In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de loondoorbetaling bij ziekte van een werknemer die bij indiensttreding al AOW-gerechtigd was. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof en betreft de vraag of er een loonstop of -opschorting kan plaatsvinden bij gebrek aan medewerking van de werknemer aan het opstellen van een plan van aanpak, zoals bedoeld in artikel 7:660a, lid 2 BW. Het hof heeft vastgesteld dat de werknemer per saldo niet minder heeft ontvangen dan op de loonstroken stond vermeld, waardoor de eerste grief van de appellanten slaagt. De tweede grief, die berust op het standpunt dat de kantonrechter de loonvordering over de ziekteperiode had moeten afwijzen, is verworpen.
Het hof heeft partijen uitgenodigd om nader in te gaan op de gevolgen van de leeftijd van de werknemer bij aanvang van het dienstverband voor de loondoorbetalingsverplichting en de verplichtingen van de werknemer om mee te werken aan haar re-integratie. De appellanten hebben aangevoerd dat er geen verplichting bestaat om een plan van aanpak op te stellen voor werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en dat de duur van de loondoorbetalingsverplichting beperkt is tot 13 weken. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellanten de instructies van het hof hebben genegeerd door opnieuw uitvoerig in te gaan op het ontbreken van een deskundigenbericht, wat in strijd is met de tweeconclusieregel.
Het hof heeft geconcludeerd dat de eerdere beslissing over de kwestie van het deskundigenbericht niet berust op een feitelijke of juridische misslag. De slotsom is dat het hof de inhoud van de akte van de appellanten, voor zover deze de gegeven instructie te buiten gaat, verder buiten beoordeling laat. Het hof heeft de appellanten hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan de geïntimeerde van een bedrag van € 3.485,81 netto, vermeerderd met wettelijke rente en een wettelijke verhoging van 50%.