ECLI:NL:GHSHE:2023:2748

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
200.301.018_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van beding in overeenkomst over overname van de overeenkomst

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellanten] en [geïntimeerde] over de uitleg van een beding in een koopovereenkomst. [appellanten] heeft een woning en bedrijfshal verkocht aan [geïntimeerde], met de afspraak dat de juridische levering vijf jaar later zou plaatsvinden. Na anderhalf jaar werd er een drugslaboratorium in de bedrijfshal aangetroffen, waarna de gemeente het pand sloot. [appellanten] ontbond de koopovereenkomst en vorderde schadevergoeding, maar [geïntimeerde] stelde dat zij geen partij meer was bij de overeenkomst omdat haar positie was overgenomen door een derde partij, [X Ltd]. Het hof oordeelde dat het verweer van [geïntimeerde] slaagde en dat de vorderingen van [appellanten] terecht door de rechtbank waren afgewezen. De rechtbank had eerder de vorderingen van [appellanten] afgewezen, en het hof bevestigde dit oordeel. Het hof concludeerde dat de koopovereenkomst ook aan een onbekende derde kon worden overgedragen, en dat [geïntimeerde] niet onrechtmatig had gehandeld door de overeenkomst over te dragen aan [X Ltd]. De kosten van het hoger beroep werden toegewezen aan [appellanten].

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer gerechtshof 200.301.018
(zaaknummer rechtbank Oost-Brabant: C/01/347229)
arrest van 29 augustus 2023
in de zaak van
l.
[appellant],
wonende te [woonplaats 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X beheer B.V.],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten in het principaal hoger beroep,
geïntimeerden in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eisers,
hierna: [appellanten] ,
advocaten: mrs. M. Struik en V.H.L. Weling,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in voorwaardelijke reconventie,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. A. Smeekes.

1.Waar het in deze zaak over gaat

1.1.
[appellanten] heeft een woning en bedrijfshal (hierna gezamenlijk: het pand) verkocht aan [geïntimeerde] . Partijen hebben daarbij afgesproken dat de juridische levering vijf jaar later zou plaatsvinden en dat [geïntimeerde] het pand tegen maandelijkse betalingen in gebruik kon nemen. Ongeveer anderhalf jaar nadat [geïntimeerde] in de woning is gaan wonen, heeft de politie een drugslaboratorium aangetroffen in de bedrijfshal, waarna de gemeente het pand voor de duur van een jaar heeft gesloten. [appellanten] heeft de koopovereenkomst ontbonden en vordert schadevergoeding van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] stelt dat op het moment dat de problemen zich voordeden zij geen partij (meer) was bij de overeenkomst omdat haar positie als koper door een derde is overgenomen. Het hof is, net als de rechtbank, van oordeel dat het verweer van [geïntimeerde] slaagt. De vorderingen van [appellanten] zijn dus terecht door de rechtbank afgewezen.

2.De procedure bij de rechtbank

2.1.
[appellanten] heeft primair bij de rechtbank verklaring voor recht gevorderd dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de schade die [appellanten] lijdt als gevolg van aan [geïntimeerde] toe te rekenen tekortkomingen, althans een onrechtmatige daad, en [geïntimeerde] te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 135.805,75, te vermeerderen met wettelijke rente, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten. [geïntimeerde] heeft voorwaardelijk gevorderd, te weten uitsluitend indien de rechtbank oordeelt dat [geïntimeerde] tegenover [appellanten] aansprakelijk is, een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst tussen [geïntimeerde] en [appellanten] is vernietigd op grond van dwaling aan de zijde van [geïntimeerde] .
2.2.
De rechtbank Oost-Brabant heeft bij vonnis van 4 augustus 2021 de vorderingen van [appellanten] afgewezen. De rechtbank is niet toegekomen aan de voorwaardelijke vordering van [geïntimeerde] .

3.Het procesverloop in hoger beroep

3.1.
Het hof neemt de inhoud van het arrest in incident van 12 juli 2022 hier over. Het verdere verloop blijkt uit:
- de memorie van antwoord tevens voorwaardelijk incidenteel appel,
- de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel tevens houdende antwoordakte,
- de akte overlegging producties van [geïntimeerde] ,
- de spreekaantekeningen van mr. Weling,
3.2.
Op 31 mei 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden waarbij zittingsaantekeningen zijn opgesteld. Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

4.De vordering in hoger beroep

4.1.
[appellanten] vordert in hoger beroep dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en zijn vorderingen alsnog toewijst. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1.
In de koopovereenkomst is overeengekomen dat de rechten en plichten van partijen in de koopovereenkomst konden worden overgedragen aan een andere partij. Tussen partijen is in geschil of de koopovereenkomst door [geïntimeerde] mocht worden overgedragen aan een Bulgaarse onderneming, genaamd [X Ltd] en of deze overdracht daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Afspraak in koopovereenkomst over overdracht aan derde
5.2.
[appellanten] maakt bezwaar tegen het oordeel van de rechtbank dat [appellanten] door in te stemmen met artikel 21 lid 16 zijn ongeclausuleerde toestemming heeft gegeven voor een contractsovername door een onbekende derde. [appellanten] stelt dat hij alleen heeft ingestemd met contractsovername door een aan [geïntimeerde] gelieerde vennootschap. [geïntimeerde] is het eens met het oordeel van de rechtbank.
5.3.
In de koopovereenkomst tussen partijen is onder andere het volgende bepaald:
“1. [appellant] (.. . );
te dezen handelende:
a. voor zichzelf in privé (...)
b. in zijn hoedanigheid als enig bestuurder rechtsgeldig vertegenwoordigende
van " [X beheer B.V.] ." (.. . )
hierna samen genoemd "verkoper";
verklaart te hebben verkocht aan de medeondergetekende,
2. [geïntimeerde] (...);
hierna genoemd "koper":
die verklaart voor zich en/of voor zijn nader te noemen meester (zie artikel 21 lid 16) van
verkoper te hebben gekocht,
Bijzondere bepalingen
Artikel 21
(…)
16. Overdraagbaarheid
Het is zowel verkoper als koper toegestaan hun positie in de onderhavige overeenkomst over te dragen aan een rechtsopvolger, hetzij vóór maandag 16 mei 2022, hetzij op de datum van de juridische overdracht op 16 mei 2022. Rechtsopvolgers dienen de rechten en plichten van de bestaande overeenkomst integraal over te nemen. Uitbreidingen of beperkingen daarbij zijn — op straffe van nietigheid van het overname contract — niet toegestaan. In voorkomend geval zullen partijen elkaar hierover informeren met opgave van de identiteit van een eventuele rechtsopvolger.”
5.4.
De betekenis van een omstreden beding in een schriftelijk overeenkomst moet door de rechter worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 12 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9430). Toepassing van deze maatstaf in dit geval leidt tot het volgende.
5.5.
In deze zaak zijn partijen bijgestaan door professionele partijen; [appellanten] werd bijgestaan door een makelaar en [geïntimeerde] werd bijgestaan door onder andere een financieel adviseur en haar manager. Verder staat vast dat er is onderhandeld over de tekst van de koopovereenkomst, onder andere over bovengenoemd artikel 21.16, door de vertegenwoordigers onderling. Tussen partijen onderling is voorafgaande aan de koopovereenkomst geen contact geweest.
5.6.
Van partijen en hun adviseurs mag de nodige nauwkeurigheid wordt betracht bij het opstellen van een overeenkomst, met name indien specifiek wordt gesproken over een bepaalde clausule. Dit geldt te meer wanneer partijen niet direct communiceren maar door middel van hun adviseurs. [geïntimeerde] had dan ook redelijkerwijs van [appellanten] mogen verwachten dat indien het voor hem belangrijk was dat de koopovereenkomst alleen kon worden overgedragen aan een aan [geïntimeerde] gelieerde vennootschap, hij dat uitdrukkelijk in artikel 21.16 had laten opnemen, of dat hij dan een voorwaarde of voorbehoud had bedongen voor overdracht van de koopovereenkomst.
5.7.
Het hof stelt vast dat in artikel 21.16 van de koopovereenkomst niet is bepaald dat de koopovereenkomst alleen aan een aan [geïntimeerde] gelieerde partij kan worden overgedragen. [appellanten] heeft ook niet gesteld dat hij voor het sluiten van de koopovereenkomst aan [geïntimeerde] heeft aangegeven dat hij niet kan instemmen met een voor hem onbekende (en/of buitenlandse) contractspartij waarvan hij niet kon nagaan of deze wel voldoende (financiële) waarborgen zou bieden. [appellanten] heeft verder tijdens de mondelinge behandeling het volgende verklaard:
“Ik heb toen van mijn makelaar begrepen dat [geïntimeerde] misschien uit fiscaal oogpunt op een later moment zou willen besluiten het pand niet op eigen naam maar op naam van een vennootschap te willen zetten. Die mogelijkheid wilde ze inderdaad in het contract. Ik had begrepen dat ze het bedrijfspand misschien in een eigen bv wilde onderbrengen, en dat misschien niet meer privé wilde kopen. Ik zelf heb ook mijn woning in privé en mijn bedrijfspand zakelijk. Ik kon me voorstellen dat zij dat ook zo wilde. Die uitleg kreeg ik van mijn makelaar. Daar zou het contract dan ook in voorzien, in een mogelijke overname door een aan [geïntimeerde] gelieerde vennootschap."
De makelaar van [appellanten] heeft het volgende verklaard:
“Er wordt nu gesteld dat er toestemming op voorhand is verleend. Er is nimmer toestemming, ook niet op voorhand, om de overeenkomst over de dragen aan een derde, niet contractuele, partij.
Helaas is er geen mail correspondentie geweest naar aanleiding van de mail van 30 april 2017. Wel is er telefonisch contact geweest tussen mij en [persoon A] . Het opnemen van de ‘overdraagbaarheidsbepaling’ had enkel als doel om koper meer mogelijkheden te bieden om de eigendomsoverdracht na 5 jaar te effectueren. Volgens [persoon A] zouden er op termijn participanten mee willen doen. Een BV structuur zou dan handiger zin. Koper zou dan de mogelijkheid moeten hebben om een aan haar gelieerde vennootschap op te richten waarin participanten konden meedoen. Zoals hiervoor omschreven, enkel als doel na 5 jaar het object in eigendom te kunnen overdragen."
5.8.
Ook indien deze verklaringen juist zouden zijn, hetgeen wordt betwist door [geïntimeerde] , kan dit niet tot een ander oordeel leiden. In deze verklaringen wordt niet gezegd dat [persoon A] zou hebben aangegeven of aanvaard dat de koopovereenkomst alleen aan een aan [geïntimeerde] gelieerde partij kon worden overgedragen maar volgt juist eerder dat [geïntimeerde] alle opties open wilde houden. In dit verband acht het hof de volgende correspondentie ook van belang:
- Omstreeks 23 maart 2017 heeft de manager van [geïntimeerde] aan de makelaar een voorstel gedaan voor de koop van de woning en de bedrijfshal. In dit voorstel staat ook het volgende, waarbij met `koper' wordt bedoeld [geïntimeerde] :
"Koper gaat uit van koop van woning + bedrijfsruimte tezamen in één koop. Daarbij kan
- ter vermijding van mogelijke fiscaal juridische fricties - eventueel gebruik worden gemaakt van twee (rechts)personen."
- In een mailbericht van 25 april 2017 aan de makelaar, heeft [persoon A] , financieel adviseur van [geïntimeerde] , gereageerd op een door de makelaar opgestelde conceptversie van 22 april 2017 van de koopovereenkomst, en daarbij nog enkele aanpassingen voorgesteld. [persoon A] heeft dit mailbericht als volgt afgesloten:
"In verband met mogelijk toekomstige fiscaal juridische ontwikkelingen en tevens en vooral ten behoeve van financiering van de restant koopsom, dient te worden opgenomen dat koper het recht heeft een nader te noemen rechtspersoon in zijn plaats te stellen."
- In een mailbericht van 30 april 2017 met als onderwerp "laatste concept", heeft [persoon A] aan de makelaar het volgende laten weten:
Na intern overleg gaat [geïntimeerde] akkoord met opname van de volgende bepalingen:
(…)
Overdraagbaarheid
Het is zowel verkoper als koper toegestaan hun positie in de onderhavige overeenkomst over te dragen aan een rechtsopvolger, hetzij vóór maandag 16 mei 2022, hetzij op de datum van de juridische overdracht op maandag 16 mei 2022. Rechtsopvolgers dienen de rechten en plichten van de bestaande overeenkomst integraal over te nemen. Uitbreidingen of beperkingen daarbij zijn - op straffe van nietigheid van het overname contract - niet toegestaan. In voorkomend geval zullen partijen elkaar hierover informeren met opgave van de identiteit van een eventuele rechtsopvolger.
Ik verzoek u de bestaande contract-tekst hiermee in overeenstemming te brengen; te schrappen wat weg kan blijven en in te voegen wat nu aan de orde is(…)”
5.9.
Ook uit deze correspondentie kan niet worden afgeleid dat partijen hebben bedoeld af te spreken dat de koopovereenkomst alleen kon worden overgedragen aan een aan [geïntimeerde] gelieerde derde dan wel dat [appellanten] dit mocht verwachten.
5.10.
Het hof komt dan ook tot de conclusie dat een redelijke uitleg van artikel 21.16 van de koopovereenkomst met zich meebrengt dat het contract kon worden overgenomen door een onbekende derde.
Beroep op onaanvaardbaarheid
5.11.
[appellanten] stelt dat [geïntimeerde] zich niet op artikel 21 lid 16 van de koopovereenkomst kan beroepen omdat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW) dan wel onrechtmatig is (artikel 6:162 BW).
5.12.
De relatie tussen partijen in een overeenkomst wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Dit betekent onder meer dat partijen over en weer rekening moeten houden met elkaars gerechtvaardigde belangen.
5.13.
Ter onderbouwing van haar standpunt wijst [appellanten] als eerste op de verklaring van [geïntimeerde] tijdens de comparitie bij de rechtbank:
“Ik heb het pand gekocht, hoewel het veel te duur voor mij was, omdat [persoon B] erg enthousiast was. Hij heeft mij overtuigd. Hij had een plan en daarmee zou hij opnieuw kunnen investeren in mijn carrière. Het klonk heel realistisch allemaal en daarom heb ik toen besloten het te doen. [persoon B] wilde een vennootschap oprichten om de partners te verenigen. Hij heeft de Ltd. opgericht en noemde deze [X Ltd] , naar een plaats in Brazilië waar ik heb opgetreden. Dit is allemaal buiten mij om gegaan, ik heb dat aan [persoon B] overgelaten. Ik heb een huurcontract gesloten met deze Ltd. De Ltd. heeft ook gedurende een jaar keurig aan [appellanten] betaald.”
5.14.
Uit deze verklaring volgt volgens [appellanten] dat [geïntimeerde] welbewust een derde partij naar voren heeft geschoven, van wie zij het bestaan en de identiteit zelf niet had vastgesteld en evenmin wist of deze overnemende partij wel in staat was om de rechten en plichten van de koopovereenkomst over te nemen. Het hof gaat hier niet in mee. Het gaat in zijn algemeenheid te ver om aan te nemen dat, aangezien is overeengekomen dat [geïntimeerde] het contract kon overdragen zonder dat daaraan voorwaarden waren verbonden, [geïntimeerde] de verplichting had om zich ervan te verzekeren dat de overnemende partij in staat was de verplichtingen uit het contract te kunnen nakomen. Overigens heeft [appellanten] gedurende een jaar (september 2017 tot en met augustus 2018) huur ontvangen en - gezien de overgelegde betalingsbewijzen - staat als onvoldoende betwist vast dat een deel van die betalingen van [X Ltd] afkomstig is of voor [X Ltd] is gedaan. Daarnaast geldt dat de identiteit van [X Ltd] , zoals hierna zal worden geoordeeld, voldoende kan worden vastgesteld.
5.15.
Indien sprake zou zijn geweest van een schijnconstructie om [appellanten] te misleiden dan wel schade toe te brengen en [geïntimeerde] hierin een rol heeft gehad, zou [geïntimeerde] geen beroep kunnen doen op artikel 21 lid 16 van de koopovereenkomst. [appellanten] heeft daartoe naar voren gebracht dat er een drugslab in het pand is ontdekt en dat [X Ltd] (verder) nooit zichtbaar activiteiten in het pand heeft ontplooid en geen contact heeft opgenomen met hem en ook niet uiteen heeft gezet wat voor activiteiten zij in het gekochte pand zou (gaan) ontwikkelen. Daarnaast stelt [appellanten] dat hij niet heeft kunnen nagaan of [X Ltd] wel actief is (hetzij in Nederland, hetzij in Bulgarije), of slechts is opgericht en/of staat ingeschreven om eventuele schuldeisers, zoals hij, het spreekwoordelijke bos in te sturen. Bovendien wijst [appellanten] op het feit dat het door [geïntimeerde] aangereikte e-mailadres een niet zakelijk e-mailadres betrof en [X Ltd] het adres van de lege bedrijfshal als postadres hanteerde. Naar het oordeel van het hof zijn deze omstandigheden onvoldoende voor de onderbouwing van de stelling dat er sprake was van een schijnconstructie en dat [geïntimeerde] hierin een rol heeft gehad. Het hof komt daarom niet toe aan bewijslevering in dit verband zodat het beroep op de redelijkheid en billijkheid vanwege onvoldoende feitelijke onderbouwing moet worden afgewezen.
5.16.
[appellanten] heeft zijn stelling dat [geïntimeerde] in dit verband onrechtmatig heeft gehandeld niet (verder) onderbouwd zodat hieraan voorbij wordt gegaan vanwege een gebrek aan feitelijke onderbouwing.
Contractsovername door [X Ltd]
5.17.
Daarnaast is in geschil of de koopovereenkomst daadwerkelijk is overgedragen aan [X Ltd] .
5.18.
[geïntimeerde] heeft op 12 september 2017 aan [appellanten] per e-mail een akte gestuurd, gedateerd 9 september 2017, ondertekend door haar en door [persoon B] namens
[X Ltd] met, voor zover relevant, de volgende inhoud:
"Mededeling nader te noemen meester
Aan:
1. [appellant]
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: [X beheer B.V.] (... )
Hierbij verklaart
[geïntimeerde], wonende [straatnaam] , [postcode] [plaatsnaam] gebruikmakende van het bepaalde in artikel 21 lid 16 van de tussen hen gesloten koopovereenkomst de dato 3 mei 2017
als nader te noemen meester aan te wijzen:
[X Ltd] , Unified Identification Code [codenummer] ,
geregistreerd en gedomicilieerd op het [adres] ,
[straatnaam]
in Bulgarije,
en voor zover nodig afstand te doen van alle rechten op levering voortvloeiende uit
gemelde koopovereenkomst
Door mede ondertekening van [X Ltd] van dit stuk verklaart [X Ltd] , in zijn hoedanigheid als in de plaats gestelde koper, alle rechten en verplichtingen zoals opgenomen in de onderhavige koopovereenkomst te aanvaarden en getrouwelijk na te komen.
Aldus opgemaakt en getekend te Tilburg op 9 september 2017,
[geïntimeerde] [X Ltd] / [persoon B] "
5.19.
[appellanten] maakt bezwaar tegen het oordeel van de rechtbank dat bovengenoemde akte kan worden aangemerkt als een akte in de zin van artikel 6:159 lid 1 BW. [appellanten] stelt daartoe dat de volmacht van [persoon B] niet toereikend is.
5.20.
Het hof overweegt als volgt. [geïntimeerde] heeft een “General Power of Attorney” overlegd waarin onder andere staat dat [persoon B] overeenkomsten mag aangaan namens [X Ltd] . [appellanten] stelt dat niet kan worden nagegaan dat [persoon B] dezelfde partij is als [persoon B] , genoemd op bovengenoemde akte. Ook kan volgens [appellanten] niet worden nagegaan of de “General Power of Attorney” daadwerkelijk is ondertekend door de statutair bestuurder en enig aandeelhouder van [X Ltd] , [persoon C] . [appellanten] heeft echter niet gesteld waarom zou moeten worden getwijfeld aan de echtheid van de documenten dan wel dat [persoon B] niet dezelfde persoon is als [persoon B] , genoemd op bovengenoemde akte. Ook heeft [appellanten] niet gesteld dat hij enig onderzoek heeft verricht in dit verband en wat de eventuele uitkomst hiervan is. Aan het hof is ook niet bekend dat [X Ltd] zich op het standpunt stelt dat zij niet op juiste wijze vertegenwoordigd is. Naar het oordeel van het hof heeft [appellanten] dan ook onvoldoende betwist dat de volmacht van [persoon B] ontoereikend is.
5.21.
Daarnaast stelt [appellanten] dat [geïntimeerde] niet aan haar informatieplicht heeft voldaan. [geïntimeerde] heeft volgens [appellanten] alleen de overnemende derde genoemd zonder dat zij wist wie deze overnemer was en wie hierachter zat.
5.22.
Het hof stelt als eerste vast dat partijen in artikel 21.16 van de koopovereenkomst slechts hebben opgenomen, zonder verdere voorwaarden, dat
“In voorkomend geval zullen partijen elkaar hierover informeren met opgave van de identiteit van een eventuele rechtsopvolger”.
5.23.
Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] hieraan heeft voldaan door het sturen van de bovengenoemde akte, waarin de naam van de overnemende partij is genoemd, het adres waarop de vennootschap in Bulgarije staat geregistreerd en de “Unified
Identification Code” van de Ltd. Dat laatste is het unieke nummer waarmee de vennootschap staat geregistreerd in het Bulgaarse handelsregister. In de begeleidende mail heeft [geïntimeerde] ook het postadres van de vennootschap in Nederland (het adres van de gekochte bedrijfshal) en het mailadres van de vennootschap doorgegeven. De stellingen van [appellanten] gaan uit van een verdere identificatieplicht dan het hof oordeelt dat uit art 21.16 voortvloeit. Het hof onderschrijft verder het oordeel van de rechtbank over deze stellingen van [appellanten] . Het hof verwijst in dit verband naar de rechtsoverwegingen 5.22 tot en met 5.26 en maakt deze overwegingen de zijne. De hiertegen gerichte grief 2 slaagt niet om de hiervoor genoemde redenen.
Bewijsaanbod
5.24.
Het bewijsaanbod van [appellanten] wordt gepasseerd omdat er geen - niet vaststaande - stellingen van [appellanten] zijn die - indien ze na bewijslevering wel zouden komen vast te staan - tot een andere beslissing dan hierna vermeld zouden kunnen leiden.
Conclusie: vonnis blijft in stand
5.25.
De bezwaren (grieven) die [appellanten] tegen het vonnis van de kantonrechter aanvoert gaan niet op. Dat vonnis blijft dus in stand (wordt bekrachtigd). Het hoger beroep van [geïntimeerde] is ingesteld onder de voorwaarde dat het hoger beroep van [appellanten] tot vernietiging van het vonnis zou leiden. Nu die voorwaarde niet is vervuld, behoeft het hoger beroep van [geïntimeerde] niet te worden behandeld.
Proceskostenveroordeling
5.26.
Als de in het ongelijk te stellen partij in de hoofdzaak zal het hof [appellanten] in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de hoofdprocedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 338,00
- salaris advocaat
€ 6.962,00(2 punten x tarief V á € 3.481,00)
Totaal € 7.300,00
5.27.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten in de hoofdzaak toewijzen zoals hierna vermeld. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. Het hof zal de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
5.28.
Als de in het ongelijk te stellen partij in het incident zal het hof [geïntimeerde] in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in incident in hoger beroep aan de zijde van [appellanten] zullen worden vastgesteld op:
- salaris advocaat € 1.183,00 (1 punt x tarief II á € 1.183,00)

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
6.1.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 4 augustus 2021,
6.2.
veroordeelt [appellanten] in de kosten van de hoofdzaak in het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 7.300,00. Deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente,
6.3.
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het incident in het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 1.183,00,
6.4.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, E. Loesberg en J.G.A. Struycken en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023.
griffier rolraadsheer