In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een bestuurder voor onbetaalde facturen van de vennootschap. De appellant, die als directeur-grootaandeelhouder van [X] B.V. fungeerde, werd geconfronteerd met een vordering van [de B.V. 1] voor onbetaalde facturen. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 6 april 2021 werd [X] B.V. bij verstekvonnis in staat van faillissement verklaard, maar dit faillissement werd op 12 april 2021 vernietigd omdat de appellant de vorderingen van de pensioenfondsen had voldaan. De appellant bestelde echter airco-units bij [de B.V. 1] voor een totaalbedrag van € 16.021,13, waarvan de facturen onbetaald bleven. De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van [de B.V. 1] toegewezen, en de appellant ging in hoger beroep.
Het hof oordeelde dat de appellant als bestuurder van [X] B.V. persoonlijk aansprakelijk kon worden gehouden voor de onbetaalde facturen. Het hof stelde vast dat de appellant op de hoogte was van de financiële problemen van [X] en dat hij handelde in strijd met zijn verplichtingen als bestuurder door bestellingen te plaatsen terwijl de vennootschap in financiële moeilijkheden verkeerde. Het hof concludeerde dat de appellant een ernstig verwijt kon worden gemaakt en dat hij aansprakelijk was voor de schade die [de B.V. 1] had geleden door de onbetaalde facturen. Het hoger beroep van de appellant werd verworpen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.