In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag accijns en voorraadheffing die door de inspecteur van de Belastingdienst aan de belanghebbende was opgelegd. De naheffingsaanslag was het gevolg van een accijnscontrole op 19 januari 2018, waarbij drie tanks met een totale maximuminhoud van 15.621 liter werden aangetroffen, waarvan 5.095 liter rode diesel in beslag werd genomen. De belanghebbende, die een onderneming drijft die zich bezighoudt met het hygiëniseren van dierlijke mest, betwistte de naheffingsaanslag en stelde dat de tanks niet als losse brandstofreservoirs moesten worden aangemerkt, maar als onderdeel van de hygiënisatie-installatie. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 3 februari 2023 heeft de belanghebbende haar stelling dat er geen naheffing kon plaatsvinden voor de 621 liter tank laten varen. De belanghebbende stelde dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd was en dat de naheffingsaanslag vernietigd moest worden op basis van een beleidsbesluit van 30 oktober 2017. Het hof oordeelde echter dat de tanks op de datum van controle niet rechtstreeks verbonden waren met niet-zelfrijdende werktuigen, waardoor het beroep op het beleidsbesluit niet slaagde. Het hof bevestigde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd op basis van de maximuminhoud van de tanks, en dat de inspecteur de wet correct had toegepast.
De slotsom was dat het hoger beroep ongegrond werd verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De belanghebbende werd in het ongelijk gesteld, en er werden geen redenen gezien om het griffierecht te vergoeden of om de proceskosten te veroordelen.