2.2.Belanghebbende heeft met ingang van 8 respectievelijk 9 oktober 2008 managementovereenkomsten gesloten met [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . (hierna eveneens: de persoonlijke houdstervennootschappen). In deze twee managementovereenkomsten is vastgelegd dat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] de opdracht krijgen om samen de dagelijkse leiding van belanghebbende uit te oefenen. Beide managementovereenkomsten zijn namens belanghebbende door [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) getekend. In de managementovereenkomsten, waarbij de persoonlijke houdstervennootschap als partij 1 en belanghebbende als partij 2 worden aangeduid, is voor zover relevant onder meer het volgende opgenomen:
(…)
“Artikel 1. Aanstelling/werkzaamheden
1. Partij 1 zal met ingang van [datum 1] 2008 managementwerkzaamheden verrichten
voor en ten behoeve van partij 2. Partij 1 zal hierbij handelen volgens alle rechten en
verplichtingen die de wet, de statuten van partij 2 en het maatschappelijk gebruik haar
toekennen respectievelijk opleggen.
2. Partij 2 draagt hierbij de dagelijkse leiding over aan partij 1.
3. Partij 1 c.q. haar werknemer(s) treedt bij het uitvoeren van haar functie uitsluitend op
in het belang van partij 2.
4. Partij 1 aanvaardt de vermelde opdracht en zal de opdracht, met in achtneming van
het bepaalde in de overeenkomst, zelfstandig uitvoeren.
5. Partijen verklaren hierbij uitdrukkelijk dat de overeenkomst geen
arbeidsovereenkomst is tussen partijen. Overeengekomen is een overeenkomst van
opdracht als bedoeld in artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het
staat partij 2 vrij aanwijzingen te geven als bedoeld in artikel 7:402 BW, terwijl partij
1 deze opdracht naar eigen professioneel inzicht uitvoert en vrij is te bepalen op
welke wijze de opdracht wordt uitgevoerd.
1. Deze overeenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst wordt
aangegaan voor de duur van 1 jaar met stilzwijgend verlengen, maar kan door ieder
van de partijen worden opgezegd met een opzeggingstermijn van drie maanden. De
opzegging dient schriftelijk te geschieden tegen het einde van een kalendermaand.
2. Deze overeenkomst eindigt van rechtswege en met onmiddellijke ingang indien en
zodra partij 1 haar verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst grovelijk
veronachtzaamt.
3. Voorts eindigt deze overeenkomst van rechtswege met onmiddellijke ingang indien
en zodra partij 1 surséance van betaling aanvraagt, failliet wordt verklaard of in
liquidatie treedt.
4. Partij 1 verplicht zich om partij 2 onmiddellijk te informeren indien zich één van de
gevallen voordoet als bedoeld in artikel 2 lid 3.
(…)”