ECLI:NL:GHSHE:2023:3596

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
20-000438-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzetheling van een gestolen Fiat 500 en het rijden met valse kentekenplaten

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1964 en thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Vught, was in hoger beroep gekomen tegen een eerdere veroordeling voor opzetheling van een gestolen Fiat 500 en het rijden met valse kentekenplaten. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een gevangenisstraf van twee maanden, terwijl de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleitte.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 november 2022 te Eindhoven een gestolen Fiat 500 voorhanden heeft gehad en daarmee heeft gereden, terwijl hij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat het voertuig was voorzien van valse kentekenplaten. De verdachte had geen aannemelijke verklaring voor het bezit van de auto en zijn ontkenning werd als leugenachtig beoordeeld. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetheling en het rijden met een voertuig waarvan hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten door feiten of omstandigheden, en het hof legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op. Tevens werden de in beslag genomen kentekenplaten onttrokken aan het verkeer. De beslissing is gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000438-23
Uitspraak : 13 oktober 2023
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 14 februari 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-015842-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Penitentiaire Inrichting Vught, Vosseveld 2 Huis van Bewaring Regulier.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de inbeslaggenomen kentekenplaten zal onttrekken aan het verkeer.
Namens de verdachte is door diens raadsman primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 november 2022 te Eindhoven, een personenauto, Fiat 500, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 20 november 2022 te Eindhoven als bestuurder van een motorrijtuig, Fiat 500, voorzien van het kenteken [kenteken] , daarmede op de weg, N2, heeft gereden, terwijl hij wist of redelijkerwijze kon vermoeden dat op dat motorrijtuig (een) teken(s) en/of middel(en), te weten valse kentekenplaten, was/waren aangebracht waardoor de herkenning, daaronder begrepen de herkenning met behulp van technische voorzieningen, van het ingevolge artikel 40 van de Wegenverkeerswet 1994 gevoerde kenteken, werd bemoeilijkt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 20 november 2022 te Eindhoven, een personenauto, Fiat 500, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op 20 november 2022 te Eindhoven als bestuurder van een motorrijtuig, Fiat 500, voorzien van het kenteken [kenteken] , daarmede op de weg, N2, heeft gereden, terwijl hij wist dat op dat motorrijtuig tekens, te weten valse kentekenplaten, waren aangebracht waardoor de herkenning, daaronder begrepen de herkenning met behulp van technische voorzieningen, van het ingevolge artikel 40 van de Wegenverkeerswet 1994 gevoerde kenteken, werd bemoeilijkt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman heeft in hoger beroep bepleit dat de verdachte heeft verklaard dat hij niet degene is geweest die op 20 november 2022 te Eindhoven in de gestolen Fiat 500 heeft gereden en is aangehouden door de politie. Derhalve dient de verdachte te worden vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten.
Het hof overweegt als volgt.
Op 20 november 2022 omstreeks 23:45 uur zagen verbalisanten dat een witte Fiat 500 op de openbare weg N2 te Eindhoven de vluchtstrook opreed en daar tot stilstand kwam. Nadat de bestuurder was uitgestapt, vertelde hij dat hij pech had. Hij kon de verbalisanten geen rijbewijs tonen en daarnaar gevraagd toonde hij een kennelijk kapot identiteitsbewijs dat met plakband aan elkaar was geplakt. Aan de hand van de foto op dat identiteitsbewijs werd de identiteit van de bestuurder vastgesteld: er werd een grote gelijkenis vastgesteld en daarbij was opvallend een traanvormige tatoeage onder zijn rechter oog. Voorts gaf de bestuurder op te zijn [verdachte] , geboren [geboortedag] 1964.
Het hof overweegt dat het verweer, dat het niet de verdachte is geweest die heeft gereden, zijn weerlegging vindt in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen. Vervolgens ziet het hof zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de gestolen Fiat 500 wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
In dat kader verwijst het hof naar het arrest van de Hoge Raad van 11 april 2017 (ECLI:NL:HR:2017:652, rov. 2.3.1), Hoge Raad 29 januari 2019 (ECLI:NL:HR:2019:128, rov. 2.3) en Hoge Raad 20 december 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1864, rov. 3.3.1-3.3.4). Overeenkomstig dit arrest betrekt het hof in haar oordeel of sprake is van wetenschap van de herkomst van de Fiat 500 ten tijde van het voorhanden krijgen de volgende omstandigheden:
De omstandigheden waaronder de verdachte op 20 november 2022 de auto kennelijk in zijn bezit had. In dit verband stelt het hof vast dat er twee valse kentekenplaten waren bevestigd op de gestolen Fiat 500 en dat het zekeringenkapje was opengebroken;
Dat niet gebleken is dat de verdachte rechtmatig over de auto beschikte;
Dat de personenauto blijkens de aangifte in een tijdsbestek van ongeveer 3 dagen voorafgaand aan het contact op de vluchtstrook met de verbalisanten, gestolen bleek te zijn in Breda;
Dat de verdachte blijkens de bewijsmiddelen, nadat hij door de verbalisanten was verzocht om voor zijn veiligheid even achter de vangrail te wachten en de verbalisanten hem kort niet in het zicht hielden, met achterlating personenauto van die plaats is weggelopen waarna hij in geen velden of wegen meer te traceren was;
Dat de verdachte een kennelijk leugenachtige verklaring heeft afgelegd omtrent het op 20 november 2022 te Eindhoven voorhanden hebben van een door misdrijf verkregen personenauto en het met die personenauto rijden terwijl deze was voorzien van valse kentekenplaten. De verdachte heeft immers verklaard dat hij in het geheel niet betrokken is geweest bij de tenlastegelegde feiten, omdat hij ten tijde van die identiteitscontrole van de bestuurder van de op de vluchtstrook staande Fiat 500, niet de bestuurder was van die personenauto. Deze verklaring wordt naar het oordeel van het hof weerlegd door de bewijsmiddelen. Het hof beoordeelt de door de verdachte in dezen afgelegde verklaring als kennelijk leugenachtig en afgelegd om de waarheid te verhullen, te weten dat hij wist dat hij in een van misdrijf afkomstige auto reed.
Deze verklaring van de verdachte acht het hof kennelijk leugenachtig op grond van:
a. a) het proces-verbaal van bevindingen van de op 20 november 2022 te Eindhoven door onder andere verbalisant [verbalisant] plaatsgevonden controle van de identiteit van de verdachte,
b) het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] betreffende het horen van verdachte op 2 december 2022, waarin is opgenomen dat verdachte door de verbalisant wordt herkend als dezelfde man die hij op 20 november 2022 voor zich had, en dat hij hem herkende aan de traanvormige tatoeage bij het oog en de verdachte zijn bij de eerdere controle overgelegde identiteitskaart herkent als die van hem, en
c) de in het dossier aanwezige foto op de ID-staat van de verdachte, waar duidelijk het herkenningsteken (de traanvormige tatoeage bij het oog) op het gezicht van de verdachte is te zien.
Daarnaast heeft de verdachte met de ontkenning te hebben gereden in de Fiat 500 tevens geen opheldering willen geven over de omstandigheid dat hij de personenauto, welke was voorzien van valse kentekenplaten en waarvan het zekeringenkastje was verbroken, voorhanden had, terwijl niet kon blijken dat hij daarover rechtmatig beschikte.
De verdachte heeft daarmee voorts geen enkele (aannemelijke) verklaring gegeven omtrent de (rechtmatige) verkrijging van die auto of de omstandigheden waaronder hij die auto voorhanden heeft gekregen.
Op grond van het hiervoor overwogene acht het hof het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 20 november 2022 te Eindhoven een door misdrijf verkregen personenauto voorhanden heeft gehad en dat het niet anders kan dan dat de verdachte ook ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof, alsmede dat de verdachte heeft gereden met die personenauto terwijl hij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat deze auto was voorzien van valse kentekenplaten.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

opzetheling

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel art 41, eerste lid aanhef en onder b jo, artikel 41, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een gestolen personenauto en het besturen van deze auto met twee valse kentekenplaten daarop. De heling van gestolen goederen leidt ertoe dat de plegers van diefstal van die goederen – doorgaans geldelijk – voordeel kunnen trekken uit de door hen gepleegde diefstallen. Heling houdt derhalve de vermogenscriminaliteit in stand, terwijl deze vermogensdelicten leiden tot financiële schade en overlast voor de eigenaren van de weggenomen goederen.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 augustus 2023, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat hij de verdachte ook bijstaat in een strafzaak die binnenkort op zitting staat en waarin het Openbaar Ministerie voornemens is om de ISD-maatregel te vorderen. De raadsman heeft het hof verzocht hier rekening mee te houden bij de strafoplegging.
Alles overziende kan naar het oordeel van het hof, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de Justitiële Documentatie van de verdachte, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van 2 maanden met zich brengt. Dat tegen de verdachte een strafzaak aanhangig is waarin volgens de raadsman de ISD-maatregel gevorderd gaat worden door het Openbaar Ministerie, maakt dit niet anders.
Beslag
De hierna te noemen in beslaggenomen en nog niet teruggegeven kentekenplaten, met betrekking tot welke het onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c 57, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 41, 177 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 2 STK Kentekenplaat.
Aldus gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. A.R. Hartmann en mr. P.J.D.J. Muijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 13 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.J.D.J. Muijen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.