ECLI:NL:GHSHE:2023:3521

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
200.308.613_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van geleverde rolscherm als garagedeur en ontbinding koopovereenkomst

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [geïntimeerde] en [De V.O.F.] over de levering van een rolscherm dat als garagedeur zou dienen. Op 9 september 2020 werd mondeling een overeenkomst gesloten waarbij [De V.O.F.] een rolscherm zou leveren en plaatsen in de garage van [geïntimeerde] voor een bedrag van € 3.500,00. Na de plaatsing op 31 oktober 2020 bleek dat het rolscherm niet voldeed aan de verwachtingen van [geïntimeerde], omdat de geleiders zichtbaar waren en het rolscherm niet stevig genoeg was. Na klachten en correspondentie tussen partijen, heeft [geïntimeerde] op 12 april 2021 de overeenkomst ontbonden, omdat [De V.O.F.] niet had geleverd wat was afgesproken. In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat [De V.O.F.] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat het geleverde rolscherm niet voldeed aan de eisen van conformiteit zoals bedoeld in artikel 7:17 BW. Het hof heeft de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, inclusief de terugbetaling van het betaalde bedrag en de buitengerechtelijke kosten. De grieven van [De V.O.F.] zijn verworpen en het vonnis van de rechtbank is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.308.613
arrest van 24 oktober 2023
in de zaak van
I.
[De V.O.F.]
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna te noemen:
[De V.O.F.],
[appellant]en
[appellante], gezamenlijk:
[appellanten],
advocaat: mr. H.S. Memelink te Zevenbergen, gemeente Moerdijk,
tegen
[geïntimeerde], handelende onder de naam
[handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen:
[geïntimeerde],
geïntimeerde.
advocaat: mr. S.M. Depmann te Amsterdam,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 31 mei 2022 op het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda van 22 december 2021.

5 Het verdere verloop van de procedure

5.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 31 mei 2022, waarbij een mondelinge behandeling na aanbrengen is bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen op 27 september 2022;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met producties;
- de akte uitlating producties van [De V.O.F.] ;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] .
5.2.
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

6.De vaststaande feiten

6.1.1. Tussen [geïntimeerde] en [De V.O.F.] is op 9 september 2020 mondeling een overeenkomst gesloten waarbij [De V.O.F.] een rolscherm, bestaande uit lamellen, levert en plaatst als garagedeur in de garage van [geïntimeerde] tegen betaling door [geïntimeerde] van een bedrag van € 3.500,00. Op dat moment zat er ook een oprolbaar scherm, bestaande uit lamellen, als garagedeur in de garage van [geïntimeerde] .
6.1.2. [De V.O.F.] heeft bij e-mail van 10 september 2020 voor [geïntimeerde] een bestelling geplaatst bij een leverancier:
“Gaarne bestellen:
CD 200 rolluik met RTS motor aan de rechterzijde.
Rolluik compleet wit uitvoeren (lamel, kast, geleiders)
Afmeting rolluik Breed 2500 x hoog 2600.
Totaal leveren met 3 afstandbedieningen.”
6.1.3. Op 31 oktober 2020 heeft [De V.O.F.] het bestelde rolscherm (een Alulux CD 200 rolluik) geplaatst. Na het plaatsen staken de geleiders van het rolscherm ongeveer 1,5 tot 3 cm buiten het metselwerk uit.
6.1.4. [geïntimeerde] heeft na de plaatsing van de garagedeur direct geklaagd bij [De V.O.F.] over het uitsteken van de geleiders buiten het metselwerk, over de deukjes en gaatjes in de onderste lamel en over het zonder overleg monteren van een kast aan de muur.
6.1.5. [De V.O.F.] heeft op 3 november 2020 de garagedeur opgehaald.
6.1.6. Bij e-mail van 4 november 2020 om 11.59 uur heeft [De V.O.F.] aan [geïntimeerde] bericht:
“(…) Nieuw rolluik is besteld, als deze binnen komt bel ik u op voor een afspraak om te monteren.”
6.1.7. Bij e-mail van diezelfde datum heeft [geïntimeerde] daarop geantwoord:
“(…) Overleg mbt een nieuw te bestellen deur zou ook wederom op zijn
plaats zijn geweest (...).
"
6.1.8. Bij email van 4 november 2020 om 12:55 uur heeft [De V.O.F.] daarop het volgende gereageerd:
"(… ) Ik zou kijken naar een oplossing en die heb ik gevonden in de zin
van een nieuw rolluik, wat is hieraan te overleggen? Het kost jullie niets extra en het wordt
opgelost zoals jullie het willen, geleiders en bak niet in het zicht. (..).
"
6.1.9. [geïntimeerde] heeft bij e-mail van 5 november 2020 aan [De V.O.F.] bericht:
"(...) Ik wil graag van je weten wat voor een roldeur je nu precies gaat leveren
(hoe groot zijn de lamellen, de kleur van de roldeur, kwaliteit van de stangen en hoe breed
de deur is/ of de stangen uit het zicht gewerkt worden, zoals het ook was etc.). Daarnaast
willen we je ook vragen of het kastje weer uit het zicht kan zoals het bij onze vorige roldeur
ook het geval was. De roldeur in de bestaande situatie had geen onder strook en geen functie
voor beveiliging. Doordat het beveiligingskastje wordt verplaatst zitten er tevens 4 gaatjes in
de onderste lamel, ook dit hebben we liever niet. (...). "
6.1.10. Op 5 november 2020 om 19.08 uur heeft [De V.O.F.] het volgende e-mailbericht aan [geïntimeerde] gestuurd:
"Ik kan u leveren een rolluik met de afmeting 2500 breed en 2600 hoog in de kleur creme-wit, ook dit is de kleur die het oude rolluik had.
De geleiders (of stangen zoals u ze noemt) zullen geheel uit het zicht geplaatst worden, zoals
in de oude situatie. (...).”
6.1.11. Bij e-mail van 6 november 2020 heeft [De V.O.F.] aan [geïntimeerde] bericht:
"Ik heb nog niets van u vernomen maar neem aan dat het rolluik wat ik besteld heb
voor uw garagedeur, welke ik gisteren 5-11-2020 per mail aan u hebt gespecificeerd
accoord is. (…). "
6.1.12. [geïntimeerde] heeft hierop bij e-mail van 7 november 2020 geantwoord:
"Beste [appellant] , het rolluik mag besteld worden. (…).”
6.1.13. Het rolluik (een Alulux CD 942 rolluik) heeft [De V.O.F.] op 12 december 2020 geplaatst.
6.1.14. [geïntimeerde] heeft op 5 januari 2021 de factuur van [De V.O.F.] van 12 december 2020 betaald.
6.1.15. Op 21 januari 2021 is na een storm schade aan het rolluik ontstaan.
6.1.16. [geïntimeerde] heeft dit gemeld bij haar verzekering.
6.1.17. Op 2 februari 2021 is via de firma [X keukens & Montage] een noodreparatie uitgevoerd door de [X B.V.] .
6.1.18. Door [X B.V.] en de door de verzekeringsmaatschappij ingeschakelde expert Dekra Experts is opgemerkt dat het rolluik niet als garagedeur te gebruiken is omdat dit niet stevig genoeg is. Dekra heeft in haar rapportage van 17 februari 2021 vermeld:
"Volgens een hersteller welke door verzekerde is ingeschakeld is de geplaatste rolpoort niet
te gebruiken als garagedeur, dit betreft namelijk een rolluik welke niet stevig genoeg is. Wij
achten deze verklaring aannemelijk."
6.1.19. Bij e-mail van 4 februari 2021 heeft [geïntimeerde] [De V.O.F.] in kennis gesteld van de schade aan het rolluik door een storm op 21 januari 2021. Zij heeft daarbij aangegeven dat door de expert is geconstateerd dat er geen roldeur is geleverd maar een rolluik en voorts dat wat [De V.O.F.] heeft geleverd niet hetgeen is wat [De V.O.F.] had beloofd te leveren. [geïntimeerde] heeft [De V.O.F.] ten slotte gevraagd om dit op te lossen.
6.1.20. Vervolgens hebben partijen gecommuniceerd over een oplossing. Dit heeft niet tot een resultaat geleid;
6.1.21. Bij brief van 25 maart 2021 heeft de (toenmalige) gemachtigde van [geïntimeerde] [De V.O.F.] in gebreke gesteld en verzocht dan wel gesommeerd om binnen 8 dagen contact op te nemen met [geïntimeerde] om het rolluik vervolgens binnen drie weken te vervangen door een roldeur.
6.1.22. Bij brief van 12 april 2021 heeft de (toenmalige) gemachtigde van [geïntimeerde] namens [geïntimeerde] de overeenkomst met [De V.O.F.] ontbonden.

7.De procedure in eerste aanleg

7.1.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg, voor zover van belang, samengevat, (in conventie) gevorderd:
- een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst tussen [geïntimeerde] [De V.O.F.] op 12 april 2021 is ontbonden;
- veroordeling van [De V.O.F.] tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag
van € 3.500,00, te vermeerderen met wettelijke rente;
- veroordeling van [De V.O.F.] tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van
€ 475,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- veroordeling van [De V.O.F.] in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijk rente, en de nakosten.
7.2.
[De V.O.F.] heeft hiertegen verweer gevoerd.
7.3.
Bij eindvonnis van 22 december 2021 heeft de rechtbank de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen en [De V.O.F.] veroordeeld in de proceskosten.

8.De procedure in hoger beroep

8.1.
[De V.O.F.] richt zes grieven tegen voornoemd vonnis en vordert vernietiging van dit vonnis, alsnog afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] en [geïntimeerde] , kort gezegd, te veroordelen om aan [De V.O.F.] terug te betalen wat zij op grond van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft betaald, te vermeerderen met wettelijke rente.
8.2.
[geïntimeerde] bestrijdt de grieven van [De V.O.F.] en concludeert tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.

9.De beoordeling in hoger beroep

9.1.
Met haar grieven legt [De V.O.F.] het geschil (in conventie) in volle omvang aan het hof voor. Het hof zal de grieven dan ook gezamenlijk behandelen.
Grondslag vordering
9.2.
[geïntimeerde] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [De V.O.F.] door het niet leveren van een rolpoort als garagedeur dan wel door het niet leveren van een deugdelijke rolpoort/rolluik als garagedeur tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen tegenover [geïntimeerde] . [geïntimeerde] stelt voorts dat [De V.O.F.] , nadat zij op de tekortkoming is gewezen, niet is overgegaan tot levering, herstel of vervanging van de roldeur en daarom in verzuim is komen te verkeren, zodat [geïntimeerde] bevoegd was de overeenkomst tussen partijen te ontbinden.
Wat mocht [geïntimeerde] op grond van de overeenkomst verwachten?
9.3.
Tussen partijen is in hoger beroep niet in geschil dat de door hen gesloten overeenkomst is aan te merken als een koopovereenkomst en dat [geïntimeerde] de overeenkomst als consument heeft gesloten. Op grond van artikel 7:17 BW moet de geleverde zaak aan de overeenkomst beantwoorden (conformiteit). Een afgeleverde zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst als zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten (non-conformiteit).
9.4.
Vast staat dat [De V.O.F.] en de partner van [geïntimeerde] namens [geïntimeerde] op 9 september 2020 mondeling zijn overeengekomen dat [De V.O.F.] een garagedeur zou plaatsen in rolvorm met lamellen. Tussen partijen is niet in geschil dat het door [De V.O.F.] te leveren en te plaatsen rolscherm moest dienen als garagedeur. Gelet hierop mocht [geïntimeerde] verwachten dat het te leveren rolscherm de eigenschappen bezat die voor een normaal gebruik als garagedeur nodig zijn en waarvan zij de eigenschappen niet behoefde te betwijfelen. Dit wordt ook niet door [De V.O.F.] betwist
9.5.
Uit hetgeen [De V.O.F.] zelf in eerste aanleg bij (aanvullende) conclusie van antwoord naar voren heeft gebracht, volgt dat [De V.O.F.] aan de partner van [geïntimeerde] een ‘rolpoort’ heeft geadviseerd met dikkere en hogere lamellen, zwaardere geleiders en afrol- en obstakelbeveiliging en daarbij heeft aangegeven dat de kosten daarvan € 3.500,00 bedragen. Daarmee is de partner van [geïntimeerde] namens [geïntimeerde] akkoord gegaan. Hieruit volgt dat [geïntimeerde] op grond van de op 9 september 2020 gesloten overeenkomst een rolscherm mocht verwachten dat geschikt was als garagedeur en de kwaliteit had die [De V.O.F.] bij het aangaan van de overeenkomst had toegezegd.
Beantwoordt het geleverde en geplaatste rolscherm aan de tussen partijen gesloten overeenkomst?
9.6.
[De V.O.F.] heeft op 10 september 2020 bij de leverancier een Alulux CD 200 rolluik besteld en dit op 31 oktober 2020 in de garage van [geïntimeerde] geplaatst. Partijen zijn het erover eens dat dit type rolscherm wel geschikt is als garagedeur. De reden waarom [geïntimeerde] na plaatsing hiervan toch heeft geklaagd, is onder meer dat de geleiders van het rolscherm in het zicht stonden waardoor de binnenafmeting van de garagedeur kleiner en de rond gemetselde opening in de garage vierkant is geworden. [De V.O.F.] betwist niet dat [geïntimeerde] mocht verwachten dat de geleiders van de nieuwe garagedeur niet in het zicht zouden komen te staan en dat zij niet hoefde te verwachten dat in afwijking van de bestaande situatie ten tijde van het plaatsen van de bestelling de rond gemetselde opening in de garage vierkant zou lijken. Hiermee staat tussen partijen vast dat [geïntimeerde] hierover terecht heeft geklaagd.
9.7.
Zonder hierover van tevoren met [geïntimeerde] te overleggen, heeft [De V.O.F.] vervolgens het geplaatste rolscherm weggehaald en een nieuw rolscherm voor de garage van [geïntimeerde] besteld, te weten een Alulux CD 942 rolluik. [De V.O.F.] heeft dit rolluik op 12 december 2020 geplaatst. De kantonrechter heeft in eerste aanleg tijdens de descente vastgesteld dat dit rolluik minder brede en dikke lamellen en minder zware en brede geleiders heeft dan het eerste geplaatste rolscherm (de Alulux CD 200) en geen afrol- en obstakelbeveiliging heeft. De kantonrechter heeft op grond hiervan geconcludeerd dat dit rolluik kwalitatief minder is dan het eerste geplaatste rolscherm. [De V.O.F.] betwist dit in hoger beroep niet, althans onvoldoende.
9.8.
[De V.O.F.] voert als verweer dat partijen weliswaar in eerste instantie plaatsing van de Alulux CD 200 zijn overeengekomen, maar dat partijen, nadat deze niet conform de wensen van [geïntimeerde] geplaatst was, een nadere, andere overeenkomst hebben gesloten. Deze nadere overeenkomst hield volgens [De V.O.F.] in dat [De V.O.F.] een rolluik zou leveren dat gelijk was aan het oude rolluik dat voorheen als garagedeur diende. Ter onderbouwing verwijst [De V.O.F.] naar de e-mailcorrespondentie tussen partijen op 5 tot en met 7 november 2020.
9.9.
Anders dan [De V.O.F.] meent, volgt hieruit niet dat partijen nader zijn overeengekomen dat [De V.O.F.] een rolluik gelijk aan het oude rolluik zou leveren en plaatsen, laat staan dat [geïntimeerde] ermee akkoord was dat een ander rolscherm van mindere kwaliteit zou worden geleverd dan het eerste door [De V.O.F.] geplaatste rolscherm. Het hof stelt hierbij voorop dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en een aanvaarding daarvan (artikel 6:217 BW). Hierbij zijn van belang alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. In haar e-mail van 5 november 2020 heeft [geïntimeerde] aan [De V.O.F.] gevraagd wat voor roldeur [De V.O.F.] nu precies ging leveren (grootte lamellen, kleur roldeur, kwaliteit geleiders, breedte deur en of geleiders uit het zicht gewerkt worden, ‘zoals het ook was’) en of het kastje weer uit het zicht kon zoals bij haar vorige roldeur ook het geval was. Het ging er [geïntimeerde] dus om dat het rolscherm op dezelfde wijze in de garage geplaatst zou worden als het oude rolscherm (de geleiders en het kastje buiten het zicht). [De V.O.F.] heeft naar het oordeel van het hof hieruit niet kunnen en mogen afleiden dat [geïntimeerde] een ander rolscherm wilde dan het rolscherm dat [De V.O.F.] als eerste geplaatst heeft. [De V.O.F.] heeft bij e-mail van diezelfde datum geantwoord dat het door haar bestelde rolluik op de door [geïntimeerde] gewenste wijze geplaatst kon worden, maar heeft hierbij niet aangegeven dat het bestelde rolluik een ander type rolscherm was en van een andere kwaliteit dan het eerste geplaatste rolscherm. Ook anderszins kan uit die e-mail niet worden opgemaakt dat het rolscherm een ander scherm zou zijn. Deze e-mail kan dus niet worden gezien als een aanbod van [De V.O.F.] tot het plaatsen van een ander rolscherm van een andere kwaliteit dan het type rolscherm waarover partijen op 9 september 2020 overeenstemming hadden bereikt en [De V.O.F.] in eerste instantie heeft geleverd en geplaatst. Het daarop door [geïntimeerde] gegeven akkoord in haar e-mail van 7 november 2020 had [De V.O.F.] redelijkerwijs ook niet kunnen en mogen begrijpen als een akkoord voor de bestelling van een ander rolscherm. De conclusie is dan ook dat uit hetgeen [De V.O.F.] naar voren brengt niet kan worden geconcludeerd dat partijen een andere, nadere overeenkomst hebben gesloten. [De V.O.F.] was dus nog altijd gehouden om te leveren wat partijen op 9 september 2020 zijn overeengekomen.
9.10.
Het feit dat [geïntimeerde] bij de oplevering van het rolluik niet heeft geklaagd en vervolgens zonder protest de factuur van [De V.O.F.] heeft betaald, maakt dit niet anders. Anders dan [De V.O.F.] meent, bevestigt dit niet dat [geïntimeerde] heeft gekregen wat zij op 7 november 2020 heeft besteld. Niet is in geschil dat het rolluik dezelfde kleur (crème wit) en dezelfde afmeting had als het eerste geplaatste rolscherm en dat het op de door [geïntimeerde] gewenste wijze was geplaatst. Ook al zou zichtbaar zijn geweest dat dit rolluik anders was dan het eerste geplaatste rolscherm, dan had [geïntimeerde] als leek nog niet hoeven te begrijpen dat dit rolluik van andere kwaliteit was dan het eerder geplaatste. Dat dit het geval was, kwam zij pas te weten op het moment dat de schade aan het rolluik als gevolg van de storm werd gerepareerd door [X B.V.] .
9.11.
Daar komt bij dat, zoals hiervoor al overwogen, [geïntimeerde] mocht verwachten dat ook het door [De V.O.F.] op 12 december 2020 geleverde en geplaatste rolscherm (het Alulux CD 942 rolluik) geschikt was om als garagedeur dienen. Dat het rolluik daarvoor niet geschikt was, blijkt naar het oordeel van het hof voldoende uit de door [geïntimeerde] overgelegde stukken. Deze stukken betwist [De V.O.F.] niet of onvoldoende. In zijn e-mail van 7 april 2021 heeft [persoon A] van [X B.V.] , het bedrijf dat de noodreparatie aan het rolluik heeft verricht na de stormschade, aangegeven dat de monteur van [X B.V.] bij de opname van de schade aan de garagedeur op 27 januari 2021 tot zijn verbazing geen rolpoort aantrof maar een voorzetrolluik dat bedoeld is om voor een raam en/of deur te plaatsen en dat het daarom niet verwonderlijk is dat het pantser eruit is gewaaid. [De V.O.F.] betwist niet dat [X B.V.] als handelaar in binnen- en buitenzonwering, rolluiken en garagedeuren als deskundige op dit gebied kan worden aangemerkt. De door de verzekeraar ingeschakelde expert in verband met de stormschade, Dekra, heeft in haar rapportage de verklaring van [X B.V.] (‘de hersteller’, anders dan [De V.O.F.] meent dus niet de firma [X keukens & Montage] ), inhoudende dat het geplaatste rolluik niet is te gebruiken als garagedeur en niet stevig genoeg is, aannemelijk geacht. Tenslotte legt [geïntimeerde] productinformatie over het Alulux CD 200 rolluik en het Alulux CD 942 rolluik over. Deze informatie bevestigt nog eens dat het Alulux CD 200 rolluik bredere en dikkere lamellen heeft dan het Alulux CD 942 rolluik en vermeldt alleen bij het Alulux CD 200 rolluik dat deze geschikt is als rolpoort. Hiertegenover volstaat [De V.O.F.] slechts met de enkele betwisting van de ongeschiktheid van het Alulux CD 942 rolluik. Hij licht niet toe waarom dit rolluik wel geschikt is als garagedeur.
9.12.
Op grond van het bovenstaande komt het hof tot de conclusie dat het door [De V.O.F.] op 12 december 2020 geleverde en geplaatste rolluik niet beantwoordt aan de tussen partijen gesloten overeenkomst. [De V.O.F.] heeft een rolscherm geleverd dat van kwalitatief mindere aard was dan [geïntimeerde] op grond van de overeenkomst mocht verwachten en niet geschikt was als garagedeur. Het hof is dan ook met de kantonrechter van oordeel dat sprake is van non-conformiteit als bedoeld in artikel 7:17 BW.
Verzuim
9.13.
Voor zover [De V.O.F.] aanvoert dat zij niet in verzuim is komen te verkeren, omdat [geïntimeerde] de schade aan het rolluik meteen heeft laten herstellen zonder eerst [De V.O.F.] in de gelegenheid te stellen naar de schade te kijken, gaat het hof hieraan voorbij. Evenals de kantonrechter acht het hof het begrijpelijk dat [geïntimeerde] in eerste instantie ervan uitging dat de schade aan het rolluik na de storm niet aan de kwaliteit van het rolluik lag en dat zij de schade eerst heeft gemeld bij haar verzekeraar en niet bij [De V.O.F.] . Zoals hiervoor overwogen, kwam zij pas na de noodreparatie aan het rolluik erachter dat het rolluik niet de afgesproken kwaliteit had en niet geschikt was als garagedeur (doordat [X B.V.] haar daarop had gewezen). Zij had dat ook niet eerder kunnen weten, omdat zij op dit gebied niet deskundig is. Zoals de kantonrechter heeft overwogen, was de namens [geïntimeerde] aan [De V.O.F.] verstuurde ingebrekestelling van 25 maart 2021 ook niet gericht op herstel van de stormschade aan het rolluik. Deze was gericht op vervanging van het rolluik door het juiste product, zijnde een rolscherm (of zoals in de ingebrekestelling: een rolpoort) dat (die) geschikt is als garagedeur. Hiervoor is al overwogen dat [geïntimeerde] dit op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Nu [De V.O.F.] niet binnen de daarvoor gestelde termijn het rolluik heeft vervangen door het juiste product, is zij in verzuim komen te verkeren.
Conclusie
9.14.
Dit betekent dat sprake is van een tekortkoming van [De V.O.F.] in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Deze tekortkoming rechtvaardigt naar het oordeel van het hof ontbinding van de overeenkomst, zodat [geïntimeerde] bevoegd was om de overeenkomst tussen partijen te ontbinden (artikel 6:265 BW). Dit betekent dat [geïntimeerde] de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden bij brief van 12 april 2021. Hierdoor is voor [De V.O.F.] een verbintenis ontstaan tot ongedaanmaking: terugbetaling van het van [geïntimeerde] ontvangen bedrag van € 3.500,00 (artikel 6:271 BW).
9.15.
Aan het bewijsaanbod van [De V.O.F.] gaat het hof voorbij, omdat [De V.O.F.] geen feiten en omstandigheden stelt die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Aan tegenbewijslevering wordt evenmin toegekomen, aangezien [De V.O.F.] onvoldoende gemotiveerd verweer voert.
9.16.
Uit het voorgaande volgt dat de door [geïntimeerde] gevorderde verklaring voor recht en veroordeling tot betaling van het bedrag van € 3.500,00 toewijsbaar is. Dit geldt eveneens voor de over dat bedrag gevorderde wettelijke rente, aangezien [geïntimeerde] daartegen geen afzonderlijk verweer voert.
9.17.
Ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar, aangezien [De V.O.F.] in hoger beroep evenmin betwist dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en het bedrag is berekend op grond van de bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten behorende staffel.

10.De slotsom

10.1.
Uit het bovenstaande volgt dat alle grieven falen en dat het bestreden vonnis dus zal worden bekrachtigd. De vordering van [De V.O.F.] om [geïntimeerde] te veroordelen tot terugbetaling van wat [De V.O.F.] op grond van het bestreden vonnis aan haar heeft voldaan komt dus niet voor toewijzing in aanmerking.
10.2.
[De V.O.F.] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit hoger beroep. Deze begroot het hof aan de zijde van [geïntimeerde] op € 343,00 aan griffierecht en op € 1.254,00 aan salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (1,5 punt [memorie van antwoord 1, antwoordakte 0,5] maal tarief I).

11.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van 22 december 2021;
veroordeelt [De V.O.F.] in de kosten van dit hoger beroep en begroot deze aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden op € 343,00 aan griffierecht en op € 1.254,00 aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. E. Loesberg, O.G.H. Milar en J.G.J. Rinkes en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 oktober 2023.
griffier rolraadsheer