ECLI:NL:GHSHE:2023:412

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
20-001862-21 (OWV)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 28 juli 2021. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt. De betrokkene, geboren in 1991, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk telen van een grote hoeveelheid hennepplanten. Het hof heeft het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 70.700,05, met een betalingsverplichting van € 35.350,02 aan de staat. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof de uitspraak zou vernietigen en het geschatte voordeel zou vaststellen op € 70.415,15, met een betalingsverplichting van € 35.207,57. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en het vonnis waarvan beroep vernietigd. Het hof heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel berekend op basis van de opbrengsten van de hennepteelt en de gemaakte kosten. De betrokkene is veroordeeld tot betaling van € 35.207,58 aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, met een gijzeling van maximaal 700 dagen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001862-21 OWV
Uitspraak : 24 januari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 28 juli 2021 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 03-866088-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij uitspraak waarvan beroep is het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vastgesteld op € 70.700,05 en is aan haar de verplichting opgelegd tot betaling aan de staat ter ontneming van het verkregen voordeel een bedrag van € 35.350,02, met bepaling van de duur van de gijzeling als bedoeld in artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering op 700 dagen.
Van de zijde van de betrokkene is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de uitspraak zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op € 70.415,15 en aan de betrokkene een betalingsverplichting zal opleggen van € 35.207,57.
De verdediging heeft verweren gevoerd betreffende de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de ontnemingsvordering en de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest.
Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte arrest gehecht.
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeling
De betrokkene is bij arrest van dit hof van 24 januari 2023 onder parketnummer 20-001861-21 veroordeeld ter zake van – kort weergegeven – het medeplegen van het opzettelijk telen van een grote hoeveelheid hennepplanten in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 3 januari 2019. Het verweer dat, gelet op de bepleite vrijspraak in de onderliggende strafzaak, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de ontnemingsvordering, behoeft derhalve geen bespreking.
De wettelijke grondslag
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel dat de betrokkene door middel van het begaan van het in voornoemd arrest bewezenverklaarde en door middel van het begaan van andere feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door betrokkene zijn begaan, te weten het medeplegen van het opzettelijk telen van een grote hoeveelheid hennepplanten, in de periode voorafgaande aan 1 augustus 2018 een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten.
Algemeen
Normen van het Functioneel Parket Afpakken
Het hof baseert zich bij de berekening op het door de politie opgemaakte Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex art 36e, tweede lid, Sr van 27 maart 2019 alsmede de daarbij behorende bijlage, betreffende de update ‘
Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 (hierna ook te noemen: normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016).
Schatting van het voordeel
Opbrengsten
Oogsten
De medebetrokkene heeft verklaard dat er 5 oogsten zijn geweest. Dit vindt bevestiging in de rapportage elektriciteitsverbruik [bedrijf] d.d. 16 januari 2019, pg. 83.
Totale bruto-opbrengst
Uit het dossier volgt dat in de kweekruimte 143 hennepplanten zijn aangetroffen. Per m2 stonden er 16 planten. Ingevolge de normen van Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 levert dit dan een opbrengst per plant van 27,7 gram op.
Overeenkomstig de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 stelt het hof de opbrengst van hennep in geld op € 4.070,- per kilogram.
Gelet op vorenstaande komt het hof tot de volgende bruto-opbrengst:
Opbrengst in gewicht: 143 x 27,7 gram = 3,9611 gram, ofwel 3,9611 kilogram
Opbrengst in geld: 3,9611 x € 4.070,- =
€ 16.121,68.

Totale bruto-opbrengst = € 16.121,68 per oogst.

Schatting van de kosten
Ter zake de kostenberekening heeft het hof aansluiting gezocht bij het in deze zaak opgemaakte Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (dossierpagina’s 48 t/m 52) en de update ‘
Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016, nu uit de verklaring van betrokkene en het dossier onvoldoende concrete en betrouwbare aanwijzingen naar voren komen waaruit is af te leiden dat van die landelijk aanvaarde uitgangspunten afgeweken moet worden.
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient acht te worden geslagen op de aannemelijk geworden kosten. Naar het oordeel van het hof dienen op voormeld bedrag derhalve de volgende kosten, die in directe relatie staan met de vijf eerdere oogsten van 143 hennepplanten per oogst en als reële uitvoeringskosten kunnen worden gezien, in mindering te worden gebracht.
Afschrijvingskosten
Het hof stelt de afschrijvingskosten overeenkomstig de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 van in totaal 143 hennepplanten op € 150,-.
Kosten hennepstekken
Het hof stelt de kosten van de hennepstekken overeenkomstig de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 op een inkoopprijs van € 3,81 per stek/plant.
Het hof zal de kosten hennepstekken ten aanzien van in totaal 143 hennepplanten vaststellen op (143 x € 3,81=) € 544,83.
Variabele kosten
Het hof stelt de variabele kosten overeenkomstig de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 op € 3,88 per plant.
Het hof zal de totale variabele kosten ten aanzien van 143 hennepplanten vaststellen op (143 x € 3,88 =) € 554,84.
Elektriciteitskosten
De betrokkene heeft de elektriciteit op legale wijze betrokken en periodiek voldaan. Blijkens de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 zijn de elektriciteitskosten per oogst: 6 lampen x € 122,- = € 732,-
Totaal aan kosten
Gelet op vorenstaande komt het hof tot de volgende berekening van de in mindering te brengen kosten:
  • Afschrijvingskosten = € 150,00
  • Hennepstekken = € 544,83
  • Variabele kosten = € 554,84
  • Kosten elektriciteit = € 732,00

Totaal aan kosten = € 1.981,67 per oogst.

Vaststelling geschat wederrechtelijk verkregen voordeel
Uit het vorenstaande volgt dat het hof het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vaststelt op:
De totale bruto-opbrengst per oogst: € 16.121,68
De totale kosten per oogst: € 1.981,67
De totale netto-opbrengst per oogst: € 14.140,01 per oogst.
Nu uit het historisch elektriciteitsverbruik is gebleken dat er vijf oogsten zijn geweest komt het totaalbedrag op (5 x € 14.140,01 = ) € 70.700,05.
In een doos in de kweekruimte is een hoeveelheid van 70 gram aan gedroogde henneptoppen aangetroffen en in beslaggenomen. Het hof acht het aannemelijk dat deze aangetroffen gedroogde henneptoppen afkomstig zijn uit een eerder behaalde oogst. Het hof zal derhalve (70 x € 4,07) = € 284,90 in mindering brengen op de totale netto-opbrengst.
Concluderend schat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel op (€ 70.700,05 –
€ 284,90 = ) € 70.415,15.
Toerekening
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk voordeel niet gelijk was tussen de betrokkene en de medebetrokkene in onderhavig geval. De verdediging heeft daarbij gewezen op ECLI:NL:HR:2018:783.
Het hof stelt voorop dat bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan dient te worden van het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald. Indien er verschillende daders zijn en de omvang van het voordeel van elk van die daders niet aanstonds is vast te stellen, zal de rechter op basis van alle hem bekende omstandigheden van het geval moeten bepalen welk deel van het totale voordeel aan ieder van hen moet worden toegerekend, waarbij in het geval er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor een andere toerekening, dit ertoe kan leiden dat het voordeel pondspondsgewijs wordt toegerekend.
In het kader van deze vooropstelling stelt het hof vast dat betrokkene is veroordeeld tot het medeplegen van hennepteelt met een ander.
Nu het hof niet kan vaststellen welk gedeelte van het hiervoor vastgestelde voordeel aan elk is toegevloeid, zal het hiervoor vastgestelde voordeel pondspondsgewijs worden verdeeld zodat aan betrokkene wordt toegerekend een bedrag van (€ 70.415,15 : 2 =)
€ 35.207,58op welk bedrag het door betrokkene genoten voordeel wordt geschat.
Het verweer wordt verworpen.
Op te leggen betalingsverplichting
Het hof zal aan de betrokkene de verplichting opleggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Redelijke termijn
Voor zover er in deze ontnemingszaak sprake is van schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, zal het hof daaraan geen verdere consequenties verbinden nu deze schending in de onderliggende strafzaak met parketnummer 20-001861-21 waarin het hof heden eveneens arrest heeft gewezen, reeds bij de strafoplegging in matigende zin is betrokken.
Resumé
Het hof zal aldus een betalingsverplichting opleggen die gelijk is aan het wederrechtelijk verkregen voordeel, te weten € 35.207,58.
Gijzeling
Met ingang van 1 januari 2020 is het nieuwe elfde lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht direct van toepassing geworden. Het hof zal daarom bij het opleggen van de maatregel ook de duur van de gijzeling bepalen die, met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering, in dit geval ten hoogste kan worden gevorderd. Bij het bepalen van de duur wordt overeenkomstig de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting voor elke volle € 50,- van het opgelegde bedrag niet meer dan één dag gerekend. De duur beloopt ten hoogste drie jaar.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 35.207,58 (vijfendertigduizend tweehonderdzeven euro en achtenvijftig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 35.207,58 (vijfendertigduizend tweehonderdzeven euro en achtenvijftig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 700 dagen.
Aldus gewezen door:
mr. B.F.M. Klappe, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 24 januari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.