Uitspraak
1.Het procesverloop
2.Het standpunt van verzoeker
3.Het standpunt van mrs. Molin en Hoofs
4.4. De beoordeling
4.8. Er ligt wel een taak voor de wrakingskamer als de afwijzende beslissing op het verzoek van verzoeker om tussentijds cassatieberoep toe te staan gemotiveerd zou zijn aan de hand van argumenten die de schijn van vooringenomenheid van de raadsheren wekken, bijvoorbeeld wanneer die beslissing zo onbegrijpelijk of ontoereikend gemotiveerd is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te vinden dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. De wrakingskamer stelt vast dat de raadsheren de afwijzing van het verzoek van verzoeker om tussentijds cassatieberoep toe te staan, blijkens de brief van stafjurist mr. [stafjurist] van 4 mei 2023, als volgt hebben gemotiveerd:
“Anders dan het verzoek kennelijk veronderstelt, bevat het tussenarrest geen waardering of beoordeling van het tot nu toe reeds geleverde bewijs.”. Wat daar verder ook van zij, de uitzondering dat een gegeven motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven, is daarmee naar het oordeel van de wrakingskamer niet aan de orde.
Het is niet aan de wrakingskamer om de juistheid van deze beslissing te beoordelen.