ECLI:NL:RBLIM:2022:3527

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
C/03/289470 / HA ZA 21-127
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot decertificering van aandelen afgewezen; discretionaire bevoegdheid bestuur Stichting Administratiekantoor

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres, [eiseres], en gedaagden, gezamenlijk aangeduid als 'de stak c.s.'. De zaak betreft een vordering tot decertificering van aandelen in de holding, die door eiseres werd ingediend. Eiseres stelt dat het bestuur van de stichting (stak) verplicht is om gehoor te geven aan haar verzoek tot decertificering, aangezien zij de enige certificaathoudster is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het bestuur van de stak een discretionaire bevoegdheid heeft bij de beoordeling van het verzoek tot decertificering. Dit betekent dat het bestuur niet automatisch verplicht is om aan het verzoek van eiseres te voldoen, ook al is zij de enige certificaathoudster.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het motief voor de certificering van de aandelen was om de continuïteit van de onderneming te waarborgen en te voorkomen dat de aandelen in handen van meerdere erfgenamen zouden komen na het overlijden van [naam echtgenoot]. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de stak, en de bestuurders [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4], zich terecht verzetten tegen de gevorderde decertificering. De vorderingen van eiseres zijn dan ook afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de rol van het bestuur van de stak en de noodzaak om de belangen van de stichting en de continuïteit van de onderneming in overweging te nemen bij beslissingen over decertificering van aandelen. De rechtbank heeft de belangenafweging van het bestuur als legitiem erkend, gezien de omstandigheden en de intenties van de oprichter van de stak, [naam echtgenoot].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/289470 / HA ZA 21-127
Vonnis van 4 mei 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat: mr. D.M. Lamers;
tegen:
1. de stichting
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2 [gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

3 [gedaagde sub 3] ,

wonende te [woonplaats 3] ,

4 [gedaagde sub 4] ,

wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagden,
advocaat: mr. R.F.H. Mertens.
Eiseres zal als “ [eiseres] ” worden aangeduid en gedaagden zullen gezamenlijk “de stak c.s.” genoemd worden en afzonderlijk “de stak”, “ [gedaagde sub 2] ”, “ [gedaagde sub 3] ” en “ [gedaagde sub 4] ”.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 21;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 52;
  • het B3-formulier van mr. Mertens met productie 53;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 februari 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 28 januari 1986 hebben [naam echtgenoot] (die in de hieronder geciteerde stukken ook wel als [naam echtgenoot] wordt aangeduid) en zijn echtgenote [eiseres] (die in de hieronder geciteerde stukken ook wel als [eiseres] wordt aangeduid) [naam bv 1] (hierna: “de holding”) opgericht. [naam echtgenoot] hield alle aandelen in de holding. De holding hield aanvankelijk aandelen in een drietal werkmaatschappijen, te weten: [naam bv 2] , [naam bv 3] en [naam bv 4] Die laatste vennootschap is inmiddels ontbonden en vereffend.
2.2.
In het najaar van 2011 is door [gedaagde sub 2] een zogenaamde Interne Nota (hierna: “Interne Nota”) opgesteld (productie 5 bij conclusie van antwoord). De Interne Nota vermeldt – voor zover van belang – het volgende:
“INTERNE NOTA
-
Besprekingen met [naam echtgenoot] en [eiseres]
-
Betreft: strategisch thema “het verminderen van de kwetsbaarheid”
-
Nota samengesteld door [gedaagde sub 2]
Context
In het beleidsplan van de [naam groep bv's] is als strategisch thema “het verminderen van de kwetsbaarheid” opgenomen. Ik citeer: “De huidige [naam groep bv's] leunt te zeer op de [naam echtgenoot] alleen, hetgeen het bedrijf kwetsbaarheid maakt.(…)
Rondom dit strategisch thema zijn in het jaarplan 2011 een drietal acties geformuleerd, ik citeer wederom:
-
Oprichting stichting administratiekantoorEen eerste stap van het verminderen van de kwetsbaarheid wordt gezet in 2011 middels de oprichting van een stichting administratiekantoor.
(…)
Tijdens het 1e gesprek wordt helder dat ook [eiseres] ernstige zorgen heeft voor het geval [naam echtgenoot] onverhoopt mocht komen te overlijden, immers:
-
Er is niet helder welke consequenties dit heeft voor de [naam groep bv's](…)
De gesprekken hebben vooral een verkennend karakter gehad met betrekking tot de consequenties van een onverhoopt overlijden van [naam echtgenoot] voor de [naam groep bv's] .
De voorlopige bevindingen uit de gesprekken zijn als volgt:
-
met het oog op de belangen binnen de familie [familienaam] , de medewerkers en de klanten staat continuïteit van de [naam groep bv's] staat voorop tijdens het komende proces
-
deze continuïteit kan in het geding komen doordat bij een onverhoopt overlijden van [naam echtgenoot] de aandelen van [naam bv 1] in handen komen van meerdere erfgenamen. Dit is niet alleen het geval indien één of meerdere erfgenamen hun aandelenbelang willen verzilveren, maar ook als mocht blijken dat nieuwe aandeelhouders directiefuncties wensen te gaan vervullen
-
momenteel is niet helder wat de exacte consequenties zijn van een overlijden van [naam echtgenoot] voor de aandelenverhoudingen in [naam bv 1] . In het vervolgtraject dient dit met de notaris besproken te worden
-
voornoemde situaties kunnen worden voorkomen door de oprichting van een Stichting Administratiekantoor. Deze heeft als doel om aandelenbezit en zeggenschap over de onderneming te scheiden.
-
Wens van [naam echtgenoot] en [eiseres] is:

dat in geval van overlijden van [naam echtgenoot] de aandelen van [naam bv 1] in handen komen van [eiseres] ; gecheckt moet worden of dit kan rekening houdend met wettelijke bepalingen ten aanzien van legitieme porties

dat uiteindelijk de aandelen van [naam bv 1] in handen komen van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . Gedacht wordt aan een verhouding van 60% ( [naam 1] ), 20% ( [naam 2] ) en 20% ( [naam 3] )(…)”
2.3.
Op 17 november 2012 heeft [naam echtgenoot] alle aandelen in de holding ter certificering geleverd aan de daartoe opgerichte stak.
2.4.
Op 4 maart 2016 heeft [gedaagde sub 4] een brief geschreven aan [naam echtgenoot] (productie 15 bij conclusie van antwoord) waarvan de inhoud – voor zover van belang – als volgt luidt:
“Geachte heer [naam echtgenoot] , beste [naam echtgenoot] ,
Bij deze doe ik je toekomen, de andermaal bijgeschaafde versies van:
-
ontwerp van de akte van statutenwijziging van [gedaagde sub 1] .
-
ontwerp-akte van aanvullende huwelijkse voorwaarden
-
ontwerp van je testament.
Ten aanzien van [gedaagde sub 1] :
De wijze van benoeming van bestuurders is fundamenteel veranderd.
Niet langer wordt aan de certificaathouders (dus jouw nabestaanden) het recht gegeven om invloed uit te oefenen op de benoeming van bestuurders van [gedaagde sub 1] en dus -indirect- op de bedrijfsvoering van [naam bv 1]
Je benoemt zelf het eerste bestuur voor de situatie na jouw overlijden. En je wijst ook zelf al een bestuur aan voor de situatie na het overlijden van [eiseres] (als langstlevende van jullie beiden). Zie daartoe artikel 18 op bladzijde 9 van de ontwerp-akte.
Dat bestuur van vier respectievelijk drie personen voorziet vervolgens zelf in zijn eventuele vacatures. Je nabestaanden hebben dus geen stem meer in dat kapittel.
Op jouw uitdrukkelijk verzoek heb ik mijzelf als mede-lid van het bestuur vermeld, en mijzelf een dubbele stem gegeven, hoewel [gedaagde sub 2] voorzitter van dat bestuur wordt.
Staken van stemmen kan zich zodoende niet meer voordoen; en ‘te machtig’ word ik met die dubbele stem niet, omdat voor majeure beslissingen unanimiteit van stemmen vereist is.
(…)”
2.5.
Op 26 maart 2016 zijn de statuten van de stak gewijzigd, waarbij onder meer artikel 4 (“Bestuur: samenstelling, wijze van benoemen en beloning”) en artikel 18 (“overgangsbepaling”) zijn gewijzigd (productie 4 bij dagvaarding). Die wijzigingen hielden onder meer in dat, als na het defungeren van [naam echtgenoot] en [eiseres] nog in leven is, het bestuur zal bestaan uit vier bestuurders, terwijl in de oorspronkelijke statuten van 17 november 2012 (productie 1 bij dagvaarding) in dat geval het bestuur zal bestaan uit twee bestuurders. Daarnaast is bepaald dat [eiseres] niet langer twee stemmen zal hebben (artikel 18 lid 1 van de statuten van 17 november 2012), maar slechts één en dat [gedaagde sub 4] wel twee stemmen zal hebben.
2.6.
Ten tijde van het overlijden van haar man, op [overlijdensdatum] , was [eiseres] , gelet op het tussen hen geldende huwelijksgoederenregime, houdster van 50% van de certificaten in de holding. In de uiterste wilsbeschikking van [naam echtgenoot] zijn de 50% van de certificaten die door [naam echtgenoot] werd gehouden toegedeeld aan [eiseres] .
2.7.
[eiseres] is derhalve thans houdster van alle certificaten in de stak. In de statuten van de stak, zoals die sedert 26 maart 2016 luiden, is in artikel 18 – zakelijk weergegeven – bepaald dat zodra [naam echtgenoot] als bestuurder van de stak defungeert, [eiseres] bestuurslid van de stichting wordt, indien zij dan nog in leven is en bereid is in het bestuur van de stichting zitting te nemen, en het bestuur daarnaast dan wordt gevormd door de [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] .
2.8.
Artikel 3 van de statuten van de stak luidt thans als volgt:
“(…)DOEL
Artikel 3
1.De stichting heeft ten doel:
a. het tegen uitgifte van certificaten op naam verwerven van aandelen in de vennootschap;
b. het houden van aandelen in de vennootschap;
c .het uitoefenen van alle aan de aandelen verbonden rechten, zoals het ontvangen van uitkeringen en het uitoefenen van stemrecht;
d. het optreden als bewindvoerder;
e. het verrichten van handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
2.De stichting is niet bevoegd:a. de aandelen te vervreemden of een daartoe strekkende rechtshandeling aan te gaan, anders dan bij wijze van decertificering;
b. op de aandelen een recht van pand of vruchtgebruik te vestigen of de aandelen anderszins te bezwaren.(…)”
Artikel 8 lid 2 van de statuten van de stak luidt thans als volgt:
2. Bestuursbesluiten strekkend tot het verlenen van medewerking aan decertificering van één of meer aandelen of tot wijziging van de voorwaarden als bedoeld in artikel 5 lid 5, moeten eveneens worden genomen met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn.”
Artikel 9 van de Administratievoorwaarden van 17 november 2012 (hierna: “de administratievoorwaarden”) van de stak (productie 3 bij dagvaarding) luidt als volgt:
“(…)DECERTIFICERING
Artikel 9
Slechts het bestuur van de stichting kan tot gehele of gedeeltelijke decertificering van de aandelen besluiten.Certificaathouders kunnen geen decertificering van de aandelen verlangen, tenzij:- alle certificaten van aandelen worden gehouden door één persoon, of- de stichting wordt ontbonden.
Na het einde van de administratie gaan de verbintenissen voortvloeiende uit de certificering voor de certificaathouders teniet en worden de met de certificaten corresponderende aandelen overgedragen.(…)”
2.9.
Door het overlijden (en daarmee defungeren van [naam echtgenoot] ) zijn [eiseres] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] toegetreden tot het bestuur van de stak, dat sedertdien uit deze vier bestuurders bestaat.
2.10.
[gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 2] , en [gedaagde sub 4] waren op dat moment al bij de holding betrokken. [gedaagde sub 3] als vennoot van een accountancybedrijf dat de boekhouding van de holding verzorgde, [gedaagde sub 2] als freelance bedrijfsadviseur die de holding adviseerde en [gedaagde sub 4] , de vaste notaris, die zowel voor de familie [naam echtgenoot] als voor de holding optrad.
2.11.
Bij besluit van 19 januari 2017 is [eiseres] door het bestuur van de stak benoemd tot bestuurder van de holding.
2.12.
[eiseres] heeft de overige bestuurders van de stak bij aangetekend schrijven van 1 april 2019 opgeroepen voor een bestuursvergadering op 10 april 2019 te 09.00 uur, die later op verzoek van de raadsman van [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] is verplaatst naar 19 april 2019. Het agendapunt van de vergadering was het verlangen van [eiseres] om tot decertificering van de aandelen in [naam echtgenoot] Holding te komen. [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] hebben ter vergadering tegen het verlangen van [eiseres] tot decertificering gestemd, zodat het voorstel is verworpen.
2.13.
[eiseres] heeft in een kortgedingprocedure gevorderd dat [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] meewerken aan decertificering van de aandelen. Bij vonnis van 24 juli 2019 heeft de voorzieningenrechter die vordering afgewezen (productie 14 bij dagvaarding).
2.14.
[eiseres] is ontslagen als bestuurder van de holding. Sedertdien is [gedaagde sub 3] enig bestuurder van de holding.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat nu geen ander doel of motief voor de certificering van de aandelen wordt genoemd dan in artikel 3 van de statuten van de stak, dan wel in enige andere akte, het ervoor moet worden gehouden dat de stak enkel en alleen in het leven is geroepen ter bescherming van de belangen van de certificaathoudster. [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] dienen volgens [eiseres] dan ook háár belangen te dienen.
3.2.
Volgens [eiseres] hebben de overige bestuurders van de stak geen enkele feeling met de holding. Zij lijken er vooral op uit te zijn hun eigen ondernemingen te spekken. Zij bemoeien zich intensief met de dagelijkse gang van zaken binnen de holding en brengen daarvoor hoge kosten in rekening. Voor de werkzaamheden aan de stak gerelateerd, hebben zij zichzelf een riante beloning toegekend, terwijl [eiseres] geen vergoeding ontvangt.
3.3.
Aangezien zij houdster is van alle certificaten van de aandelen in de holding, komt volgens [eiseres] aan haar, op grond van het bepaalde in artikel 9 van de administratievoorwaarden, de bevoegdheid toe decertificering te verlangen. Het bestuur van de stak, en aldus alle bestuurders afzonderlijk, zijn derhalve volgens [eiseres] gehouden medewerking te verlenen aan de door haar verlangde decertificering. [eiseres] kan volgens de administratievoorwaarden echter niet persoonlijk tot decertificering besluiten. Dat moet volgens artikel 9 lid 1 van de administratievoorwaarden het bestuur van de stak doen.
3.4.
[eiseres] stelt zich primair op het standpunt dat het bestuur van de stak geen discretionaire bevoegdheid heeft om de verlangde decertificering te weigeren. Het gebruik van het woord “kan” in artikel 9 lid 1 van de administratievoorwaarden geeft enkel aan dat het bestuur eenzijdig kan overgaan tot royering van de certificaten. Dat blijkt volgens [eiseres] ook uit het feit dat in voormeld artikel ook de volgende bepaling is opgenomen:
“Certificaathouders kunnen geen decertificering verlangen, tenzij: alle certificaten van aandelen worden gehouden door één persoon(…)”
3.5.
Het tweede lid van artikel 8 van de statuten van de stak schrijft volgens [eiseres] slechts voor op welke wijze het bijzondere bestuursbesluit tot decertificering genomen moet worden. Die bepaling heeft volgens haar betrekking op de procesmatige kant van de besluitvorming. Daarmee is volgens [eiseres] echter niets gezegd over (de omvang van) de eigen, inhoudelijke afweging die het bestuur ter zake zou kunnen hetzij mogen maken.
3.6.
Het bestuur van de stak mag volgens [eiseres] slechts beoordelen of aan de voorwaarden voor decertificering is voldaan, op grond waarvan de certificaathouder decertificering kan verlangen. Is dat het geval, dan dient het bestuur volgens [eiseres] op haar verlangen over te gaan tot decertificering. Uit niets blijkt dat het bestuur van de stak een eigen, inhoudelijke belangenafweging ter zake de decertificering kan maken. Ook uit het feit dat artikel 9 lid 1 van de administratievoorwaarden spreekt van “verlangen” en niet van “vragen”, duidt volgens [eiseres] op het feit dat het bestuur geen discretionaire bevoegdheid toekomt. Omdat de tweede voorwaarde waaronder certificaathouders kunnen “verlangen” dat wordt overgegaan tot decertificering luidt dat de stichting wordt ontbonden, en in een dergelijk geval niet anders kan dat wordt overgegaan tot decertificering, moet het woord “verlangen” worden uitgelegd als iets dat moét worden opgevolgd.
3.7.
In subsidiaire zin, namelijk voor het geval het bestuur van de stak wél een belangenafweging zou moeten maken, voert [eiseres] het volgende aan.
3.8.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat het bestuur van de stak primair het belang van de certificaathoudster heeft te dienen. Dat kan volgens haar slechts anders zijn, indien de statuten van de stak, in afwijking van de in praktijk gebruikelijke doelomschrijving, bepalen dat de stak ook het belang van de vennootschap heeft te dienen. In de statuten, noch in de administratievoorwaarden, is een dergelijke afwijkende regeling opgenomen. Derhalve moet het er volgens [eiseres] voor worden gehouden dat het bestuur van de stak enkel het belang van [eiseres] heeft te dienen.
3.9.
Ook indien het bestuur van de stak niet enkel het belang van [eiseres] zou moeten wegen, maar ook het motief en het doel van de certificering in de beoordeling zouden moeten worden betrokken, dan staat dat motief , dan weldat doel niet aan decertificering in de weg. Volgens [eiseres] blijkt immers uit de eerder tussen partijen gevoerde kortgedingprocedure dat partijen het er over eens zijn dat het doel en het motief van de certificering was om de continuïteit van de onderneming te garanderen. Dat blijkt volgens [eiseres] ook uit de Interne Nota, waarin immers als bedreiging van de continuïteit van de onderneming genoemd wordt dat bij een onverhoopt overlijden van [naam echtgenoot] de aandelen van de holding in handen zouden komen van meerdere erfgenamen. Volgens de Interne Nota was het de wens van [naam echtgenoot] en [eiseres] dat in geval van overlijden van [naam echtgenoot] de aandelen in de holding in handen zouden komen van [eiseres] .
3.10.
Er blijkt volgens [eiseres] uit de stukken niet expliciet wat de achterliggende gedachte voor certificering was. Bij familiebedrijven vormt de continuïteit van de onderneming een gebruikelijk motief voor certificering, nu daarmee de stabiliteit in de algemene vergadering en daarmee de continuïteit van de onderneming wordt bevorderd, zodat aangenomen moet worden dat een dergelijk motief ook aan de certificering van de aandelen in deze zaak ten grondslag lag. Omdat alle certificaten in handen zijn van [eiseres] , bestaat niet het risico van de verlamming van de onderneming, of het gevaar van belemmering van besluitvorming in de algemene vergadering. Uit de Interne Nota blijkt ook dat het juist de uitdrukkelijke wens van [naam echtgenoot] en [eiseres] was dat de aandelen in het geval van overlijden van [naam echtgenoot] in handen van [eiseres] zouden komen, aldus [eiseres] .
3.11.
Op grond van het vorenstaande vordert [eiseres] dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. bepaalt dat het vonnis van de rechtbank in de plaats zal treden van de onvoorwaardelijke en onherroepelijke instemming van de overige bestuurders, althans een of meer van hen, met het (bijzondere bestuurs-)besluit tot decertificering van de door de stak gehouden aandelen in [naam bv 1] , én in de plaats van al datgene dat noodzakelijk is in verband met het decertificeren van de door de stak gehouden aandelen in [naam bv 1] en de overdracht van die aandelen aan [eiseres] ;
subsidiair
II. [eiseres] machtigt om namens de overige bestuurders, althans een of meer van hen, in te stemmen met het (bijzondere bestuurs-)besluit tot decertificering van de door de stak gehouden aandelen in [naam bv 1] , én al datgeen te doen wat noodzakelijk is in verband met het decertificeren van de door de stak gehouden aandelen in [naam bv 1] en de overdracht van die aandelen aan [eiseres] ; alsook bepaalt dat alle kosten voor het uitvoeren van deze machtiging, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen gedeelte daarvan, voor rekening komen van de stak en/of de overige bestuurders, althans een of meer van hen, zulks voor zover mogelijk hoofdelijk, althans voorziet in een door de rechtbank in goede justitie te bepalen regeling wat betreft deze kosten;
meer subsidiair
III. de stak veroordeelt alle door haar gehouden aandelen in [naam bv 1] te decertificeren en over te dragen aan [eiseres] , alsook elk van de overige bestuurders individueel veroordeelt tot het verlenen van hun medewerking aan (het bijzondere bestuurs-)besluit tot decertificering van de door de stak gehouden aandelen in [naam bv 1] en overdracht daarvan aan [eiseres] , bij gebreke waarvan elke weigerachtige een direct opeisbare, zonder ingebrekestelling benodigde, dwangsom van € 10.000,-- ineens en € 1.000,-- per dag of dagdeel van de weigering verbeurt aan [eiseres] , zulks tot een maximum van € 100.000,-- per persoon, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom;
primair, subsidiair en meer subsidiair
IV. de stak en elk van de overige bestuurders individueel, althans een of meer van hen, voor zover mogelijk hoofdelijk, veroordeelt in de kosten van het geding, waaronder begrepen het salaris en de nodige verschotten van de advocaat van [eiseres] , te vermeerderen met de (na)kosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis.
3.12.
De vorderingen worden door de stak c.s. gemotiveerd betwist.
3.13.
De verweren en betwistingen zullen, voor zover van belang, hieronder worden weergegeven en beoordeeld.

4.De beoordeling

4.1.
De kern van dit geschil is of het bestuur van de stak verplicht is gehoor te geven aan het verlangen van [eiseres] , als enig certificaathoudster, tot decertificering van de aandelen in de holding.
4.2.
In dit verband speelt allereerst de vraag of, nu [eiseres] het verlangen tot decertificering heeft uitgesproken, de stak gehouden is om zonder meer gehoor te geven aan dat verlangen of dat het bestuur in dat kader een discretionaire bevoegdheid toekomt. Indien vast komt te staan dat (het bestuur van) de stak een discretionaire bevoegdheid toekomt, moet vervolgens worden beoordeeld welke en/of wiens belangen de certificering van de aandelen beoogde te beschermen en aldus welke belangen in het kader van die discretionaire bevoegdheid moeten worden afgewogen en op welke wijze.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het bestuur een discretionaire bevoegdheid toekomt bij de beoordeling van de vraag of de stak gehoor moet geven aan het verzoek tot decertificering. Zelfs indien het woord “verlangen” moet worden opgevat als een
eis,betekent dat op zich nog niet dat de stak aan die eis gehoor
moetgeven. De stak heeft een eigen belang, waarnaar het bestuur zich dient te richten. De rechtbank verwijst naar en sluit zich aan bij het oordeel van het gerechtshof Amsterdam van 24 augustus 2021 (ECLI:NL:GHAMS:2021:2588), waarin geoordeeld werd dat het bestuur van een stak - naast het belang van de certificaathouder - ook het belang van de stichting en de overige belanghebbenden dient af te wegen en dat het bestuur daarbij een zekere beoordelingsruimte heeft. Ook al heeft een certificaathouder alle certificaten in bezit, dan nog kunnen bij andere betrokkenen belangen bestaan die zich tegen decertificering verzetten.
4.4.
Dat aan het bestuur van de stak geen enkele beoordelingsvrijheid zou toekomen, volgt overigens ook niet uit de tekst van de statuten. De bepaling in de statuten dat decertificering enkel kan plaatsvinden, indien alle certificaten worden gehouden door één certificaathouder betekent naar het oordeel van de rechtbank slechts dat
enkelin dat geval het verlangen om tot decertificering over te gaan door het bestuur van de stak in behandeling
moetworden genomen, zonder dat daarmee vaststaat dat dit automatisch ook zal leiden tot decertificering. Uit die bepaling volgt a contrario dat in gevallen, waarin door één certificaathouder niet alle certificaten worden gehouden, het verlangen om tot decertificering te komen door het bestuur van de stak zondermeer ter zijde kan worden geschoven.
4.5.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord wiens en/of welke belangen bij de beoordeling van de verzochte decertificering dienen te worden betrokken en tot welke uitkomst die belangenafweging zou moeten leiden.
4.6.
Het belang waarnaar de het bestuur van de stak zich dient te richten, wordt in de eerste plaats gegeven door de doelomschrijving in de statuten van de stak. De doelomschrijving brengt partijen in dit verband niet verder. Het motief voor certificering is daarin niet genoemd en evenmin is omschreven naar welk belang of welke belangen het bestuur van de stak zich dient te richten bij de uitoefening van haar taak en werkzaamheden.
4.7.
Naar de oordeel van de rechtbank moet, zoals hiervoor al is overwogen, bij de beantwoording van de vraag of de aandelen moeten worden gedecertificeerd niet enkel rekening worden gehouden met de belangen van [eiseres] , maar ook het belang van de continuïteit van de onderneming moet worden meegewogen. Dat een bepaald motief voor certificering niet in de statuten wordt genoemd, betekent, anders dan [eiseres] stelt, niet dat het er dan voor moet worden gehouden dat de stak alleen maar in het leven is geroepen ter bescherming van de belangen van de certificaathouder.
4.8.
In de literatuur wordt, zoals door [eiseres] aangehaald, onenigheid binnen een familie die de besluitvorming in een familieonderneming verlamt, als omstandigheid genoemd die de continuïteit van een onderneming bedreigt en die een certificering van aandelen probeert tegen te gaan. [eiseres] wijst in dat verband op de Interne Nota, die dateert uit 2011, waaruit volgens haar een dergelijk motief voor de oprichting van de stak in 2012 kan worden gedestilleerd.
4.9.
Dat betekent echter niet dat een potentiële verlamming van de besluitvorming als enige relevante bedreiging voor de continuïteit heeft te gelden. De continuïteit van een familieonderneming kan immers ook op andere manieren worden bedreigd, namelijk indien, zoals de stak c.s. aanvoert, toekomstige incapabele (indirecte) bestuurders de onderneming zullen besturen en derhalve het gevaar kan bestaan dat zij de onderneming ten gronde zullen richten.
4.10.
Het motief voor certificering van de aandelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot de statutenwijziging in 2016, de correspondentie die in verband met de statutenwijziging is gevoerd en de stukken die in dat verband zijn opgesteld. Hierbij dient te worden betrokken dat in 2016 bij [naam echtgenoot] een ernstige ziekte werd geconstateerd, waardoor hij nog maar een beperkte levensverwachting had. In 2011/2012 was het overlijden van [naam echtgenoot] weliswaar iets waarmee in de toekomst rekening moest worden gehouden, maar er waren toen geen voortekenen dat dit op korte termijn zou gebeuren. Dat was echter wel anders in 2016. Met het overlijden van [naam echtgenoot] op korte termijn moest toen wel ernstig rekening worden gehouden en daarmee is ook rekening gehouden. Met het oog daarop heeft [naam echtgenoot] immers een (nieuw) testament en (nieuwe) huwelijkse voorwaarden laten opstellen en zijn de statuten van de stak gewijzigd. Het motief voor certificering van de aandelen moet daarom mede aan de hand van deze omstandigheden en de in dat verband gevoerde correspondentie en opgestelde documenten, worden uitgelegd. Aan de inhoud van de Interne Nota, die van eerdere datum is, kent de rechtbank in het kader van vaststellen van het motief voor certificering om die reden minder gewicht toe.
4.11.
[eiseres] heeft ter mondelinge behandeling nog aanvullend betoogd dat de statutenwijziging in 2016 juist diende om háár belangen te beschermen. [gedaagde sub 4] was, als notaris, haar vertrouwenspersoon. Door hem in de gewijzigde statuten twee stemmen toe te kennen, heeft [naam echtgenoot] , zo begrijpt de rechtbank de stelling van [eiseres] , ervoor willen zorgen dat [eiseres] samen met [gedaagde sub 4] altijd de meerderheid van stemmen zou hebben in de stak. De stak c.s. plaatsen in die context daartegenover dat die statutenwijziging juist door [naam echtgenoot] is doorgevoerd in het belang van de onderneming, waarvan het voortbestaan volgens [naam echtgenoot] in gevaar zou komen indien zijn echtgenote en/of dochter direct of indirect zeggenschap zouden krijgen binnen de onderneming.
4.12.
Dat [naam echtgenoot] met de statutenwijziging heeft bedoeld de belangen van [eiseres] te dienen, zoals zij stelt, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Uit de inhoud van de brief van 4 maart 2016 van [gedaagde sub 4] , waaruit onder rov. 2.4 is geciteerd, blijkt juist dat [naam echtgenoot] zijn echtgenote en dochter “buiten spel” heeft willen zetten bij het recht om invloed uit te oefenen op de benoeming van bestuurders van de stak en – indirect – op de bedrijfsvoering van de holding. Daaruit moet worden afgeleid dat [naam echtgenoot] niet wenste dat [eiseres] en zijn dochter als aandeelhouder en/of bestuurder van de holding invloed op de bedrijfsvoering van de onderneming zouden kunnen uitoefenen.
4.13.
Dat de statutenwijziging bedoeld was om te voorkomen dat [eiseres] en de dochter van [naam echtgenoot] invloed zouden krijgen op de bedrijfsvoering van de onderneming blijkt ook uit de verklaringen van een aantal werknemers van de holding. Zij hebben die verklaringen afgelegd tegenover [gedaagde sub 2] , die daarvan verslagen heeft opgesteld, en tegenover de advocaat van de stak c.s. die daarvan aanvullende verslagen heeft opgesteld (producties 6 tot en met 13 conclusie van antwoord).
4.14.
De verslagen van [gedaagde sub 2] en de advocaat van de stak c.s. hadden een vast format. Aan de werknemers werden onder andere de volgende vragen voorgelegd:
  • Hoe heb je de bedrijfsvoering door [eiseres] ervaren?
  • Wat was/is de rol van [naam 1] ?(toevoeging rechtbank: bedoeld wordt de dochter van [naam echtgenoot] )
  • Was je op de hoogte wat en waarom [naam echtgenoot] geregeld had bij een eventueel overlijden?
4.15.
Werkneemster [naam werkneemster 1] verklaart volgens een verslag van een gesprek met de advocaat van de stak c.s. op 5 mei 2021 (productie 9 bij conclusie van antwoord) onder andere het volgende:
“(…)Begin 2019 besloot [eiseres] vervolgens op aandringen van dochter [naam 1] een rechtszaak aan te spannen tegen de Stak om deze af te zetten en zo de certificaten totaal in eigen handen te kunnen krijgen. Dit was naar de mening van [naam 4] niet wat [naam echtgenoot] heeft gewild om continuïteit van zijn bedrijf zeker te stellen.(…)”
4.16.
Volgens een verslag van een gesprek dat zij met [gedaagde sub 2] op 21 april 2021 (productie 8 bij conclusie van antwoord) heeft gehad, verklaart [naam werkneemster 1] het volgende:
“ [naam 4] was op de hoogte van de STAK. [naam echtgenoot] heeft daarover met haar gesproken, hij had dit opgericht om de continuïteit van het bedrijf te waarborgen, met [eiseres] en [naam 1] aan het roer was die borging er niet. [naam echtgenoot] heeft haar aangegeven dat hij niet de eerste de beste had benoemd in het bestuur:
-
Hij heeft haar de namen genoemd
-
Hij heeft haar op de hoogte gebracht van de stemverhoudingen(…)”
4.17.
Werkneemster [naam werkneemster 2] verklaart volgens een verslag van een gesprek met de advocaat van de stak c.s. op 5 mei 2021 (productie 7 bij conclusie van antwoord) onder andere het volgende:
“ [naam echtgenoot] heeft voor zijn overlijden verteld dat er een Stak zou komen. [naam echtgenoot] zei dat [naam 5] zich geen zorgen moest maken. Ook al voor zijn ziekte maakt [naam 5] zich zorgen. [naam echtgenoot] was immers al ruimschoots over de pensioenleeftijd. Hij zei dan dat hij bezig was alles veilig te stellen voor als hem wat gebeurt. Dan zouden zij hun baan behouden en bleef alles zoals het is. [naam 5] zegt dat [naam echtgenoot] aangaf dat bij belangrijke mannen had gekozen in wie hij vertrouwen had. Toen [naam echtgenoot] ziek werd heeft [naam 5] het nog eens gevraagd. [naam echtgenoot] heeft toen bevestigd dat hij [naam echtgenoot] wilde veiligstellen.”
4.18.
Volgens een verslag van een gesprek dat zij met [gedaagde sub 2] op 21 april 2021 (productie 6 bij conclusie van antwoord) heeft gehad, verklaart [naam werkneemster 2] het volgende:
“ [naam 5] heeft met [naam echtgenoot] een gesprek gehad over hetgeen hij geregeld had bij een eventueel overlijden. In plaats van een opvolger had hij een stichting geregeld, ze hoefde zich geen zorgen te maken, hierdoor waren het personeel en hun gezinnen volledig veilig gesteld.”
4.19.
Werknemer [naam werknemer] heeft volgens een verslag van een gesprek met [gedaagde sub 2] op 21 april 2021 (productie 12 bij conclusie van antwoord) op de vraag “Was je op de hoogte wat en waarom [naam echtgenoot] geregeld had bij een eventueel overlijden?” het volgende geantwoord:
“ [naam 6] was daarvan op de hoogte. Twee jaar voor het overlijden van [naam echtgenoot] heeft hij een aanbod gehad voor een functie buiten [naam groep bv's] Maastricht. In zijn afwegingsproces heeft hij [naam echtgenoot] toen de vraag gesteld: “Wat gebeurt er met het bedrijf als jij overlijdt?” [naam echtgenoot] heeft hem toen geantwoord dat andere, ervaren mensen het bedrijf gaan leiden, niet zijnde [eiseres] en [naam 1] . Op basis van dit antwoord is hij toen gebleven.”
4.20.
Volgens de notulen van de vergadering van de stak van 19 april 2019 (productie 24 bij conclusie van antwoord), waarin is gestemd over het voorstel tot decertificering van de aandelen, hebben [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] het volgende verklaard:
“(…) [gedaagde sub 3](bedoeld wordt: [gedaagde sub 3] , toevoeging rechtbank)
deelt mee dat hij tegen decertificering is omdat decertificering niet strookt met het gedachtegoed van wijlen [naam echtgenoot] , die nou juist middels de certificering zijn bedrijf heeft willen vrijwaren van vetes, en middels die certificering de continuïteit van zijn bedrijf heeft willen waarborgen.
Volgens [gedaagde sub 3] heeft [naam echtgenoot] bepaald niet zonder reden bij zijn leven zowel zijn echtgenote als zijn dochter buiten de leiding van het bedrijf gehouden.
Vervolgens deelt [gedaagde sub 2](bedoeld wordt: [gedaagde sub 2] , toevoeging rechtbank)
mee dat ook hij tegen decertificering is, met de volgende onderbouwing:
Er is door Wijlen [naam echtgenoot] een constructie opgezet waarvan het doel is: borgen van een continuïteit van [naam groep bv's] Maastricht. [naam echtgenoot] heeft aan [gedaagde sub 2] gevraagd om binnen deze constructie langdurig een rol te vervullen. Het stemmen voor het opheffen van die constructie betekent naar [gedaagde sub 2] mening dat het beoogde doel – continuïteit van het bedrijf – illusoir wordt.
Ten slotte geeft [gedaagde sub 2] aan notulist [gedaagde sub 4](bedoeld is: [gedaagde sub 4] , toevoeging rechtbank)
het woord.
[gedaagde sub 4] deelt het volgende mede:
-
wijlen [naam echtgenoot] heeft willen voorkomen dat na zijn overlijden de leiding van zijn bedrijf in handen van zijn weduwe en/of zijn dochter [naam 1] zou komen;
-
hij vond zeggenschap (over het bedrijf) voor [eiseres] en/of zijn dochter [naam 1] gevaarlijk voor zijn bedrijf;
-
hij heeft vele jaren geworsteld met deze quaestie;
-
hij heeft het gevaar willen afwenden middels de certificering;
-
ook hij ( [gedaagde sub 4] ) maakt zich bij een decertificering zorgen over de continuïteit van het bedrijf.(…)”
4.21.
Uit de geciteerde passages uit de diverse verslagen en de notulen van de vergadering van de stak van 19 april 2019, die door [eiseres] niet (gemotiveerd) zijn betwist, mede in het licht van het schrijven van 4 maart 2016 van [gedaagde sub 4] als notaris aan [naam echtgenoot] , waaruit hierboven onder rov. 2.4. is geciteerd, volgt naar het oordeel van de rechtbank ontegenzeggelijk dat het motief van de certificering van de aandelen in de holding was om te voorkomen dat de echtgenote en/of de dochter van [naam echtgenoot] (in)direct zeggenschap zouden krijgen in die holding. Dat zou volgens [naam echtgenoot] het voortbestaan van de onderneming bedreigen, omdat hij hen niet capabel achtte om de onderneming te leiden.
4.22.
Dat de werknemers bij het afleggen van hun verklaringen zouden zijn beïnvloed door [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] , is door [eiseres] wel gesteld, maar op geen enkele wijze onderbouwd. Uit de geciteerde verklaringen blijkt ook niet, anders dan [eiseres] stelt, dat hun verklaringen zijn gebaseerd op “horen zeggen.” Zij hebben zelf verklaard op basis van hetgeen zij direct van [naam echtgenoot] hebben vernomen.
4.23.
Gelet op het feit dat het door de stak c.s. gestelde motief voor de certificering is komen vast te staan, is de rechtbank van oordeel dat de stak, [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] zich terecht verzetten tegen de gevorderde decertificering van de aandelen. De vorderingen van [eiseres] moeten dan ook worden afgewezen.
4.24.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de stak c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 667,00;
- salaris advocaat €
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00);
Totaal € 1.793,00.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de stak c.s. tot op heden begroot op € 1.793,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans, rechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT