3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.[appellante] en [X B.V.] hielden ieder vijftig procent van de aandelen in [X verkoopcentrum B.V.] (hierna: [X verkoopcentrum B.V.] ). [X verkoopcentrum B.V.] houdt de aandelen in verschillende werkmaatschappijen. [X B.V.] is tevens bestuurder van [X verkoopcentrum B.V.] , terwijl [appellante] als zodanig tot 24 april 2008 stond ingeschreven in het handelsregister.
3.1.2.Bestuurder en enig aandeelhouder van [X B.V.] is [persoon A] . Enig aandeelhouder en bestuurder van [appellante] was [N Holding] N.V., een op Curaçao gevestigde vennootschap naar Antilliaans recht (hierna: [N Holding] ). Aandeelhouder van [N Holding] is [persoon B] (hierna: [persoon B] ). [persoon B] is de broer van [persoon A] . In het handelsregister van Curaçao is [persoon B] als procuratiehouder van [N Holding] vermeld.
3.1.3.Schematisch was de situatie als volgt:
[persoon A] [persoon B]
| 100% aandelen | 100% aandelen
[X B.V.] [N Holding]
| | 100% aandelen
| [appellante]
| 50% aandelen | 50% aandelen
……………………………………………….
|
[X verkoopcentrum B.V.]
| 100% aandelen
………………………………………………………………………………………………….
| | |
[Mosselbedrijf X] - en [mosselbedrijf Y]
[bedrijfsnaam] van [bedrijfsnaam]
Daarnaast hield [X verkoopcentrum B.V.] 51% van de aandelen in het in Ierland gevestigde [X Ltd]
3.1.4.[X verkoopcentrum B.V.] en haar dochtermaatschappijen houden zich bezig met het kweken en verhandelen van mosselen en oesters. De onderneming van [X verkoopcentrum B.V.] is opgericht door de opa van [persoon B] en [persoon A] en uitgebouwd door hun vader. In 1994 heeft vader zijn aandelen in [X verkoopcentrum B.V.] overgedragen aan zijn beide zoons.
3.1.5.De bij akte van 30 december 1994 gewijzigde statuten van [X verkoopcentrum B.V.] (hierna: de statuten) bepalen in artikel 8 en artikel 9 onder meer het volgende:
“Artikel 8
1. Iedere overdracht van aandelen kan slechts plaats hebben, nadat de aandelen aan de overige aandeelhouders te koop zijn aangeboden op de wijze als hierna is bepaald.
(…)3. (…)De prijs zal – tenzij de aandeelhouders eenparig anders overeenkomen – worden vastgesteld door een of meer onafhankelijke deskundigen, die door de aandeelhouders in gemeenschappelijk overleg zullen worden benoemd.(…)Artikel 91. Ingeval van overlijden, verlening van surséance van betaling, faillissement, onder curatelestelling en ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap van een aandeelhouder anders dan door overlijden, alsmede bij ontbinding van een aandeelhouder-rechtspersoon en bij fusie als bedoeld in artikel 309 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, indien een aandeelhouder-rechtspersoon door het van kracht worden van de fusie ophoudt te bestaan, moeten zijn aandelen worden aangeboden met inachtneming van het in de navolgende leden van dit artikel bepaalde.2. Ingeval een verplichting tot tekoopaanbieding bestaat, is het bepaalde in artikel 8 van overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat de aanbieder:a. niet het recht heeft zijn aanbod in te trekken overeenkomstig het tiende lid van dat artikel;
b. zijn aandelen kan behouden, indien van het aanbod geen of volledig gebruik wordt gemaakt.(…)7. De bepalingen van lid 1 van dit artikel zijn bovendien niet van toepassing op de overdracht of overgang ten aanzien waarvan alle aandeelhouders hebben medegedeeld af te zien van de naleving van die bepalingen.(…)”.
3.1.6.De bij akte van 30 december 1994 gewijzigde statuten van [appellante] bepalen in artikel 24 het volgende:
“Artikel 241. Bij de ontbinding der vennootschap geschiedt de vereffening door de directie, tenzij de algemene vergadering van aandeelhouders anders bepaalt.
2. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht. Het daarin bepaalde omtrent directeuren is dan van toepassing op de vereffenaars.
3. Een eventueel batig saldo van de liquidatierekening wordt aan de houders van de aandelen uitgekeerd in verhouding tot ieders aandelenbezit.
4. De vennootschap houdt op te bestaan op het tijdstip waarop geen aan de vereffenaars bekende baten meer aanwezig zijn. Door de vereffenaars wordt daarvan opgaaf gedaan aan de registers waar de vennootschap is ingeschreven.”
3.1.7.Op 30 december 1994 hebben [persoon B] , in zijn hoedanigheid van procuratiehouder met volledige volmacht van [appellante] , en [persoon A] , in hoedanigheid van bestuurder van [X B.V.] , een aandeelhoudersovereenkomst gesloten die door [persoon B] en [persoon A] is ondertekend (hierna: de aandeelhoudersovereenkomst). In de aandeelhoudersovereenkomst is het volgende opgenomen:
“in aanmerking nemende:
(...)
dat de ondergetekenden, zo voor zich in privé, de ondergetekende sub 1 direkt [hof: [persoon A] ] en de ondergetekende sub 2 indirekt [hof: [persoon B] ], meerderheidsaandeelhouder zijn in de door hen vertegenwoordigde vennootschappen;
(…) en dat zij een regeling wensen te treffen voor het geval één der ondergetekenden voor zich, geen houder meer is van de meerderheid der aandelen in de door hem ten deze direkt dan wel indirekt vertegenwoordigde vennootschap of de zeggenschap over de meerderheid dezer aandelen op andere wijze verliest of indien hij de direktie dan wel het procuratiehouderschap met algehele zelfstandige vertegenwoordigingsbevoegdheid, hierna ook te noemen: “direktie”, over de door hem vertegenwoordigde vennootschap niet meer of deze niet meer alleen voert;
verklaren te zijn overeengekomen:
(…)
AANBIEDINGSVERPLICHTING
Wanneer één der ondergetekenden voor zich geen houder meer is van de meerderheid der aandelen in de door hem ten deze direkt danwel voor Houdstermaatschappij [N B.V.] indirekt vertegenwoordigende vennootschap of de zeggenschap over de meerderheid dezer aandelen op andere wijze verliest of indien hij de direktie over de door hem vertegenwoordigende vennootschap niet meer voert of niet meer alleen voert, verplicht de door hem ten deze vertegenwoordigende vennootschap zich nu voor alsdan de door haar gehouden aandelen in [X verkoopcentrum B.V.] terstond te koop aan te bieden aan de medeaandeelhouder in laatstgenoemde vennootschap op de wijze zoals in artikel 9 van de statuten van laatstgenoemde vennootschap is bepaald.(…)
Voor het geval de hiervoor bedoelde aanbieding niet binnen een maand na het ontstaan van de verplichting daartoe wordt gedaan, verbeurt de nalatige ten behoeve van de mede aandeelhouder in [X verkoopcentrum B.V.] , een onmiddellijk opeisbare boete van één miljoen gulden (…)
De hiervoor omschreven aanbiedingsverplichting vervalt, wanneer de medeaandeelhouder in [X verkoopcentrum B.V.] schriftelijk te kennen heeft gegeven met een voorgenomen overdracht van de meerderheid der aandelen in één der door de ondergetekende sub 1 en 2 vertegenwoordigde vennootschap of verlies van zeggenschapsrechten daarover of een wijziging in de direktie dier vennootschap, akkoord te gaan.”.
In de slotalinea van de aandeelhoudersovereenkomst is opgenomen dat de ondergetekenden verklaren dat, in aanmerking nemende dat hetgeen in de akte tussen partijen als aandeelhouders van de vennootschap is overeengekomen in het belang is van een goede gang van zaken bij [X verkoopcentrum B.V.] , laatstgenoemde zich tegenover partijen en haar rechtverkrijgenden verplicht tot medewerking aan de praktische uitvoering van de overeenkomst.
3.1.8.[persoon B] heeft van 1999 tot 2010 in Noord-Ierland gewoond. Hij heeft daar met een eigen onderneming gewerkt in de mosselsector. In verband daarmee werd het bedrijf van [X verkoopcentrum B.V.] feitelijk door [X B.V.] gevoerd en heeft [persoon B] zo nodig volmachten aan [persoon A] verstrekt voor te nemen besluiten.
3.1.9.In het handelsregister van Curaçao is omtrent [N Holding] vermeld dat de onderneming per 8 januari 2008 is opgeheven (“The business is discontinued as of January 8, 2008”). De Kamer van Koophandel Zuidwest-Nederland (hierna: de KvK) heeft [N Holding] in het Nederlandse handelsregister in verband daarmee ambtshalve per genoemde datum als bestuurder van [appellante] uitgeschreven.
3.1.10.Bij aangetekende brief van 27 februari 2008, gericht aan het bestuur van [appellante] aan het [adres] , heeft de KvK haar voornemen kenbaar gemaakt om [appellante] te ontbinden. De brief vermeldt onder meer het volgende:
“De wet verplicht de kamer van koophandel inactieve rechtspersonen te ontbinden. Naar onze mening is bovengenoemde in het handelsregister ingeschreven rechtspersoon niet meer actief.
De wet (artikel 19a Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) zegt dat een rechtspersoon voor ontbinding in aanmerking komt als:
-
De rechtspersoon tenminste één jaar in gebreke is met de nakoming van de verplichting tot
openbaarmaking van zijn jaarstukken;
-
Meer dan één jaar na de gestelde betalingsdatum het verschuldigde bedrag voor inschrijving in het handelsregister niet is voldaan;
-
De rechtspersoon tenminste één jaar geen gevolg geeft aan een aanmaning tot het doen van aangifte voor vennootschapsbelasting.
Volgens onze gegevens voldoet de bovengenoemde rechtspersoon aan deze voorwaarden. Als tenminste twee van deze omstandigheden op 24 april 2008 nog aanwezig zijn, moeten wij dan ook overgaan tot ontbinding van de rechtspersoon. Van deze termijn kangeenuitstel worden verleend.(…)”.
3.1.11.Bij beschikking van 24 april 2008 heeft de KvK [appellante] op grond van artikel 2:19a lid 4 BW ontbonden. Bij brief van dezelfde datum heeft de KvK [appellante] hiervan mededeling gedaan. Daarnaast is medegedeeld dat [appellante] bij gebrek aan baten is opgehouden te bestaan en dat een en ander in het handelsregister is geregistreerd. [appellante] is volgens een uittreksel van de KvK per 24 april 2008 afgetreden als bestuurder van [X verkoopcentrum B.V.] .
3.1.12.Bij brief van 28 mei 2008 heeft [persoon B] de KvK verzocht om [appellante] wederom in te schrijven in het handelsregister. In die brief is onder meer vermeld dat de jaarcijfers van de ‘verschillende vennootschappen’ vanaf 2002 niet meer waren gedeponeerd, in verband waarmee een dispuut is ontstaan met [XX belastingadviseurs] in [vestigingsplaats] die de facturatie en belastingen voor [appellante] verzorgde en dat [persoon B] de brief waarin de voorgenomen ontbinding is meegedeeld, niet had ontvangen. Daarnaast is in de brief verzocht om een overzicht van alle openstaande rekeningen bij de KvK, zodat deze per direct voldaan kunnen worden.
3.1.13.Bij brief van 9 oktober 2008 heeft de [notaris] in opdracht van [X B.V.] de officier van justitie gevraagd om de rechtbank Zeeland-West-Brabant te verzoeken [geïntimeerde sub 1] als vereffenaar van het vermogen van [appellante] te benoemen. Bij beschikking van 28 oktober 2008, aangevuld bij beschikking van 18 november 2008, heeft de rechtbank [geïntimeerde sub 1] als vereffenaar benoemd. [geïntimeerde sub 1] is voorheen werkzaam geweest als belastingadviseur bij Ernst & Young en had in die hoedanigheid voor [X verkoopcentrum B.V.] gewerkt. Hij was bekend met de mossel- en oestersector en was een kennis van de familie [geïntimeerde sub 3] .
3.1.14.[geïntimeerde sub 1] heeft in het kader van zijn werkzaamheden contact opgenomen met [persoon B] en [persoon A] .
3.1.15.Bij e-mail van 2 november 2008 heeft [geïntimeerde sub 1] onder meer het volgende aan [persoon B] geschreven:
“In aansluiting op ons telefoongesprek van gisteren en mijn mails eveneens van gisteren, bericht ik u als volgt.(…)Artikel 9 lid 1 van de statuten bepaalt dat:“…bij ontbinding van een aandeelhouder-rechtspersoon…, moeten zijn aandelen worden aangeboden…”.
Verder wordt in dit artikel ook bepaald dat de aanbieding moet geschieden op de voet van artikel 8 van de statuten, waar onder andere in wordt bepaald dat de prijs moet worden vastgesteld door een in onderling overleg te benoemen deskundige.
Dit alles betekent mijns inziens dat alle aandelen die Houdstermaatschappij had/heeft in [X verkoopcentrum B.V.] moeten worden aangeboden. Er is dus geen keus tussen geld en aandelen om een eventueel surplus uit te keren. Mijn eerdere mails over deze keuze waren dus te optimistisch, en zijn door deze statutaire bepalingen achterhaald.
Ik vrees dat ik volgende week, als vereffenaar, de directie van [X verkoopcentrum B.V.] moet laten weten dat de aandelen worden aangeboden. In dit verband wijs ik ook op artikel 9 lid 3 van de statuten. Als ik de aanbieding niet doe, dan is de directie van [X verkoopcentrum B.V.] gerechtigd om dit zelf te doen, én om vervolgens de aandelen ook te leveren.
(…)”
3.1.16.Bij e-mail van 3 november 2008 heeft [persoon B] hierop als volgt geantwoord:
“Ok, laat me weten hoe de procedure van aanbieding is en of de huidige situatie van ontbinding van rechtswege evt gevolgen heeft.”
3.1.17.Bij e-mail van 3 november 2008 aan [persoon B] heeft [geïntimeerde sub 1] de procedure voor de aanbieding als genoemd in artikel 8 en 9 van de statuten uiteengezet. Hierop heeft [persoon B] bij e-mail van dezelfde dag geantwoord:
“Veel dank voor deze informatie. Op welke manier/vorm dien ik aan te bieden? Is het te adviseren om een advocaat aan te stellen om deze zaak te begeleiden?”
3.1.18.Op 13 november 2008 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [geïntimeerde sub 1] , [persoon B] en [persoon A] . In het verslag van die bespreking is onder meer het volgende opgenomen, waarbij [geïntimeerde sub 1] als vereffenaar van [appellante] is aangeduid met de letters HN, [persoon B] met de letters PvIJ en [persoon A] in hoedanigheid van indirect directeur van [X verkoopcentrum B.V.] met de letters KJMV en in hoedanigheid van indirect aandeelhouder met de letters KJVL:
“(…)HN eindigt zijn uiteenzetting met de vraag aan KJVL of deze, in beginsel, geïnteresseerd is om de aandelen die HN heeft in [X verkoopcentrum B.V.] (…) te kopen, als deze aandelen zouden worden aangeboden. Hij begrijpt dat KJVL nu, aangezien er nog geen prijs bekend is, nog niet definitief ja kan zeggen. De vraag is of KJVL, wat de prijs ook wordt, in ieder geval niet zal ingaan op een aanbod van de aandelen [X verkoopcentrum B.V.] . In dat geval zal HN de aandelen aan derden kunnen aanbieden, en dit ook doen. Gezien de voor de ontwikkeling van de schuldpositie van HN gewenste snelheid van handelen, is het voor HN dus zaak snel duidelijkheid over de intenties van KJVL te krijgen.
KJVL vraagt wat de visie is van PvIJ op het geheel, voordat hij op de vraag van HN wil antwoorden.
PvIJ geeft aan dat dit alles voor hem niet hoefde te gebeuren c.q. niet hoeft te gebeuren. Komt nu slecht uit. Was bezig met sluiten lening bij ING. Wil nog tijd om dit verder te regelen c.q. HN dit te laten regelen. Vindt dat KJMV en/of betrokken notaris hem hadden moeten bellen [hof:] om problemen met aandeelhouderschap op te lossen en zich niet zomaar tot justitie hadden moeten wenden.PvIJ ziet drie opties:
- KJVL koopt aandelen met gehakketak procedure over prijsbepaling;
- KJVL koopt aandelen tegen bedrag voldoende voor schuldeisers, en met afspraak dat hij binnen enkele jaren tegen dit bedrag, verhoogd met een af te spreken opslag, de aandelen weer terug kan kopen;
- KJVL koopt aandelen niet, aandelen worden aan derde verkocht.
PvIJ is in ieder geval geen voorstander van derde optie.
HN geeft aan dat PvIJ niet hem en KJVL moet overtuigen van zijn goede bedoelingen en zijn solvabiliteit, maar de bank.
(…)
PvIJ zegt geen kans te zien om op korte termijn voldoende geld te verzamelen om de schuldeisers te betalen.
KJVL zegt dat hij eerst helder wil stellen dat het de schuld van PvIJ zelf is, dat de huidige situatie is ontstaan. PvIJ heeft verzuimd om de kosten van de Kamer van Koophandel te betalen. PvIJ heeft verzuimd om de jaarstukken te deponeren. Er was ineens een aandeelhouder weggevallen. De directie van [X verkoopcentrum B.V.] moest wel verder. Er zijn bedrijven. Er is personeel. Gezien de onzekerheden in de sector rond onder andere het zaadvissen en andere aspecten moet er slagvaardig gehandeld kunnen worden. Voor veel beslissingen heeft de KJMV, statutair gezien, de toestemming van de aandeelhouders nodig. Maar dan moeten die aandeelhouders er wel zijn. [N Holding] was ook al ontbonden. Wie of wat nu de uiteindelijk gerechtigde is, was voor KJMV volslagen onduidelijk geworden. Voor KJVL komt dit alles ook slecht uit. Een aantal jaren geleden is er al eens gesproken over het overnemen van deze aandelen. Toen had hij wel belangstelling, maar toen is het niet doorgegaan omdat PvIJ uiteindelijk niet wilde. Nu, met alle onzekerheden in de branche, en te verwachten verliesjaren 2009 en 2010, zit KJVL in een veel moeilijkere positie.Als nu aangeboden zou worden, zou KJVL wel willen kopen, mits voldaan zou worden aan de volgende voorwaarden:1 kosten van deskundige voor prijsbepaling en van notaris voor passeren zijn voor HN, tenslotte heeft KJVL hier niet om gevraagd;
2 deskundige opdragen om voor prijsberekening mosselcompromis toe te passen;
3 snel passeren, bij passeren voorschot betalen, later na prijsbepaling definitief afrekenen.
De tweede door PvIJ genoemde optie is voor KJVL niet reëel.
HN geeft aan dat mosselcompromis redelijk lijkt. Bij prijsbepaling waarbij deskundige geheel vrij is, kan prijs extreem hoog of extreem laag komen te liggen. Als er enkel uitgegaan wordt van de TPW’s dan kan de waarde [X verkoopcentrum B.V.] wel meer dan € 10 mio. zijn (…), maar wordt de huidige onzekere toestand én het ontbreken van voorraden voor volgend jaar zwaar gewogen, dan kan de waarde [X verkoopcentrum B.V.] ook op nihil uitkomen.(…)HN stelt, als het zover komt, als te benoemen deskundige voor het kantoor [X accountants] te [vestigingsplaats] . KJVL gaat daarmee akkoord, maar stelt op zijn beurt voor [kantoor X] uit [plaatsnaam] het voorwerk te laten doen. Zij zijn voldoende bekend met de ondernemen. Sneller en goedkoper.
HN vraagt zich af of [kantoor X] niet te veel betrokken is. (…)
HN vraagt aan PvIJ wat hij vindt van het inschakelen van [kantoor X] . En van de verder voorgestelde gang van zaken. (…)
PvIJ zou zich er het liefst niet mee bemoeien. Heeft het niet zo goed gevolgd. Kan hij het niet zwart op wit krijgen? Wat verwacht HN van hem. (…)”
In het verslag van de bespreking is vermeld dat is gesproken over de waarderingsmethode voor de prijs van de aandelen (mosselcompromis) en het hanteren van een minimumprijs voor de aandelen waardoor de schuldeisers van [appellante] zouden kunnen worden betaald en de te benoemen deskundige. Voorts is opgenomen dat [geïntimeerde sub 1] [persoon B] met het oog op eventuele uitkeringen van een eventueel overschot heeft gevraagd om bewijsstukken (aandeelhoudersregister of aandelenbewijs) waaruit blijkt dat [N Holding] aandeelhouder is van [appellante] .
3.1.19.Bij brief van 14 november 2008 heeft [geïntimeerde sub 1] [persoon B] gewezen op de boete die genoemd is in de aandeelhoudersovereenkomst en heeft hij [persoon B] meegedeeld dat hij met het oog daarop geen andere mogelijkheid zag dan het aanbieden van de aandelen binnen de in de aandeelhoudersovereenkomst genoemde termijn. Verder heeft hij geschreven:
“Vraag is alleen of de prijsvaststelling volledig aan de te benoemen deskundige wordt overgelaten, of dat de deskundige de aanwijzing meekrijgt dat hij de waarderingsmethode uit het mosselcompromis moet gebruiken.Zeker als de waardering volgens het mosselcompromis gepaard kan gaan met de garantie van een minimumprijs, welke naar verwachting tenminste voldoende is om de schuldeisers te betalen, neig ikzelf naar het hanteren van het mosselcompromis. Jij zou mij nog uiterlijk maandag jouw ideeën hierover laten weten.”
3.1.20.Bij e-mail van 25 november 2008 heeft [geïntimeerde sub 1] [persoon B] verzocht om alle administratie van [appellante] en meegedeeld dat nog geen antwoord was gekregen op de vraag of hij er mee instemt dat bij een eventuele overdracht de waarderingsmethode uit het mosselcompromis wordt gehanteerd. Verder vermeldt de e-mail:
“(…) Als je wilt dat wij bij de besluitvorming rekening houden met jouw wensen, dan zal je op z’n minst duidelijk moeten aangeven wat die wensen zijn.Zoals je weet moet er binnen enkele dagen – per aangetekende post – aangeboden zijn. Wij verzoeken u dan ook om uiterlijk morgen antwoord te geven. Als je je niet uitspreekt over zo’n duidelijke vraag als deze, moeten wij er wel van uitgaan dat je geen enkele voorkeur voor een waarderingsmethode hebt.
(…)”
3.1.21.In de hierop volgende correspondentie met de advocaat van [persoon B] , heeft [geïntimeerde sub 1] nog eens gevraagd om bewijsstukken van het aandeelhouderschap in [appellante] en heeft hij verzocht om toezending van de administratie van [appellante] . In die correspondentie heeft de advocaat van [persoon B] [geïntimeerde sub 1] meegedeeld dat wanneer de aandelen worden aangeboden dit slechts tegen de marktwaarde kan zijn en heeft hij aangekondigd de rechtbank te verzoeken een vervanger van [geïntimeerde sub 1] aan te stellen.
3.1.22.Op 27 november 2008 heeft [geïntimeerde sub 1] namens [appellante] de aandelen van [appellante] in [X verkoopcentrum B.V.] aan [X B.V.] aangeboden.
3.1.23.Bij verzoekschrift van 5 december 2008 hebben [N Holding] en [persoon B] de rechtbank Zeeland-West-Brabant verzocht [geïntimeerde sub 1] als vereffenaar te ontslaan. Dit verzoek is afgewezen.
3.1.24.Begin december 2008 hebben [appellante] , middels haar vereffenaar [geïntimeerde sub 1] , en [X B.V.] [X accountants] (hierna: [X accountants] ) opdracht gegeven om de prijs van de aandelen vast te stellen, welke opdracht door [X accountants] is bevestigd. Bij e-mail van 14 januari 2009 heeft [geïntimeerde sub 1] naar aanleiding van die opdrachtbevestiging aan [X accountants] geschreven dat deze fouten bevat. [geïntimeerde sub 1] schrijft onder andere:
“(…) De opdracht is het vaststellen van de prijs van het 50% aandelenbezit dat Houdstermaatschappij [N B.V.] in liquidatie heeft in [X verkoopcentrum B.V.] (…).
Ook schrijft u in deze alinea: ‘… de aandelen te waarderen…’, dit moet zijn: ‘… de prijs vast te stellen…’.”
3.1.25.In het door [X accountants] opgestelde waarderingsrapport d.d. 20 maart 2009 met betrekking tot 50% van de aandelen in [X verkoopcentrum B.V.] (hierna: het rapport) is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)Achtergrond van de waardering
De aandelen in [X verkoopcentrum B.V.] worden gehouden door [X B.V.] en Houdstermaatschappij [N B.V.] in liquidatie. Beide aandeelhouders bezitten 50% van de aandelen.Houdstermaatschappij [N B.V.] in liquidatie is door de Kamer van Koophandel op 24 april 2008 ontbonden. Op grond van artikel 9.1 van de statuten van [X verkoopcentrum B.V.] is houdstermaatschappij [N B.V.] in liquidatie gehouden haar aandelen in [X verkoopcentrum B.V.] aan te bieden aan [X B.V.]
In dit kader is ons verzocht de waarde te bepalen van het aandelenbelang van Houdstermaatschappij [N B.V.] in liquidatie in [X verkoopcentrum B.V.]
Uitgangspunt waardebepalingDe waarde is bepaald op basis van een stand-alone situatie. Stand-alone wil zeggen dat de waarde van de onderneming wordt bepaald zonder nieuw beleid, gezien door de financiële bril van een hypothetische koper.Daarnaast is de waarde zowel gebaseerd op basis van een liquidatie als een going concern situatie.
Uitgaande van liquidatie wil zeggen dat de directe opbrengstwaarde van de onderneming wordt berekend.
Uitgaande van going-concern wil zeggen dat de indirecte opbrengstwaarde van de onderneming wordt berekend.(…)WaarderingsdatumHet moment waarop de waarde van het object is berekend is 1 januari 2009.
(…)
3Historische financiële resultaten en prognoses