragen’ door HDMG B.V. Die verklaring is door Nefkens bij haar laatste akte niet bestreden, zodat het hof van de juistheid daarvan uitgaat. Nefkens heeft na het faillissement van HDMG B.V. in 2008 de boedel van HDMG B.V. van de curator overgenomen en op 1 september 2008 een ‘huurovereenkomst kantoorruimte’ met betrekking tot de bedrijfsruimte gesloten met Sallaerts. Nefkens heeft de bedrijfsleider van HDMG B.V. “overgenomen”. Deze bedrijfsleider heeft jaarlijks in de (bedrijfs)woning – waar zich aanvankelijk de meter bevond, ook voor de bedrijfsruimte – de meterstanden opgenomen. Op basis daarvan heeft Nefkens gedurende 12 jaar, zonder enig bezwaar, de energiekosten betaald voor zowel de gehuurde bedrijfsruimte als voor de niet tot het gehuurde behorende (bedrijfs)woning.
4.5.
Deze feiten en omstandigheden rechtsvaardigen de conclusie dat Sallaerts de redelijke verwachting heeft mogen hebben dat de afspraak die zij over de betaling van nutsvoorzieningen voor de (bedrijfs)woning met HDMG B.V. had gemaakt ook met Nefkens werd gecontinueerd. Dat geldt temeer gelet op de jaarlijkse meteropneming in de (bedrijfs)woning door de bedrijfsleider in dienst van Nefkens, voorheen bij HDMG, wiens feitelijke wetenschap over die meteropneming in de woning in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als wetenschap van Nefkens en daarom aan Nefkens wordt toegerekend. Voor het hof weegt verder mee dat in een mail van Sallaerts aan Nefkens van 28 augustus 2008 wordt bericht dat Nefkens een huurcontract krijgt dat identiek is aan dat van HDMG (vgl. inleidende dagvaarding onder 2.6; bijlage bij productie 2). Bezien vanuit het perspectief van Sallaerts betekende dit immers inclusief de met HDMG bestaande afspraak over betaling door de huurder van de kosten nutsvoorzieningen van de (bedrijfs)woning. Door Nefkens zijn geen feiten gesteld op grond waarvan Sallaerts desondanks had moeten begrijpen dat Nefkens met betaling van nutsvoorzieningen voor de (bedrijfs)woning niet akkoord was.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat een (stilzwijgende) afspraak tussen Nefkens en Sallaerts de rechtsgrond vormt voor het betalen van de nutsvoorzieningen van de (bedrijfs)woning door Nefkens. De grieven 2 en 3 (bewijs gestelde afspraak), 4 en 5 (ongerechtvaardigde verrijking), 6 (onverschuldigde betaling), 7 (onrechtmatige daad) stuiten daarop af. Grief 1 faalt bij gebreke van voldoende belang omdat het hof de voor de beslissing relevante feiten zelf heeft vastgesteld.
Grief 8: dwaling
4.7.
De toelichting op de grief is beperkt tot de mogelijke rechtsgevolgen van een geslaagd beroep op dwaling, maar de dwalingsgrondslag is niet voorzien van de daartoe vereiste feitelijke onderbouwing. Deze kan daarom niet slagen. De grief faalt.
Conclusie en proceskosten
4.8.
Het voorgaande betekent dat grieven 1 tot en met 8 falen. Het hof komt niet toe aan het leveren van bewijs, omdat Nefkens geen concrete feiten stelt die – indien bewezen – tot een ander onderdeel kunnen leiden. Daarom moet ook grief 9 falen.
4.9.
Het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. Nefkens zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het hoger beroep worden veroordeeld.

5.De uitspraak

Het hof:
5.1.
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, van 12 augustus 2021;
5.2.
veroordeelt Nefkens in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Sallaerts op € 2.106,00 aan griffierecht en op € 2.296,50 aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. van der Pol, O.G.H. Milar en H.F.P. van Gastel en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 maart 2023.
griffier rolraadsheer