Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/366917 / HA ZA 21-47)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met producties 18 tot en met 23;
- de mondelinge behandeling op 13 juli 2023, waarbij Rabobank spreekaantekeningen heeft overgelegd;
- de bij H12-formulier van 3 juli 2023 door Rabobank toegezonden producties 4 tot en met 6, die zij bij akte in het geding heeft gebracht.
3.De beoordeling
mits dit recht op het tijdstip van de vestiging van het pandrecht reeds bestaat of rechtstreeks zal worden verkregen uit een dan reeds bestaande rechtsverhouding[cursivering hof].
Eurocommerce-zaak
(HR 23 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2189) in aanmerking genomen. De Hoge Raad heeft in die zaak de vraag of de bank zich na het peilmoment van artikel 54 Fw kan verhalen op betalingen door derden aan de rekeninghouder die in rekening-courant worden geboekt en het gevolg zijn van niet aan de bank verpande vorderingen, ontkennend beantwoord. Dit betekent dat de Hoge Raad de strenge verrekeningsregels in het zicht van faillissement heeft gehandhaafd. Mede gelet op het feit dat het vooral een rechtspolitieke kwestie betreft, ziet het hof geen aanleiding om basis van een analyse van oudere rechtspraak daarop een (nieuwe) uitzondering aan te nemen. Het recente arrest van de Hoge Raad inzake de verrekeningsregels (HR 25 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1135) leidt niet tot een ander oordeel. Het hof verwijst verder naar de conclusie PG bij dat arrest voor de huidige stand van het recht (ECLI:NL:PHR:2023:176, in het bijzonder 5.11).
.