Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[de vennootschap] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[appellant 2 ] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellant 3] ,wonende te [woonplaats] ,
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
‘Netto loon, met loonheffingskorting’:
“€ 1.957,60 betaald per kas”. Gelet op de concrete onderbouwing door [appellanten] , onder verwijzing naar een bijeenkomst op 8 mei 2019 (waarvan niet is betwist dat die heeft plaatsgevonden) en de gezonden loonspecificatie (die [geïntimeerde] gekregen moet hebben, want staat vermeld in haar tabel), kan [geïntimeerde] niet volstaan met de enkele stellingname dat geen voorschotten zijn verrekend en dat [appellanten] de gestelde betalingen moet bewijzen. Bewijs komt pas aan de orde wanneer, bezien in het licht van het gestelde, sprake is van een voldoende gemotiveerde betwisting. Van dat laatste is in dit geval geen sprake. [geïntimeerde] laat onweersproken dat zij op 8 mei 2019 is aangesproken op het privégebruik van door haar voor het rijden met de taxi contant ontvangen bedragen en gaat evenmin concreet in op de stelling van [appellanten] dat in verband daarmee het bedrag van € 1.957,60 is verrekend met de door [geïntimeerde] af te dragen ontvangen ritvergoeding(en). Bij gebrek aan een voldoende gemotiveerde weerlegging van het door [appellanten] gestelde moet in rechte worden aangenomen dat de gestelde afrekening ‘per kas’ op 8 mei 2019 heeft plaatsgevonden. In dat geval moet de som van de vierde kolom met dit bedrag worden verhoogd tot € 21.634,93 en stelt het hof vast dat [geïntimeerde] in elk geval per saldo niet minder heeft gekregen dan op de loonstroken stond vermeld. Grief I slaagt.