6.13.Het hof overweegt nu als volgt.
Met de rapporten van [persoon A] en [persoon B] heeft [geïntimeerde] in beginsel in voldoende mate onderbouwd wat haar schade als gevolg van het handelen van [appellant] is geweest. De schade als gevolg van frauduleuze correcties wordt berekend op € 8.821,63. De gemaakte onderzoekskosten worden vastgesteld op € 2.697,=. Tezamen is dat een bedrag van € 11.518,63. Daarbij is de door de kantonrechter afgewezen post wegens het ontvreemden van rookwaren dus niet meegenomen.
6.14.1.In de toelichting op grief 1 voert [appellant] allereerst aan dat hij door [persoon A] en [geïntimeerde] onder druk is gezet om een verklaring en schuldbekentenis op te stellen. Daarmee is echter de deugdelijkheid van het rapport van [persoon B] niet betwist.
6.14.2.Vervolgens voert [appellant] aan dat het rapport van [persoon B] rammelt, omdat bij de berekening van de schade geen rekening zou zijn gehouden met legale, terecht uitgevoerde, correcties en VOIDs. Hiermee is echter niet gesteld, laat staan aangetoond, dat de schadeuitkering die [geïntimeerde] heeft ontvangen tenminste € 1.000,= hoger is geweest dan de daadwerkelijk geleden schade. Welke VOIDs of correcties ten onrechte zouden zijn meegenomen en wat daarvan dan het gevolg voor de omvang van de schade zou moeten zijn, wordt door [appellant] niet aangevoerd, hoewel de schadeberekening precies vermeldt op welke datum en met betrekking tot welk(e) product(groep) frauduleus zou zijn gehandeld. Het hof kan erkennen dat het voor [appellant] moeilijk zal zijn om dat vanuit zijn geheugen op te diepen, maar gelet op het frauduleus karakter van zijn handelen is dat een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt. Omdat een en ander heimelijk gebeurde, kon en kan [geïntimeerde] niet beoordelen of tot de bij de schadeberekening meegenomen voorvallen handelingen behoren die wel terecht zijn uitgevoerd. Overigens lijkt uit het rapport van [persoon A] , zoals aangehaald onder 6.8), te volgen dat [geïntimeerde] in geval van twijfel over de rechtmatigheid een correctie of VOID buiten beschouwing heeft gelaten.
6.14.3.[appellant] voert verder aan dat op meerdere dagen tijdens het dienstverband op de kassa van [appellant] prijzen werden gecontroleerd, waarbij werd gecontroleerd of de prijs op het prijskaartje overeenkwam met de prijs in het kassasysteem. Op die dagen werden dan volgens [appellant] veel producten uit de winkel gescand om de prijzen op het prijskaartje en op de kassa met elkaar te vergelijken. Hiermee is echter niet gesteld dat deze praktijk ook heeft plaatsgevonden op dagen waarop [appellant] daadwerkelijk in het tankstation in dienst was of op één van de dagen die staan vermeld op het schadeoverzicht. Nu niet wordt gesteld op welke dagen deze controles hebben plaatsgevonden, kan niet worden beoordeeld welke VOIDs of correcties mogelijk door dit verweer worden getroffen.
6.14.4.[appellant] voert aan dat de juistheid van het rapport van [persoon A] niet valt te controleren, omdat er slechts shiftrapporten van zes dagen als bijlage bij zijn gevoegd en het als bijlage 14 bijgevoegde Excelbestand ook niet valt te controleren. Het hof stelt echter vast dat in de schadeberekening een overzicht van data en producten staat vermeld en het voor [appellant] eenvoudig valt vast te stellen of hij op de genoemde data daadwerkelijk in dienst is geweest of niet. Dat laatste is door [appellant] niet gesteld. Voor wat betreft het al dan niet terecht plaatsen van een handeling op deze lijst geldt hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen in r.o. 6.14.2.
6.14.5.De door [appellant] genoemde onverklaarde posten (memorie van grieven, randnummers 24 en 25) geven het hof geen aanleiding om aan het uiteindelijk resultaat van de schadeberekening te twijfelen. Dat een ‘correctie’ mogelijk ten onrechte als een ‘VOID’ is aangemerkt doet niet af aan het bedrag. Dat de schade hoger is uitgevallen door ook frauduleuze handelingen met betrekking tot carwash mee te nemen, en zo ja: tot welk bedrag, volgt niet uit de toelichting op grief 1.
6.14.6.Het door [persoon B] aangenomen schadebedrag met betrekking tot frauduleuze handelingen met rookwaar berust op een tweetal beoordelingen. Blijkens de schadespecificatie (onder meer prod. 3 bij memorie van antwoord, pagina 2 onderaan) heeft een vaststelling plaatsgevonden op basis van frauduleuze correcties rookwaar en een vaststelling op basis van een berekend margeverschil. De eerste vaststelling komt uit op een bedrag van € 6.833,05, de tweede op € 6.839,=. Bij de schadespecificatie is vervolgens het eerste bedrag opgenomen, de vaststelling op grond van frauduleuze correcties. Dat deze grondslag is aangehouden wordt nog eens bevestigd door [persoon B] in zijn e-mail van 11 juni 2020 aan [geïntimeerde] (memorie van antwoord, prod. 1). Voor de schadeberekening is dus niet uitgegaan van een berekening op basis van margeverschillen tussen omzet en voorraden.
6.14.7.[appellant] merkt op dat de kosten voor het inschakelen van een extern onderzoeksbureau en de eigen kosten van de heer [geïntimeerde] niet zijn onderbouwd. Hiermee miskent [appellant] dat een dergelijke onderbouwing pas hoeft plaats te vinden wanneer de juistheid van deze posten voldoende gemotiveerd wordt betwist. Van een dergelijke betwisting is, behoudens ten aanzien van de btw over de kosten van het onderzoeksbureau, geen sprake. In het rapport van [persoon A] worden de onderzoekskosten berekend op € 1.250,= wegens door [geïntimeerde] gemaakte kosten en € 2.511,96 inclusief btw wegens kosten voor het onderzoek van [persoon A] . [persoon B] neemt echter bij de schadebegroting een bedrag wegens onderzoekskosten mee van € 2.697,= in een schadestaat waarin bij het saldo (‘Totaal’) staat vermeld dat de schade exclusief btw is. Nu de berekening van [persoon B] ten grondslag ligt aan het gevorderde valt zonder nadere toelichting, die [appellant] onder grief 1 niet geeft, niet vast te stellen dat de berekende schade een btw-component bevat.
6.14.8.Voor zover [appellant] verwijst naar verschillen tussen de schadeberekening van [persoon A] en [persoon B] is dat niet relevant, omdat uiteindelijk bij de afwikkeling van de schade het rapport van [persoon B] als uitgangspunt heeft gegolden. Het rapport van [persoon A] wijkt daar niet ten gunste van [appellant] van af, maar komt ongeveer € 1.100,= hoger uit.