ECLI:NL:GHSHE:2023:3024

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
22/00795
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en recht op aftrek zorgkosten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende, die in Indonesië woont, tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant over de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2018. De inspecteur van de Belastingdienst had een aanslag opgelegd, waarop belanghebbende bezwaar maakte. De inspecteur verklaarde het bezwaar gegrond, maar de rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Belanghebbende ging in hoger beroep bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Tijdens de zitting op 3 augustus 2023 zijn zowel belanghebbende als de inspecteur vertegenwoordigd. Het hof heeft het onderzoek gesloten en de zaak beoordeeld.

De feiten tonen aan dat belanghebbende in 2018 diverse pensioenen vanuit Nederland ontving, maar dat de inspecteur de aanslag had opgelegd op basis van een belastbaar inkomen dat niet overeenkwam met de werkelijke inkomsten. Het geschil draait om de vraag of belanghebbende recht heeft op aftrek van zorgkosten en heffingskortingen. Het hof oordeelt dat de rechtbank op goede gronden de juiste beslissing heeft genomen en dat de argumenten van belanghebbende in hoger beroep niet tot een ander oordeel leiden. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding om het griffierecht te vergoeden of om de inspecteur in de proceskosten te veroordelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 22/00795
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende in Indonesië, domicilie gekozen hebbend in [plaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 10 februari 2022, nummer BRE 20/9019, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2018 opgelegd.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
1.6.
De zitting heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende [gemachtigde] en, namens de inspecteur [inspecteur 1] en [inspecteur 2] , tot hun bijstand vergezeld van [inspecteur 3] en [inspecteur 4] . Gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld is de zaak 22/00796.
1.7.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
1.8.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende woonde in 2018 het hele jaar in Indonesië.
2.2.
Belanghebbende ontving in 2018 diverse pensioenen vanuit Nederland:
Inkomen
Loonheffing
Nationale Nederlanden
€ 7.377
€ 656
ouderdomspensioen
SVB
€ 9.722
€ 0
AOW
Pensioenfonds [naam 1]
€ 684
€ 57
ouderdomspensioen
Pensioenfonds [naam 2]
€ 14.268
€ 1.269
ouderdomspensioen
[bedrijf] BV
€ 581
€ 50
ouderdomspensioen
Totaal:
€ 32.632
€ 2.032
3.3.
De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning en verzamelinkomen van € 17.256 en een ingehouden loonheffing van € 666. Hierbij zijn een aantal in de papieren aangifte buiten de invulvelden vermelde bedragen aan inkomen en loonheffing niet verwerkt. De inspecteur heeft de in de aangifte in aftrek gebrachte zorgkosten geweigerd en geen heffingskortingen verleend. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de aanslag verminderd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning en verzamelinkomen van € 32.632 en een ingehouden loonheffing van € 2.698. De in de aangifte in aftrek gebrachte zorgkosten en heffingskortingen zijn niet verleend.

3.Geschil en conclusies van partijen

3.1.
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:
Heeft belanghebbende recht op aftrek van de zorgkosten en op heffingskortingen?
3.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot vermindering van de aanslag. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de rechtbank.

4.Gronden

Ten aanzien van het geschil
4.1.
De rechtbank heeft op goede gronden de juiste beslissing genomen.
4.2.
Al dat wat belanghebbende in hoger beroep nog heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
Tussenconclusie
4.3.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.
Ten aanzien van het griffierecht
4.4.
Het hof ziet geen aanleiding om het griffierecht te laten vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
4.5.
Het hof oordeelt dat er geen redenen zijn voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht.

5.Beslissing

Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door P. Fortuin, voorzitter, L.B.M. Klein Tank en J.M. van der Vegt, in tegenwoordigheid van X.J. Köhlen, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2023 en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
De griffier, De voorzitter,
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
X.J. Köhlen P. Fortuin
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.