3.2.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) Limburg Recycling houdt zich bezig met handel in en bemiddeling van secundaire grondstoffen en bijproducten voor voornamelijk staalfabrieken en gieterijen en aanverwante eindverwerkende industrie.
b) D-Commerce handelt onder de naam D-Steel. Zij richt zich op de handel in oud ijzer, metalen en kunststoffen.
c) [de B.V.] (hierna: [de B.V.] ) is afnemer van D-Commerce. Limburg Recycling en D-Commerce hebben sinds april 2019 samengewerkt. In het kader van die samenwerking kocht D-Commerce vuilverbrandingsschroot van Limburg Recycling, die dit schroot vervolgens in opdracht van D-Commerce op het terrein van [de B.V.] afleverde. Limburg Recycling en D-Commerce gingen per levering een overeenkomst aan, waarbij er per overeenkomst een prijs werd afgesproken voor een bepaalde te leveren kwaliteit.
d) Op 1 maart 2021 hebben partijen een overeenkomst gesloten voor de levering van circa 200.000 kilo vuilverbrandingsschroot door Limburg Recycling aan D-Commerce tegen een prijs van € 190,00 per ton. Aflevering diende te geschieden binnen 4 weken bij [de B.V.] . Op 2 maart 2021 hebben partijen opnieuw een overeenkomst gesloten voor de levering van circa 200.000 kilo vuilverbrandingsschroot door Limburg Recycling aan D-Commerce tegen een prijs van € 190,00 per ton. Ook deze aflevering diende te geschieden binnen 4 weken bij [de B.V.] . Deze overeenkomst is op schrift gesteld door Limburg Recycling (inleidende dagvaarding, productie 3). In de overeenkomst is onder het kopje ‘Materiaalomschrijving’ vermeld: ‘VVS grof’.
e) In verband met de uitvoering van de overeenkomst heeft Limburg Recycling in maart een aantal ladingen vuilverbrandingsschroot bij [de B.V.] afgeleverd. Van de aflevering zijn door [de B.V.] weegbonnen opgemaakt (inleidende dagvaarding, productie 5). In verband met deze levering heeft Limburg Recycling de volgende facturen verzonden aan D-Commerce:
factuurnummer datum bedrag
[factuurnummer 1] 09-04-2021 € 11.525,40;
[factuurnummer 2] 20-04-2021 € 10.396,80;
[factuurnummer 3] 28-04-2021 € 4.457,40.
f) D-Commerce heeft de facturen niet voldaan.
g) In een Whatsapp-bericht van 17 maart 2021 om 17:21 uur heeft [persoon] van Limburg Recycling (hierna: [persoon] ) het volgende bericht aan [naam] van D-Commerce (hierna: [naam] ) (conclusie van antwoord, productie 3):
“Ha [naam] , krijg je voor die normale vvs nog 180/t voor elkaar? Dan kan ik misschien nog 100 ton 200 ton kopen namelijk. Gr [persoon] ”
h) Op 18 maart 2021 om 07:26 uur heeft [persoon] per Whatsapp het volgende aan [naam] bericht (conclusie van antwoord, productie 3):
“Goedemorgen [naam] , wil je eens vragen in [plaats] voor een vaste prijs zonder aftrek voor de vvs grof plus die we nu geleverd hebben? Ze kennen de kwaliteit nu toch. Bedankt [persoon] ”
En om 08:29 uur die dag schrijft [persoon] per Whatsapp (conclusie van antwoord, productie 3):
“Ha [naam] , wil je vragen wanneer we die vracht kunnen terugladen bij [de B.V.] dan? Ik zou die liefste morgen of uiterlijk maandag willen wegladen dan.”
i. i) Op 24 maart 2021 schrijft Limburg Recycling in een e-mail aan D-Commerce (productie 4 van D-Commerce in de procedure in eerste aanleg):
“Gisteren is er een afgekeurde vracht bij jullie opgehaald”.
Daarop antwoordt (Didi Wevers van) D-Commerce (productie 4 van D-Commerce in de procedure in eerste aanleg):
“Dit klopt inderdaad. De laatste vrachten waren dusdanig slecht van kwaliteit dat ze er in [plaats] nog naar moeten kijken hoe ermee wordt omgegaan. We komen hier zsm op terug.”
j) In een e-mail van 5 mei 2021 schrijft [naam] aan [persoon] (productie 4 van D-Commerce in de procedure in eerste aanleg):
“We hebben inderdaad afgelopen vrijdag telefonisch overleg gehad. Jij zou zelf ook nadenken over een oplossing, blijkbaar gaat het dat niet worden en leg je het nu volledig bij mij neer. Ik wil dat het materiaal opgehaald word, zoals ik vrijdag ook heb aangegeven. Het geleverde materiaal komt niet in de buurt van het materiaal waarvoor we het contract hebben afgesloten (VVS Grof). Dit was ook bekend bij jou”.
k) Bij brieven van 9 en 25 juni 2021 van de gemachtigde van Limburg Recycling is D-Commerce gesommeerd om de facturen te voldoen (inleidende dagvaarding, productie 6). Bij brief van 6 augustus 2021 heeft de advocaat van Limburg Recycling voor een laatste keer D-Commerce in de gelegenheid gesteld om de facturen vrijwillig te voldoen (inleidende dagvaarding, productie 7).
3.3.1.In de onderhavige procedure vordert Limburg Recycling in conventie om D-Commerce bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen:
a. a) om aan Limburg Recycling te betalen een bedrag van € 26.379,60, zijnde de hoofdsom, te, vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de betreffende facturen, althans vanaf 24 juni 2021, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot en met de dag der algehele voldoening;
b) om aan Limburg Recycling te betalen een bedrag van primair € 3.956,94, subsidiair
€ 1.038,80, zijnde de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening;
c) in de kosten van de procedure, waaronder begrepen de nakosten forfaitair begroot op
€ 163,00 zonder betekening en verhoogd met € 85,00 in geval van betekening, zulks onder bepaling dat deze kosten rentedragend zullen zijn naar het percentage van de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis zijn voldaan.
3.3.2.Aan deze vordering heeft Limburg Recycling, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Partijen hebben op 1 en op 2 maart 2021 een overeenkomst gesloten tot levering van in totaal 400.000 kilo vuilverbrandingsschroot aan D-Commerce, welk schroot diende te worden afgeleverd bij [de B.V.] . Limburg Recycling heeft de afgesproken hoeveelheid schroot bij [de B.V.] afgeleverd. De leveringen zijn door Limburg Recycling gefactureerd bij D-Commerce. Deze heeft de drie facturen waarvan thans betaling wordt gevorderd, onbetaald gelaten.
3.3.3.D-Commerce heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Volgens haar voldeed de kwaliteit van het geleverde niet aan de overeenkomst. Partijen waren overeengekomen dat schoon materiaal zou worden geleverd. De overeengekomen prijs was ook afgestemd op de levering van ‘goed materiaal’. Na de levering van de eerste ladingen bleek dat het geleverde schroot van mindere kwaliteit was. Partijen hebben vervolgens een aanvullende afspraak gemaakt (hierna: de aanvullende afspraak) die inhield dat het geleverde vuilverbrandingsschroot, nadat de bestelde 400 ton schroot volledig was afgeleverd, zou worden uitgezeefd. Naar rato van de hoeveelheid uitgezeefd vuil kon D-Commerce vervolgens een bedrag in mindering brengen op de overeengekomen prijs (door partijen ‘vuilaftrek’ genoemd). Van de geleverde 400 ton bleek uiteindelijk een hoeveelheid van 157 ton vervuild. D-Commerce heeft uiteindelijk een bedrag van € 58.146,20 aan Limburg Recycling voldaan. Wegens de overeengekomen vuilaftrek behoeft zij de openstaande facturen niet te voldoen.
3.4.1D-Commerce heeft in onderhavige procedure in reconventie gevorderd:
primair:
a. a) om Limburg Recycling te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 8.707,50 aan gedaagde, althans een zodanig bedrag aan gedaagde te voldoen als de rechtbank Oost-Brabant in dezen in goede justitie juist en billijk acht, te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf 9 september 2021, althans vanaf een zodanige datum als de rechtbank Oost-Brabant in goede justitie juist en billijk acht, tot aan de dag der algehele voldoening;
b) Limburg Recycling te veroordelen om aan gedaagde te voldoen een bedrag van € 810,38, zijnde de buitengerechtelijke kosten, althans een zodanig bedrag aan gedaagde te voldoen als de rechtbank Oost-Brabant in goede justitie juist en billijk acht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, althans vanaf een zodanige datum als de rechtbank Oost-Brabant in goede justitie juist en billijk acht;
c) Limburg Recycling te veroordelen in de proceskosten en nakosten van deze procedure.
d) eiseres te veroordelen tot betaling van een bedrag aan gedaagde van € 12.157,90, althans een zodanig bedrag aan gedaagde te voldoen als de rechtbank Oost-Brabant in dezen in goede justitie juist en billijk acht, te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf 9 september 2021, althans vanaf een zodanige datum als de rechtbank Oost-Brabant in goede justitie juist en billijk acht, tot aan de dag der algehele voldoening;
e) eiseres te veroordelen om aan gedaagde te voldoen een bedrag van € 896,58, zijnde de buitengerechtelijke kosten, althans een zodanig bedrag aan gedaagde te voldoen als de rechtbank Oost-Brabant in goede justitie juist en billijk acht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, althans vanaf een zodanige datum als de rechtbank Oost-Brabant in goede justitie juist en billijk acht;
f) Limburg Recycling te veroordelen in de proceskosten en nakosten van deze procedure.
3.4.2D-Commerce heeft aan haar vorderingen in reconventie het volgende ten grondslag gelegd.
De aanvullende afspraak die partijen hebben gemaakt, hield ook in dat Limburg Recycling na het uitzeven van de volledige levering het uitgezeefde vuil zou komen afhalen. Limburg Recycling heeft echter nagelaten het uitgezeefde vuil af te halen. De kosten die D-Commerce heeft moeten maken voor het zeven van het materiaal en de afvoer van het vervuilde materiaal vormen een schade waarvoor Limburg Recycling aansprakelijk is. Die schade kan als volgt worden begroot:
- zeefkosten van 439 ton a € 10,00 per ton € 4.390,00;
- afvoerkosten 157 ton vervuild materiaal a € 27,50 per ton
- totaal € 8.707,50.
Bij e-mail van 26 augustus 2021 van (de raadsvrouw van) D-Commerce is Limburg Recycling in de gelegenheid gesteld om de vervangende schadevergoeding te voldoen. Hieraan is niet voldaan, zodat Limburg Recycling in ieder geval vanaf 9 september 2021 in verzuim is.
De subsidiaire vordering is ingesteld voor het geval de vordering in conventie zou worden toegewezen. In dat geval heeft D-Commerce, zo stelt zij, in totaal € 3.450,40 teveel aan Limburg Recycling voldaan.
3.4.3Limburg Recycling heeft tegen de vorderingen in reconventie gemotiveerd verweer gevoerd. Zij voert, samengevat, aan dat:
- de leveringen aan de overeenkomst beantwoordden;
- de door D-Commerce gestelde aanvullende afspraak niet is gemaakt;
- Limburg Recycling niet door D-Commerce in gebreke is gesteld, zodat er geen sprake is van verzuim en D-Steel de gestelde schade niet op Limburg Recycling kan verhalen;
- verrekening op grond van de algemene voorwaarden is uitgesloten;
- niet is gebleken dat de gestelde afvoerkosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
3.5.1.In het tussenvonnis van 26 januari 2022 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast.
3.5.2In het mondelinge eindvonnis van 29 november 2022 heeft de rechtbank de vorderingen in conventie toegewezen en die in reconventie afgewezen. D-Commerce is in conventie en in reconventie in de proceskosten veroordeeld.