ECLI:NL:GHSHE:2023:4116

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
200.322.842_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verschoningsverzoek van een raadsheer in een civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 februari 2023 een beslissing genomen over een verschoningsverzoek van mr. B.E.L.J.C. Verbunt, een raadsheer in het hof. Het verzoek tot verschoning werd ingediend naar aanleiding van de persoonlijke relatie tussen mr. Verbunt en de advocaat van de appellante, mr. E.A. Buziau. De raadsheer had in 2019 zijn woning verkocht aan mr. Buziau en er waren daarna enkele privébezoeken geweest. Hoewel mr. Verbunt meende dat er geen beletsel was voor zijn onpartijdigheid, hebben de geïntimeerden in de hoofdzaak, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. A.J.K. Fluit, bezwaar gemaakt tegen zijn deelname aan de zaak. De verschoningskamer heeft het verzoek besproken en geconcludeerd dat de omstandigheden rondom de persoonlijke relatie tussen mr. Verbunt en mr. Buziau een gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid opriepen. De kamer heeft daarom het verzoek tot verschoning toegewezen, wat betekent dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere raadsheer zal worden voortgezet. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn geïnformeerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Wrakings- en verschoningskamer
registratienummer verschoningsverzoek: 200.322.842/01
datum beslissing: 28 februari 2023
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van een verschoningsverzoek van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch
op het schriftelijke verzoek zich te mogen verschonen van 16 februari 2023, als bedoeld in artikel 40 juncto artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), van mr. B.E.L.J.C. Verbunt, raadsheer in het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, team Handelsrecht, belast met de behandeling van de zaak met zaaknummer 200.300.045/01 (hierna: de hoofdzaak) van:
[appellante] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep, geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. E.A. Buziau te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde 1] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[geïntimeerde 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4.
[geïntimeerde 4],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[geïntimeerde 5],
wonende te [woonplaats] ,
6.
[geïntimeerde 6],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep, appellanten in incidenteel hoger beroep,
advocaat geïntimeerden sub 1. en 2.: mr. A.J.K. Fluit te Goes,
advocaat geïntimeerden sub 3. t/m 6.: mr. P. van Zwijndregt te Veghel.

1.Het procesverloop

1.1.
Bij e-mail van 2 februari 2023 heeft het hof in de hoofdzaak onder meer het volgende aan partijen bericht:
“De combinatie aan wie recentelijk de behandeling van uw zaak is toebedeeld bestaat uit de mrs. B.E.L.J.C. Verbunt, A.C. van Campen en P.V. Eijsvoogel. Eind 2019 heeft mr. Verbunt zijn toenmalige woning verkocht aan mr. Buziau. Voordien kenden mr. Verbunt en mr. Buziau elkaar niet. Het contact bij de verkoop van de woning heeft erin geresulteerd dat mr. Verbunt in de zomer van 2020 nog een kort privé-bezoek heeft gebracht aan mr. Buziau. Omgekeerd heeft mr. Buziau in de zomer van 2021 nog een kort privé-bezoek gebracht aan mr. Verbunt. Nadien zijn er geen contacten geweest. Mr. Verbunt meent dat uit oogpunt van onafhankelijkheid en onpartijdigheid geen beletsel bestaat om deze zaak te behandelen. Mochten echter gelet op het zojuist geschetste van uw kant bezwaren bestaan tegen behandeling door mr. Verbunt van deze zaak verzoekt het hof u dat zo spoedig mogelijk en in ieder geval uiterlijk donderdag 9 februari a.s. te laten weten. Bij gebreke van een bericht waaruit blijkt van bezwaren uiterlijk op 9 februari a.s. zal het hof er vanuit gaan dat geen bezwaren bestaan.”
1.2.
Bij brief aan het hof van 8 februari 2023 heeft mr. Van Zwijndregt namens geïntimeerden sub 3. t/m 6. in de hoofdzaak als volgt gereageerd:
“(…) Ik nam kennis van de slotopmerkingen met betrekking tot de verkoop van de woning van mr. Verbunt aan mr. Buziau en de privébezoeken die nadien hebben plaatsgevonden.
Ik heb dat met mijn klanten besproken en zij wensen toch graag dat mr. Verbunt zich in deze zaak onttrekt en laat vervangen door een collega-raadsheer die vrij is van iedere schijn van partijdigheid en afhankelijkheid.”
1.3.
Bij brief aan de wrakings- en verschoningskamer van het hof van 16 februari 2023 heeft mr. B.E.L.J.C. Verbunt (hierna: verzoeker), onder opgaaf van redenen, verzocht zich in de hoofdzaak te mogen verschonen.
1.4.
De verschoningskamer heeft het verschoningsverzoek van verzoeker op 20 februari 2023 in raadkamer besproken.

2.Het verzoek en de onderbouwing daarvan

Ter onderbouwing van zijn verschoningsverzoek heeft verzoeker in zijn brief aan de wrakings- en verschoningskamer van het hof van 16 februari 2023 - kort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Van subjectieve partijdigheid van verzoeker in de hoofdzaak vanwege zijn persoonlijke instelling is naar de mening van verzoeker geen sprake. Volgens hem is dat ook de reden dat hij eerder meende de hoofdzaak te kunnen behandelen. Dat neemt wat verzoeker betreft echter niet weg dat de feiten en omstandigheden rondom de verkoop van zijn toenmalige woning aan mr. Buziau eind 2019, die zijn uiteengezet in de e-mail van het hof aan partijen van 2 februari 2023, en de op die verkoop gevolgde twee privébezoeken aan en van mr. Buziau in respectievelijk de zomer van 2020 en de zomer van 2021 bij geïntimeerden sub 3. t/m 6. wel op enig moment tijdens de behandeling en beoordeling van de hoofdzaak tot vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid van verzoeker aanleiding zouden kunnen geven, ongeacht zijn persoonlijke instelling, zo stelt verzoeker. Hij betrekt daarbij dat de hiervoor genoemde privébezoeken in een relatief recent verleden hebben plaatsgevonden, (mede) in het licht van het bepaalde in aanbeveling 2, tweede zin van de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak (hierna: de Leidraad) en de daarop gegeven toelichting. Dat maakt het voorliggende geval naar de mening van verzoeker een grensgeval, waarbij het door mr. Van Zwijndregt namens geïntimeerden sub 3. t/m 6. overgebrachte gevoelen over hun vrees voor mogelijke schijn van partijdigheid bij verzoeker, naar de mening van verzoeker zwaarder moet wegen en deze vrees wat verzoeker betreft sneller als gerechtvaardigd is aan te merken.

3.De beoordeling van het verzoek

3.1.
De verschoningskamer overweegt met betrekking tot het verzoek als volgt.
Ingevolge artikel 40, lid 1, juncto artikel 36 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelen, verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden waardoor diens onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek kan zowel schriftelijk als mondeling ter terechtzitting geschieden.
3.2.
Vooropgesteld wordt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn in de zin van artikel 6, lid 1, EVRM en artikel 14, lid 1, IVBPR, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De vraag of er reden kan zijn voor verschoning moet aldus worden beoordeeld aan de hand van een subjectieve toets, waarbij het gaat om de persoonlijke overtuiging van een rechter in een bepaalde zaak, en aan de hand van een objectieve toets, waarbij moet worden vastgesteld of bij een partij de vrees voor partijdigheid van een rechter kan ontstaan, rekening houdend met de uiterlijke schijn.
3.3.
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat verzoeker – subjectief – niet onpartijdig is.
3.4.
Vervolgens dient onderzocht te worden of de aangevoerde omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de vrees dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden – objectief – gerechtvaardigd is.
3.5.
De onder 2. vermelde omstandigheden leveren naar het oordeel van de verschoningskamer een zwaarwegende aanwijzing op als hiervoor onder 3.4. bedoeld. De verschoningskamer overweegt daartoe het volgende.
3.6.
Ingevolge aanbeveling 2 van de Leidraad dient de rechter ervoor te zorgen geen zaken te behandelen waarbij als procespartij iemand uit zijn persoonlijke of zakelijke kennissenkring betrokken is. Wanneer een overige procesdeelnemer behoort tot de persoonlijke of zakelijke kennissenkring van de rechter, kan dit de rechter noodzaken tot het niet behandelen van die zaak (aanbeveling 2). Bij de definities van de Leidraad (paragraaf 1.7) is vermeld dat onder meer degene die beroepsmatig rechtsbijstand verleent (een advocaat) wordt beschouwd als ‘overige procesdeelnemer’ in de zin van de aanbevelingen uit de Leidraad.
3.7.
Vast staat dat verzoeker eind 2019 zijn toenmalige woning heeft verkocht aan mr. Buziau, die thans in de hoofdzaak appellante als advocaat bijstaat. Het contact tussen verzoeker en mr. Buziau bij de verkoop van de woning heeft er, zo stelt verzoeker, in geresulteerd dat hij in de zomer van 2020 een privébezoek heeft gebracht aan mr. Buziau.
Op zijn beurt heeft mr. Buziau een privébezoek gebracht aan verzoeker in de zomer van 2021. De verschoningskamer overweegt dat dat privébezoek van mr. Buziau aan verzoeker in een relatief recent verleden heeft plaatsgevonden. De verschoningskamer betrekt verder in de overwegingen dat er tussen dat betreffende privébezoek in de zomer van 2021 en de verkoop door verzoeker van zijn toenmalige woning aan mr. Buziau eind 2019, dermate veel tijd is verstreken dat bedoeld privébezoek naar het oordeel van de verschoningskamer niet alleen door die verkoop kan zijn ingegeven. Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, behoort mr. Buziau naar het oordeel van de verschoningskamer tot de persoonlijke kennissenkring van verzoeker, zoals bedoeld in aanbeveling 2 van de Leidraad. Dat er na het privébezoek van mr. Buziau aan verzoeker in de zomer van 2021 geen contact tussen hen meer is geweest, zoals verzoeker stelt, doet daar naar het oordeel van de verschoningskamer niet aan af.
3.8.
Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de verschoningskamer een gerechtvaardigde grond voor het verschoningsverzoek. De verschoningskamer zal dat verzoek dan ook toewijzen. Dit betekent dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere raadsheer van verzoeker moet worden overgenomen.

4.De beslissing

Het hof (de verschoningskamer):
wijst het door verzoeker gedane verzoek tot verschoning toe;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het verschoningsverzoek door een kamer van dit hof waarvan verzoeker geen deel uitmaakt;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mr. A.C. van Campen, mr. P.V. Eijsvoogel en aan de partijen in de hoofdzaak.
Deze beslissing is gegeven door mrs. T.A. Gladpootjes (voorzitter), J.W. van Rijkom en J.M. van der Vegt, in tegenwoordigheid van mr. C.J.G. Streutjes als griffier en in het
openbaar uitgesproken op 28 februari 2023.