ECLI:NL:GHSHE:2023:3846

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
20-000786-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen van voorwerpen voorhanden hebben met betrekking tot de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1996, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van voorwerpen voorhanden hebben waarvan hij ernstige redenen had om te vermoeden dat deze bestemd waren voor het plegen van strafbare feiten volgens de Opiumwet. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een taakstraf van veertig uren. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de politierechter integraal wordt bevestigd, terwijl de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak heeft bepleit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter in grote lijnen bevestigd, maar de opgelegde straf vernietigd. Het hof heeft overwogen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet, en dat de illegale teelt van hennep ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van gebruikers en de maatschappij.

Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat gezien de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken passend is. De beslissing is gegrond op de relevante artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. A.R. Hartmann als voorzitter.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000786-23
Uitspraak : 17 november 2023
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 20 maart 2023, in de strafzaak met parketnummer 03-334445-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘medeplegen van voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, met aanvulling en verbetering van de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd. Bijgevolg komt de strafoverweging van de politierechter te vervallen en zal deze worden vervangen door hetgeen hierna zal worden overwogen.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting verwezen naar twee arresten van de Hoge Raad, ECLI:NL:HR:2018:328 en ECLI:NL:HR:2019:1481, en heeft bepleit dat vrijspraak moet volgen, omdat de verdachte aan het opruimen was. Het hof sluit zich voor wat betreft de weerlegging van dit verweer aan bij de overweging van de politierechter op dit punt, ook voor wat betreft de verwijzing naar het hiervoor laatstgenoemde arrest van de Hoge Raad, te vinden op pagina 6, onder de overweging van de politierechter, voorlaatste alinea, van het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van 20 maart 2023, zodat wordt volstaan met een verwijzing daarnaar. Hetgeen de raadsvrouw voor het overige als verweer heeft gevoerd, vindt weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen.
Voorts zal het hof – nu de meervoudige strafkamer gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, eerst volzin, van het Wetboek van Strafvordering – indien tegen dit arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, de inhoud van de door de politierechter opgesomde bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring uitwerken in een aanvulling op dit verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Ten slotte acht het hof het aangewezen om de door de politierechter aangehaalde toepasselijke wettelijke voorschriften aan te vullen met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet. Door aldus te handelen heeft de verdachte de illegale teelt van hennep – en indirect ook de handel daarin en het gebruik daarvan – in stand gehouden. Hennepgebruik kan bij langdurig gebruik leiden tot schade aan de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien gaat de illegale hennepteelt vaak gepaard met andere ongewenste neveneffecten voor de maatschappij in de vorm van een verhoogd risico op brandgevaar rondom teeltlocaties en diefstal van elektriciteit. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 14 september 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte waaruit volgt dat hij hier te lande niet eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting gebleken. De raadsvrouw heeft ten overstaan van het hof naar voren gebracht dat de verdachte momenteel zowel in Nederland als in Roemenië verblijft en dat hij een uitkering geniet.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en uit het oogpunt van vergelding, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Naar oordeel van het hof kan, gelet op het professionele karakter en de grootte van de omvang van de beoogde hennepkwekerij, niet worden volstaan met een taakstraf dan wel voorwaardelijke gevangenisstraf, zodat het hof daartoe niet zal overgaan.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 11a van de Opiumwet en de artikelen 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend ten aanzien van de opgelegde straf, en doet in zoverre opnieuw recht.
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. M.A.A. van Capelle, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Smits, griffier,
en op 17 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.