Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Stichting Administratiekantoor [stichting] ,
[verweerder 2],
[verweerder 3],
[verweerder 4],
1.Het verloop van de procedure
- de aanvullende stukken van mr. Mertens (voorheen advocaat van verweerders), zijnde een factuur met urenspecificatie uit 2015 van [verweerder 2] , ingediend bij V6-formulier van 8 juni 2022, ingekomen ter griffie van dit hof op 10 juni 2022 en
- de op de mondelinge behandeling in hoger beroep door [appellante] en verweerders overgelegde en voorgelezen pleitnota’s.
- [appellante] , bijgestaan door mr. Lamers en (zijn kantoorgenoot) mr. E.A.H. van Deursen;
- [verweerder 2] , [verweerder 3] en [verweerder 4] , bijgestaan door mr. Huppertz en mr. K. Deckers en
- mevrouw [dochter] (dochter van [appellante] ), die als toehoorder aanwezig was.
2.De beoordeling
- In 1986 hebben [appellante] en haar echtgenoot de heer [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ) [Holding] Holding B.V. (hierna: de Holding) opgericht. De Holding houdt alle aandelen in twee werkmaatschappijen.
- [betrokkene] is na de oprichting van de Holding enig aandeelhouder van alle (80) aandelen in de Holding geworden.
- Bij notariële akte, verleden op 17 november 2012 voor [verweerder 4] als notaris, heeft [betrokkene] de Stak opgericht, met [betrokkene] als enig bestuurder. In de akte is in artikel 18 bepaald dat in geval van defungeren van [betrokkene] het bestuur van de Stak zal bestaan uit de volgende twee personen met de volgende stemverdeling op voorwaarde dat [appellante] alsdan nog in leven is:
- [betrokkene] heeft op 17 november 2012 de 80 aandelen in de Holding aan de Stak geleverd en de Stak heeft aan hem daarvoor 80 certificaten uitgegeven.
- [betrokkene] kreeg begin 2016 gezondheidsklachten.
- Bij notariële akte, verleden op 26 maart 2016 eveneens voor [verweerder 4] als notaris, heeft [betrokkene] de statuten van de Stak gewijzigd. Krachtens artikel 18 van deze gewijzigde statuten zal in geval van defungeren van [betrokkene] en mits [appellante] alsdan nog in leven is (voor zover hier relevant) het bestuur van de Stak bestaan uit de volgende personen met de volgende functies en stemverdeling:
één bestuurder indien en voor zolang de oprichter van de stichting bestuurder van de vennootschap is;
vier bestuurders zodra de oprichter van de stichting defungeert als bestuurder van de vennootschap en de echtgenote van deze oprichter nog in leven is, bereid is zitting te nemen in het bestuur van de stichting en daadwerkelijk die bestuursfunctie bekleedt;
drie bestuurders indien zowel het sub a als sub b bepaalde niet van toepassing is.
- Op [datum] 2016 is [betrokkene] overleden. Vanaf die datum bestaat het bestuur van de Stak uit [appellante] , [verweerder 3] , [verweerder 2] en [verweerder 4] .
- Op 19 januari 2017 zijn [verweerder 2] en [appellante] door de Stak tot bestuurders van de Holding benoemd.
- In februari 2019 heeft [appellante] (toenmalige) gemachtigde mondeling aan [verweerder 4] gevraagd om medewerking te verlenen aan decertificering van de aandelen.
- In een aangetekende brief van 15 april 2019 gericht aan [verweerder 4] , heeft [appellante] het verzoek tot decertificering herhaald.
- Op 19 april 2019 hebben de bestuursleden van de Stak gestemd over het decertificeringsvoorstel van [appellante] . [appellante] heeft vóór gestemd en de overige bestuursleden tegen, waarmee het voorstel werd verworpen. [appellante] enerzijds en de overige bestuursleden anderzijds hebben zich bij die vergadering ieder laten bijstaan door een advocaat. Tijdens de daaropvolgende Stak-vergaderingen is steeds een advocaat aanwezig geweest, zowel aan de zijde van [appellante] als aan de zijde van de overige bestuurders.
- Bij brieven van 1 mei 2019 heeft [appellante] de overige bestuursleden van de Stak gesommeerd om binnen vijf dagen af te treden als bestuurders van de Stak. [verweerder 2] , [verweerder 3] en [verweerder 4] hebben geen gevolg gegeven aan die sommaties.
- [appellante] heeft in die periode in kort geding gevorderd de overige Stak-bestuurders te veroordelen hun medewerking te verlenen aan decertificering van de aandelen van de Holding. Bij vonnis van 24 juli 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:6873 (zaaknummer C/03/265753 KG ZA 19-279) heeft de voorzieningenrechter deze vordering van [appellante] afgewezen.
- Op 26 juli 2019 heeft de Stak daarna vergaderd. Tijdens deze vergadering is [appellante] (bij meerderheid van stemmen) ontslagen als statutair bestuurder van de Holding.
- [verweerder 2] , [verweerder 3] en [verweerder 4] hebben in oktober 2019 een voorstel gedaan om, onder voorwaarden, over te gaan tot decertificering van de aandelen. Dit voorstel is besproken in de Stak-vergadering van 3 december 2019. De gemachtigde van [appellante] heeft in die vergadering meegedeeld dat [appellante] niet akkoord is met de voorwaarden die [verweerder 2] , [verweerder 3] en [verweerder 4] hebben gesteld.
- Bij dagvaarding van 2 maart 2021 heeft [appellante] een vordering jegens de Stak en de overige bestuurders van de Stak ingesteld (bodemprocedure) met als doel om tot decertificering van de aandelen in de Holding te komen.
- Bij vonnis van 4 mei 2022 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, de vorderingen van [appellante] afgewezen (ECLI:NL:RBLIM:2022:3527). Volgens de rechtbank volgt ontegenzeggelijk uit de diverse verslagen en de notulen van de vergadering van de stak van 19 april 2019, mede in het licht van het schrijven van 4 maart 2016 van [verweerder 4] als notaris aan [betrokkene] , dat het motief van de certificering van de aandelen in de holding was om te voorkomen dat de echtgenote en/of de dochter van [betrokkene] (in)direct zeggenschap zouden krijgen in die holding. Dat zou volgens [betrokkene] het voortbestaan van de onderneming bedreigen, omdat hij hen niet capabel achtte om de onderneming te leiden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Stak, [verweerder 3] , [verweerder 2] en [verweerder 4] zich terecht hebben verzet tegen de gevorderde decertificering van de aandelen.
- Op of omstreeks 12 mei 2021 heeft [appellante] een klacht tegen [verweerder 2] ingediend bij de Accountantskamer.
- Op of omstreeks 25 mei 2021 heeft [appellante] bij de Kamer voor het Notariaat een klacht tegen [verweerder 4] ingediend.
- Bij dagvaarding van 12 oktober 2021 (bodemprocedure) heeft [appellante] (onder meer) gevorderd te bepalen dat de akte van statutenwijziging van 26 maart 2016 ingevolge artikel 19 Wet op het notarisambt authenticiteit mist en/of nietig moet worden geacht ten gevolge waarvan [verweerder 2] , [verweerder 3] en [verweerder 4] nooit bestuurder zijn geworden van de Stak.
- Bij verzoekschrift van 13 oktober 2021 heeft [appellante] de rechtbank Limburg onder meer verzocht [verweerder 2] , [verweerder 3] en [verweerder 4] te ontslaan als bestuurders van de Stak en voor de duur van dit geding hen als bestuurders van de Stak te schorsen en een interim-bestuurder te benoemen.
- Bij beschikking van 25 januari 2022 heeft de rechtbank Limburg de verzoeken van [appellante] afgewezen en haar veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding. Voor zover relevant zal het hof bij de beoordeling nader ingaan op de overwegingen van de rechtbank.
als accountant– toevoeging GSHE] niet wordt bedreigd (artikel 21 VGBA). Hiermee wordt de objectiviteit van de accountant bedoeld. De omstandigheid dat [verweerder 2] artikel 21 VGBA volgens de Accountantskamer niet heeft nageleefd en als gevolg daarvan het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid niet heeft nageleefd, ziet op het handelen / de objectiviteit van [verweerder 2]
als accountant.
van bestuurdervan de Stak in strijd met de wet heeft gehandeld. De uitspraak van de Accountantskamer betekent ook niet zonder meer dat er voldoende grond is om tot ontslag van [verweerder 2] over te gaan. De verwijten die de Accountskamer maakt, zoals het nalaten van het opstellen van een aparte opdrachtbevestiging voor de bestuurswerkzaamheden (werkafspraken en beloning) en het niet voeren van een aparte administratie voor de Stak (zit in de Holding), zijn naar het oordeel van het hof weliswaar serieuze verwijten, maar leveren naar het oordeel van het hof niet voldoende grond op voor ontslag. Het hof merkt hierbij nog op dat [verweerder 2] inmiddels ontslag heeft genomen. Tot in ieder geval 1 augustus 2022 was er een interim-bestuurder benoemd.