[verzoeker] heeft in het verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Voor [verzoeker] was een rentecap een minstens zo passend product. Dit product had ook in de precontractuele fase aan de orde behoren te komen. [verzoeker] zal dan ook bij de in de hoofdzaak nader te nemen memorie van grieven een grief richten tegen overweging 4.20. en 4.21. van het tussenvonnis als hierboven geciteerd.
Aan [verzoeker] is hangende de procedure in eerste aanleg een aanbod gedaan op de voet van het UHK. De heer [behandelaar] (hierna: [behandelaar] ), kennelijk behandelaar van "herstelkaderdossiers" bij Rabobank, heeft zelf aangegeven dat hij bij [verzoeker] op de kwestie zou terugkomen en dat dan een afspraak zou volgen in de tweede helft van november 2019. In verband met die afspraak zouden de vervaltermijnen voor aanvaarding van het voorstel in het kader van het UHK niet verstrijken. [behandelaar] heeft echter niets meer van zich laten horen. [verzoeker] heeft recht op een informatief gesprek over het aanbod en daarna het recht dit aanbod te accepteren of te verwerpen. De rechtbank heeft dit echter [verzoeker] ontnomen. Hij zal hiertoe een grief formuleren in de hoofdzaak. [verzoeker] wil [behandelaar] kunnen laten horen om het informatief gesprek over het UHK te laten plaatsvinden.
Op 2 juni 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] en de heer [accountmanager] (hierna: [accountmanager] ), een vroegere accountmanager van Rabobank. In dit gesprek heeft [accountmanager] verteld dat het derivaat/de renteswap in retrospectief geen passend product is geweest voor [verzoeker] en dat hij zich meent te herinneren dat hij ook een rentecap had geadviseerd – wat volgens [verzoeker] niet juist is –. De schriftelijke verklaring naar aanleiding van dit gesprek heeft [accountmanager] niet willen tekenen vanwege de geheimhoudingsverklaring met Rabobank. [verzoeker] wil voorafgaand aan het formuleren van zijn grieven in de hoofdzaak [accountmanager] kunnen laten horen om hem (onder meer) vragen te kunnen stellen over de precontractuele fase van de renteswapovereenkomst, het risicobepalingssysteem en de voorwaarden voor geldverstrekking.
[verzoeker] heeft pas hangende de procedure in eerste aanleg ontdekt dat niet de renteswap maar een rentecap voor hem het meest passend product was, doordat drs. [betrokkene 2] , (hierna: [betrokkene 2] ) hem dat voorhield. Tot dat moment wist [verzoeker] niet van het bestaan van een rentecap. [verzoeker] wenst [betrokkene 2] te (laten) horen als getuige zodat hij kan toelichten waarop hij in zijn analyse van 17 januari 2019 baseert dat de behoefte van [verzoeker] er (slechts) bij gediend was de rentelasten te maximeren (en niet zoals de rechtbank veronderstelt te fixeren). Verder wenst [verzoeker] de heer [betrokkene 2] te laten ondervragen over de wijze van bepaling van de berekende vordering/schade.
Ook de heer [leidinggevende] (hierna: [leidinggevende] ), de leidinggevende van [accountmanager] , zou gehoord kunnen worden om aan te tonen dat (hetgeen Rabobank stelde) negatieve resultaten niet aanleiding waren voor het niet meer verstrekken van kredieten maar wel de onderdekking die de bank zelf ervaarde (het obligo inclusief de negatieve waarde werd niet voldoende gedekt door het eerste recht van hypotheek, niettegenstaande de aanmerkelijk hogere waarde van het onderpand). Die onderdekking hangt samen met de
productkenmerken van de swap zoals [leidinggevende] dat in beeld bracht in zijn verklaring van 19 juli 2019. Nu heeft [leidinggevende] aan [verzoeker] alleen in algemene termen willen bevestigen dat Rabobank (stelselmatig) geen uitleg gaf over de werking van het treasuryobligo en plaatst hij dat in het licht van rentecondities en risicoprofiel. Persoonlijk heeft [leidinggevende] in 2019 aan [verzoeker] ook aangegeven dat bij [verzoeker] de ingeschreven hoofdsom van het hypotheekrecht onvoldoende was ten opzichte van het berekende treasuryobligo (waarover [verzoeker] dus niet werd geïnformeerd) en dat dat in elk geval vanaf 2010 (toen hij voor Rabobank bij "het dossier [verzoeker] " betrokken was) aanleiding vormde om (tijdelijke) aanvragen voor aanvullend krediet niet of slechts onder zeer ongunstige voorwaarden (zoals de verkoop van grond) toe te staan. [verzoeker] wil [leidinggevende] kunnen laten horen over zijn e-mail van 19 juli 2019 en het treasuryobligo.
Voorts wenst [verzoeker] te laten horen mr. [advocate] (hierna: [advocate] ), advocate in [plaats] . Zij heeft zich bijzonder bekwaamd op het gebied van rentederivaten. Zij kan als getuige-deskundige, verklaren over haar constateringen en uitleggen om welke reden een cap, in tegenstelling tot een swap, voor [verzoeker] een passend product was.
Tenslotte wenst [verzoeker] in dit verband zichzelf en zijn echtgenote te laten verhoren over de (pre)contractuele fase met [accountmanager] .