Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
hierna te noemen: de bewindvoerder.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
I. het bewind over de rechthebbende met ingang van 21 april 2023 wordt opgeheven.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een tussenbeschikking van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij het bewind over de rechthebbende was ingesteld. De rechthebbende, geboren in Zaïre, was onder bewind gesteld vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand. De kantonrechter had op 21 april 2023 de beslissing op het verzoek tot opheffing van het bewind aangehouden tot na ontvangst van een gezamenlijk verslag van de rechthebbende en de bewindvoerder over het verloop van een zelfredzaamheidstraject. De rechthebbende was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft op 24 augustus 2023 een mondelinge behandeling gepland, maar deze is niet doorgegaan. Partijen hebben ingestemd met een schriftelijke behandeling van de ontvankelijkheidskwestie. De rechthebbende heeft zijn standpunt over de ontvankelijkheid schriftelijk ingediend, terwijl de bewindvoerder geen standpunt heeft ingenomen. Het hof heeft vervolgens overwogen dat op grond van artikel 358 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hoger beroep van tussenbeschikkingen slechts tegelijk met de eindbeschikking kan worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald.
Het hof concludeert dat de bestreden beschikking een zuivere tussenbeschikking is en dat er geen eind is gemaakt aan het verzoek van de rechthebbende. De rechthebbende heeft niet aangetoond dat de kantonrechter toestemming heeft gegeven voor tussentijds hoger beroep. Daarom heeft het hof de rechthebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek in hoger beroep. De beslissing is op 12 oktober 2023 openbaar uitgesproken door het hof in aanwezigheid van de griffier.