Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1] B.V.,
[appellant 2] B.V.,
[appellant 3],
[appellant 4],
1.[verweerder 1] B.V.,
[verweerder 2],
[verweerder 3] B.V.,
[verweerder 4],
[belanghebbende] B.V.,
1.Het verloop van de procedure
- [appellant 4] , bijgestaan door mr. Oerlemans en mr. H.G.A.M. Spoormans en
- [verweerder 2] , bijgestaan door mr. Bakker.
2.De beoordeling
- Verzoekers in deze zaak zijn [appellant 3] , [appellant 4] , de persoonlijke holding van [appellant 3] : [appellant 1] en de persoonlijke holding(s) van [appellant 4] : [appellant 2] .
- [appellant 1] handelde tot 29 mei 2019 onder de naam [naam 1] B.V.
- [appellant 2] en [belanghebbende] handelden tot 29 mei 2019 onder de naam [naam 2] B.V. respectievelijk [naam 3] B.V.
- Verweerders zijn [verweerder 1] c.s.
- [appellant 3] , [verweerder 2] en [verweerder 4] zijn broers. [appellant 4] is een zoon van [appellant 3] .
- De drie broers waren voorheen gezamenlijk eigenaar van de [verweerder 1] -groep. De [verweerder 1] -groep was een recyclingbedrijf. In 2016 ontstond een onoverbrugbaar meningsverschil over de zakelijke koers van de [verweerder 1] -groep. Toen is besloten de [verweerder 1] -groep te ontvlechten. De ontvlechting houdt kort gezegd in dat elk van de broers een derde deel van het familiebedrijf verkreeg.
- De in het kader van de ontvlechting gemaakte afspraken zijn in grote lijnen neergelegd in een “Memorandum of Understanding” (MoU) door partijen ondertekend op 17 mei 2017. De in de MoU neergelegde afspraken zijn (grotendeels) uitgevoerd.
- Voorafgaand aan de totstandkoming van de MoU hebben partijen vanaf 2016 onderhandeld over de wijze waarop zij zakelijk (en privé) uit elkaar zouden kunnen gaan. Dit heeft in de beginfase geleid tot het opstellen van een “Concept-Intentieverklaring” van 25 november 2016.
- In de Concept-Intentieverklaring staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
1.Voorgenomen Transactie
3.Onderhandelingen
5.Boete
6.Slotbepalingen
- Partijen zijn niet tot ondertekening van de Concept-Intentieverklaring overgegaan.
- Daarop zijn verzoekers een procedure gestart. Verzoekers hebben in de hoofdzaak in eerste aanleg – kort samengevat – diverse bedragen gevorderd op grond van (het boetebeding in) de intentieverklaring en de (romp)overeenkomst aangaande een aandelentransactie. Verzoekers hebben daarnaast gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat verweerders aansprakelijk zijn voor de schade die is ontstaan door de tekortkoming in de nakoming van de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst, en anders voor de schade die verweerders hebben veroorzaakt door het afbreken van de onderhandelingen.
- Verweerders hebben in die procedure verweer gevoerd. Dat verweer houdt in de kern in dat de Concept-Intentieverklaring volgens verweerders nooit is overeengekomen tussen partijen, dat er ook geen (romp)overeenkomst met betrekking tot een aandelentransactie tot stand is gekomen zoals vervat in de Concept-Intentieverklaring, maar dat partijen uiteindelijk andere afspraken hebben gemaakt in het kader van de ontvlechting (neergelegd in de MoU), die ook grotendeels zijn uitgevoerd. Er is volgens verweerders evenmin sprake geweest van het onaanvaardbaar afbreken van onderhandelingen.
- Bij vonnis van 10 augustus 2022 heeft de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, in de hoofdzaak de vorderingen afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is tussen partijen geen Concept-Intentieverklaring overeengekomen en evenmin een (romp)overeenkomst met betrekking tot een aandelentransactie zoals omschreven in de Concept-Intentieverklaring. Dit oordeel is als volgt toegelicht:
- De inhoud en strekking van het (telefonische) overleg dat op 2 december 2016 heeft plaatsgevonden tussen mr. [(voormalig) advocaat verzoeksters] en mr. [(voormalig) advocaat verweerders] ;
- De inhoud en strekking van de mededeling van mr. [(voormalig) advocaat verweerders] in het overleg op 2 december 2016 met mr. [(voormalig) advocaat verzoeksters] 'dat in grote lijnen wordt ingestemd met de aandelentransactie';
- Wat hebben verweerders bedoeld met hun mededeling in de e-mail van 2 december 2016 dat bevestigd wordt
- Wat is de strekking van de zinsnede in het concept intentieovereenkomst dat:
- Wat hebben partijen afgeleid uit elkaars gedragingen rondom de intentieovereenkomst, onder meer in de periode tussen 15 november 2016 en 3 december 2016.
- de heer [(voormalig) advocaat verzoeksters] , (voormalig) advocaat verzoeksters;
- de heer [(voormalig) advocaat verweerders] , (voormalig) advocaat verweerders;
- [verweerder 4] en
- [verweerder 2] .
“Het aanbod om deze Intentieverklaring te ondertekenen geldt tot en met 2 december 2016 te 12.00 úúr”– dat geen intentieovereenkomst tot stand is gekomen. In het kader van de beoordeling van het huidige verzoek kan dit niet beoordeeld worden en kan daarop niet vooruit worden gelopen.