ECLI:NL:GHSHE:2023:3084

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
200.308.372_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en mededelingsplicht in geval van joyriding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een geschil tussen een verzekerde, aangeduid als [appellant], en zijn verzekeraar, Ansvar Verzekeringsmaatschappij N.V. De kern van het geschil betreft de vraag of de verzekerde zijn mededelingsplicht heeft geschonden na een aanrijding op 6 mei 2020, waarbij zijn Mercedes betrokken was. De aanrijding vond plaats met een Kia, bestuurd door [persoon A]. Na het ongeval verlieten de bestuurder en passagier van de Mercedes de plaats van het ongeval, wat leidde tot vragen over de aansprakelijkheid en de dekking van de verzekering.

De rechtbank Limburg had eerder in deze zaak geoordeeld dat de verzekerde zijn informatieplicht had geschonden, wat leidde tot een veroordeling tot betaling aan Ansvar. In hoger beroep voerde de verzekerde aan dat hij niet de bestuurder was van de Mercedes en dat hij wel degelijk aan zijn informatieplicht had voldaan. Het hof oordeelde echter dat de verzekerde onvoldoende bewijs had geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. Het hof concludeerde dat Ansvar in haar redelijk belang was geschaad door het niet voldoen aan de informatieplicht door de verzekerde, waardoor Ansvar gerechtigd was om de schadevergoeding te verhalen op de verzekerde.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke kosten, die niet toewijsbaar werden geacht. De proceskosten van het hoger beroep werden toegewezen aan Ansvar, en het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak benadrukt het belang van de mededelingsplicht van de verzekerde en de gevolgen van het niet nakomen daarvan in het verzekeringsrecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.308.372/01
arrest van 26 september 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. M.F.E. Sprenkels,
tegen
de naamloze vennootschap
Ansvar Verzekeringsmaatschappij N.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Ansvar,
advocaat: G.M. Volkerink.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 15 december 2021 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht vonnis gewezen (zaak- / rolnummer: 9449152/ CV EXPL 21-4435). In dat vonnis staat hoe de procedure bij de rechtbank is verlopen.
1.2.
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 14 maart 2022;
  • het tussenarrest van 5 juli 2020;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord, met productie 19;
  • de akte aanbod getuigenbewijs en overlegging productie van [appellant] , met 1 productie;
  • de antwoordakte van Ansvar met producties 20 t/m 22.
1.3.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

2.De feiten

2.1.
Op 6 mei 2020 vond in [plaats] een aanrijding plaats. Bij deze aanrijding waren betrokken: een Kia bestuurd door [persoon A] en een Mercedes die eigendom is van [appellant] . De Mercedes reed tegen de verkeersrichting in op de weghelft van [persoon A] en reed daarbij tegen de auto van [persoon A] , waardoor die auto werd beschadigd. Na de aanrijding hebben de bestuurder en de passagier van de Mercedes de plaats van het ongeval te voet verlaten. Hun identiteit is niet vastgesteld.
2.2.
Ansvar is de WAM-verzekeraar van [appellant] . AssuON Assuradeuren is de gevolmachtigde verzekeringstussenpersoon van Ansvar.
2.3.
De toepasselijke polisvoorwaarden van de verzekering van [appellant] houden – voor zover hier relevant – in:
“[…]
1.9
Algemene verplichtingen bij schade
[…]
Schade-informatieplicht
U bent bij (een gebeurtenis die kan leiden tot) schade verplicht om ons binnen een redelijke termijn alle inlichtingen en stukken te verschaffen die van belang zijn om de schadevergoedingsplicht te beoordelen.
[…]
Sanctie bij niet nagekomen verplichtingen
- Als u één of meer verplichtingen bij schade niet nakomt en wij daardoor in onze belangen worden geschaad, hebt u geen recht op uitkering van de schade. [….]”
2.4.
[persoon A] heeft voor zijn auto een WAM verzekering met cascodekking afgesloten bij De Vereende N.V.
2.5.
De Vereende heeft een bedrag van € 13.258,74 gevorderd van Ansvar. Volgens De Vereende heeft de bestuurder van de Mercedes de hiervoor beschreven verkeersfout gemaakt en daardoor het ongeluk veroorzaakt. Ansvar heeft een bedrag van € 12.297,84 uitbetaald aan De Vereende.
2.6.
[appellant] heeft telefonisch aan [persoon B] , een door AssuON Assuradeuren ingeschakelde tussenpersoon, meegedeeld dat hij niet de bestuurder was van de Mercedes-Benz, maar dat deze vermoedelijk is gebruikt voor joyriding.
2.7.
Bij brief van 5 juni 2020 heeft [persoon B] [appellant] verzocht om een uitgebreide lezing van wat er is gebeurd, gevraagd of de dader geweld heeft gebruikt om toegang tot de auto te krijgen en gevraagd naar de aangifte bij de politie van joyriding/oneigenlijk gebruik van de auto en naar bewijs dat [appellant] in Berlijn was ten tijde van de schade.
2.8.
Bij email van 29 juni 2020 heeft [persoon B] haar verzoek om informatie herhaald.
2.9.
Bij email van 3 juli 2020 heeft [appellant] teruggeschreven:
“[…]
Aangezien ik niet aanwezig was bij het ongeval en in Berlijn was op de datum van het ongeluk kan ik u geen uitgebreide lezing geven van het ongeval.
Ik beschik idd over een alibi en kan bewijzen dat ik in Berlijn was tentijde van het ongeval.
Ik heb bij de politie te [plaats] een verklaring afgeven en mijn advocaat ingeschakeld die mijn belangen behartigd. Hij heeft de stukken opgevraagd.
De auto kon nog niet goed worden afgesloten en de portieren konden makkelijk worden geopend omdat de centrale deurvergrendeling defect was/is en nog: moest worden nagekeken.
Ik heb een verklaring afgegeven bij de politie en verder nog geen verklaring omtrend /oneigenlijk gebruik/joyriding afgegeven omdat ik daar te weinig informatie over heb en de auto is afgelseept en terecht is.
Uit de informatie die ik heb gekregen blijkt tevens dat beide mannen maskers droegen en zodoende niet konden worden geidentificeerd.[…]”
2.10.
Op 7 juli 2020 heeft [persoon B] daarop per email aan [appellant] gereageerd:
“[…]
Bedankt voor uw e-mail. U heeft eerder aangegeven dat er een stuurklem/stuurslot op de auto zat.
Kunt u aangeven wat voor soort slot dit betreft? Is dit een standaard stuurslot die er af-fabriek op zit of is dit een los mechanisch stuurslot?
Had de dader beschikking over de sleutels? Heeft u enig idee hoe de dader aan de sleutels is gekomen?[…]”
2.11.
Op 21 juli 2020 heeft [persoon B] [appellant] opnieuw gevraagd om een reactie. Op 26 juli 2020 schreef [appellant] in een email terug:
“[…]
het betreft hier een stuurklem die met op het stuur moet zetten,het merk is mij onbekend,aangezien het stuur groot en dun is zat daar enige speling op
voor zover ik weet zat op de auto geen stuurslot op het stuur zelf.
ik bevind mij momenteel nog steeds op vakantie in de Alpen (bergklimmen) en ben moeilijk te bereiken ivm
geen netwerk.[…]”
2.12.
Op 27 juli 2020 heeft [persoon B] vervolgens weer aan [appellant] geschreven:
“[…]
Bedankt voor uw e -mail. Voor de behandeling en voortgang van het dossier wil ik u vragen om onderstaande vragen zo duidelijk en uitgebreid mogelijk te beantwoorden.
Ik ontvang graag de volgende stukken van u:
- Politierapport/aangifte
- Bewijs dat u in Berlijn was ten tijde van de aanrijding
- Had de dader beschikking over de sleutels?
o Zo ja: heeft u enig idee hoe hij aan de sleutels is gekomen?
o Zo nee: kunt u verklaren hoe het mogelijk is dat de dader de auto heeft meegenomen zonder dat hij beschikte over zowel de sleutel van het contact als de sleutel van de stuurklem?[…]”
2.13.
In e-mails van 4 en 28 augustus 2020 heeft [persoon B] dat verzoek herhaald en op 7 januari 2021 een aangetekende brief verzonden met sommatie om binnen 14 dagen contact op te nemen met het onderzoeksbureau en de aanzegging dat anders het aan [persoon A] uitgekeerde bedrag zou worden teruggevorderd van [appellant] .
2.14.
In (aangetekende) brieven van 22 januari 2021 en 1 maart 2021 heeft AssuON [appellant] gesommeerd te betalen, met de mededeling dat de bijkomende kosten door [appellant] op hem verhaald zouden worden. Op 9 maart 2021 heeft de deurwaarder [appellant] aangeschreven tot betaling van € 13.195,82.

3.Het geschil

3.1.
Ansvar heeft (samengevat) gevorderd dat de rechtbank [appellant] veroordeelt tot betaling van € 12.297,84 in hoofdsom, € 897,98 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, alles te vermeerderen met de wettelijke rente.
Ansvar heeft hieraan primair ten grondslag gelegd dat [appellant] zijn informatieplicht als bedoeld in artikel 7:941 lid 2 BW en artikel 1.9 van de polisvoorwaarden heeft geschonden. Hierdoor is Ansvar in haar redelijk belang geschaad omdat zij niet kan vaststellen of zij aansprakelijk is in de zin van artikel 6 lid 1 WAM. Het voorgaande leidt tot verval van het recht op uitkering. Als gevolg van het niet voldoen aan zijn informatieverplichting heeft Ansvar schade geleden tot het bedrag dat zij heeft uitgekeerd aan de verzekeraar van [persoon A] .
3.2.
[appellant] is wel verschenen, maar heeft daarna geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft de vordering toegewezen.
3.3.
In hoger beroep voert [appellant] twee grieven aan. Hij voert aan dat hij niet de bestuurder van de Mercedes was en dat hij wel aan zijn informatieplicht heeft voldaan. Ook betwist [appellant] de hoogte van de schade.

4.De beoordeling

4.1.
[appellant] voert in zijn toelichting op grief I aan dat hij ten tijde van het ongeval niet de bestuurder van zijn Mercedes was en dat er sprake moet zijn geweest van joyriding of dat de auto gestolen moet zijn geweest, omdat hij op 6 mei 2020 niet in Nederland maar in Berlijn of Keulen was, zodat [appellant] niet aansprakelijk is voor de als gevolg van het ongeval veroorzaakte schade. [appellant] bestrijdt dat hij zijn informatieplicht heeft geschonden. Het hof volgt [appellant] daarin niet.
4.2.
Het standpunt van [appellant] is niet voldoende onderbouwd. Concreet bewijs dat hij op dat moment daadwerkelijk in Berlijn of Keulen verbleef, ontbreekt tot op dit moment. Hij heeft de contactgegevens van de door hem genoemde persoon niet opgegeven en een e-mail van een getuige waar zijn advocaat over zou beschikken, is nooit aan Ansvar verstrekt en zelfs in deze procedure in hoger beroep niet overgelegd. Informatie over de toedracht van de diefstal van of joyriding met de auto ontbreekt volledig. De vraag of de dader over de sleutels kan hebben beschikt, is niet beantwoord door [appellant] . Uit zijn antwoorden blijkt ook dat inmiddels de auto weer ter beschikking van [appellant] is gesteld, want hij schrijft dat de auto afgesleept en terecht is, maar hij heeft Ansvar door geen contact op te nemen met het ingeschakelde onderzoeksbureau niet de mogelijkheid gegeven om de auto te onderzoeken en ook op vragen naar het mogelijke gebruik van de sleutel of braaksporen aan de auto geen antwoord gegeven.
4.3.
De informatie die [appellant] heeft gegeven, heeft terecht zoveel vragen opgeroepen bij Ansvar, die [appellant] vervolgens niet heeft willen beantwoorden, dat Ansvar gehouden was om tegenover [persoon A] over te gaan tot afwikkeling van de schade op basis van aansprakelijkheid ingevolge artikel 6 lid 1 WAM. De stellingen van [appellant] in deze procedure zijn nog steeds onvoldoende om te kunnen oordelen dat Ansvar – ten opzichte van haar verzekerde [appellant] – gehouden was de claim van [persoon A] af te wijzen. In dit geschil tussen [appellant] en Ansvar komt het hof daarom tot het oordeel dat de uitkering van Ansvar aan (de verzekeraar van) [persoon A] terecht is geweest. Het standpunt van [appellant] dat Ansvar niet tot uitkering aan [persoon A] had moeten overgaan, volgt het hof dan ook niet.
4.4.
De vervolgvraag is of Ansvar zich voor het door haar betaalde bedrag kan verhalen op haar verzekerde ( [appellant] ), omdat de verzekering hem geen dekking biedt. Het hof is van oordeel dat Ansvar terecht betaling vordert van [appellant] . Op grond van de polisvoorwaarden (art. 1.9 van de verzekeringsvoorwaarden) en de wet (artikel 8 WAM, artikel 7:941 lid 2 BW) moet [appellant] aan Ansvar alle inlichtingen verschaffen. Dat heeft hij, zoals hiervoor overwogen, niet gedaan. [appellant] onderbouwt ook niet dat hij niet over meer informatie beschikt dan hij heeft gegeven of dat verdere medewerking niet van hem gevergd zou kunnen worden. Het hof acht daarom onvoldoende weersproken dat [appellant] zijn informatieplicht heeft geschonden.
4.5.
Ansvar stelt dat zij vanwege het niet voldoen aan zijn informatieplicht door [appellant] in haar redelijk belang is geschaad. De vragen die relevant zijn om te kunnen vaststellen of Ansvar gehouden is de schade van [persoon A] te vergoeden heeft zij immers niet kunnen beantwoorden. Met name is, naast de toedracht van het ongeval, relevant of – ervan uitgaande dat [appellant] inderdaad niet de bestuurder is geweest – er sprake is geweest van diefstal van of van joyriding met zijn Mercedes, in welk geval Ansvar niet gehouden is tot uitkering (art 3 lid 1 WAM, artikel 2.2.2 polisvoorwaarden). Ook kan Ansvar zo niet beoordelen of er dekking onder de verzekering bestaat voor [appellant] . Door [appellant] is ook dit niet (voldoende) weersproken.
4.6.
Ansvar kan zich daarom beroepen op het beding in de verzekeringsovereenkomst, opgenomen in artikel 1.9 van de verzekeringsvoorwaarden, en op schending van art. 8 WAM en art. 7:941 BW. In de gegeven omstandigheden heeft [appellant] , gelet op de schending van deze informatieplicht, geen recht op uitkering van de schade. Dat betekent dat Ansvar de door haar betaalde schadevergoeding kan verhalen op [appellant] . Hij is dus gehouden het door Ansvar uitgekeerde bedrag aan Ansvar te vergoeden.
4.7.
[appellant] betwist in grief II de hoogte van de schade, maar dat verweer is niet onderbouwd. [appellant] voert geen concrete argumenten aan waarom de schadeberekening van De Vereende of het iets lagere bedrag dat Ansvar heeft uitgekeerd, niet juist zou zijn.
4.8.
Ambtshalve overweegt het hof dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet toewijsbaar zijn. [appellant] is consument en de aanmaningen waarop Ansvar zich beroept voldoen niet aan de in art. 6:96 lid 6 BW gestelde eisen, nu de gevolgen van het uitblijven van betaling van het verschuldigde en de maximaal toegestane vergoeding daarin niet voldoende concreet zijn vermeld. De (aangetekende) brieven van 7 januari 2021, 22 januari 2021 en 1 maart 2021 vermelden immers niet de hoogte van de incassokosten, terwijl in de aanmaning van 9 maart 2021 van de deurwaarder de incassokosten wel zijn opgenomen, zonder dat de consument een termijn van 14 dagen heeft gekregen om de hoofdsom zonder kosten te betalen. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen daarom worden afgewezen.
Bewijs
4.9.
De vordering van Ansvar is (grotendeels) toewijsbaar, ook als juist is dat [appellant] op 6 mei 2020 in het buitenland zou zijn geweest. Het is daarom voor de beslissing niet noodzakelijk om op dat punt getuigen te horen. [appellant] stelt ook verder geen concrete feiten die – indien bewezen – tot een andere beslissing zouden kunnen leiden. Het hof komt daarom aan bewijslevering niet toe.
Aanvullende grondslag vordering
4.10.
Ter onderbouwing van zijn betoog heeft [appellant] bij akte een proces-verbaal overgelegd, van zijn verhoor als verdachte met betrekking tot het ongeval en het verlaten van de plaats van een ongeval. Uit de antwoorden van [appellant] op vragen van de verbalisant blijkt, aldus Ansvar, ook dat [appellant] zijn mededelingsplicht bij het aangaan van de verzekering heeft geschonden. Het hof komt – omdat de grieven niet slagen en omdat [appellant] nog niet de gelegenheid heeft gehad hierop te reageren – niet toe aan behandeling van deze nieuwe grondslag van de vordering van Ansvar.
Conclusie
4.11.
De grieven van [appellant] tegen het vonnis slagen niet. Het hof zal daarom het vonnis (met uitzondering van de veroordeling in de buitengerechtelijke kosten) bekrachtigen. [appellant] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Het hof zal de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Ansvar zullen worden vastgesteld op € 2.135,00 voor griffierecht en voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief op € 1.774,5‬0 (1,5 punten × € 1.183,00 (appeltarief II)).

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover [appellant] onder 3.1. is veroordeeld tot betaling van € 13.195,82;
in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant] om aan Ansvar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 12.297,84 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag dat Ansvar de schade-uitkering aan [persoon A] heeft betaald tot de dag van volledige betaling,
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Ansvar op € 2.135,00 aan griffierecht en op € 1.774,50 aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, H.K.N. Vos en J.G.J. Rinkes en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 september 2023.
griffier rolraadsheer