Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
verklaarthet hoger beroep ongegrond;
bevestigtde uitspraak van de rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 maart 2021, waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016 ongegrond heeft verklaard. De inspecteur van de Belastingdienst had de aanslag opgelegd, waartegen belanghebbende bezwaar had gemaakt. Na afwijzing van het bezwaar door de inspecteur, heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die de uitspraak van de inspecteur heeft bevestigd.
Het geschil in hoger beroep betreft de vraag of Nederland heffingsbevoegd is over een uitkering uit een lijfrenteverzekering die belanghebbende in 2016 heeft ontvangen van Nationale Nederlanden N.V. Belanghebbende is van mening dat hij als inwoner van de Filipijnen niet onder de Nederlandse belastingheffing valt op basis van de Overeenkomst tussen Nederland en de Filipijnen ter voorkoming van dubbele belasting. De inspecteur daarentegen stelt dat Nederland wel degelijk heffingsbevoegd is.
De zitting vond plaats op 30 september 2022, waarbij belanghebbende niet aanwezig was. Het hof heeft de zaak mondeling behandeld en later verzocht om een schriftelijke uitspraak. De rechtbank heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. Het hof heeft geen redenen gezien om de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.